In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 15 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek van de vader om het gezamenlijk gezag over de minderjarige te beëindigen en hem te belasten met het eenhoofdig gezag. De ouders hebben een verstoorde verstandhouding, waardoor het voor hen niet mogelijk is om gezamenlijk beslissingen te nemen over de opvoeding van hun kind. De moeder is nauwelijks bereikbaar voor de vader en reageert afwijzend op verzoeken om haar verantwoordelijkheden als gezaghebbende ouder na te komen. De minderjarige is hierdoor klem geraakt tussen de ouders. De vader heeft aangegeven open te staan voor contactherstel tussen de minderjarige en de moeder, mits dit onder begeleiding van een professionele instantie gebeurt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de omstandigheden zijn gewijzigd, aangezien de minderjarige sinds september 2020 geen contact meer heeft gehad met de moeder. Dit maakt het noodzakelijk om het gezamenlijk gezag te beëindigen, omdat het in het belang van de minderjarige is. De rechtbank oordeelt dat het risico dat de moeder geheel uit het leven van de minderjarige wordt geweerd, niet aanwezig is, omdat de vader openstaat voor contactherstel. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de vader toegewezen en het gezamenlijk gezag beëindigd, waarbij de vader alleen het gezag over de minderjarige uitoefent.
De rechtbank heeft ook bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader is, maar dit verzoek is afgewezen wegens gebrek aan belang, aangezien de vader nu alleen het gezag uitoefent. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de griffier is opgedragen om een afschrift van de beschikking naar het centrale gezagsregister te sturen.