ECLI:NL:RBLIM:2021:5849

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
9301381 CV EXPL 21-3147
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning wegens ernstige overlast door huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonpunt en Budget Control 4U B.V. als bewindvoerder van een onderbewindgestelde huurder. Woonpunt vorderde ontruiming van de huurwoning van de onderbewindgestelde, omdat deze in ernstige mate tekort was geschoten in zijn verplichtingen als huurder. De huurovereenkomst was aangegaan op 4 juli 2014, maar de onderbewindgestelde had herhaaldelijk overlast veroorzaakt, waaronder geluidsoverlast, vernielingen en bedreigingen. De rechtbank oordeelde dat de overlast van zodanige aard was dat deze de veiligheid van andere huurders in het complex in gevaar bracht. Ondanks pogingen van Woonpunt om de situatie te verbeteren, bleef de onderbewindgestelde zich misdragen. De rechtbank oordeelde dat er een spoedeisend belang was bij de gevorderde ontruiming, en dat de belangen van de overige huurders zwaarder wogen dan die van de onderbewindgestelde. De rechtbank verleende Woonpunt de gevraagde voorziening en veroordeelde Budget Control 4U B.V. tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9301381 CV EXPL 21-3147
Vonnis in kort geding van de kantonrechter als voorzieningenrechter d.d. 21 juli 2021
in de zaak van:
STICHTING WOONPUNT
gevestigd en kantoorhoudend in Maastricht
eisende partij
gemachtigde: mr. M.P.H. van Wezel, advocaat in Utrecht
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BUDGET CONTROL 4U B.V. -in haar hoedanigheid van bewindvoerster over de goederen van
[onderbewindgestelde]in [plaats] - kantoorhoudend aan de Hofdwarsweg 57A-2 (6161 DE) Geleen (gemeente Sittard-Geleen)
gedaagde partij
gemachtigde: mr. C. Mohr, advocaat in Maastricht
Partijen worden hierna aangeduid als Woonpunt respectievelijk [onderbewindgestelde] / Budget Control 4U q.q.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding met producties 1 tot en met 26
  • de ter zitting d.d. 12 juli 2021 voorgedragen pleitnota van mr. Mohr
  • de schriftelijke neerslag van de mondelinge behandeling op 12 juli 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald, zodat vandaag uitspraak gedaan wordt.

2.De feiten

2.1.
Woonpunt is met ingang van 4 juli 2014 een huurovereenkomst aangegaan met [onderbewindgestelde] voor de woning aan de [adres] in [plaats] (hierna: het gehuurde). Op de huurovereenkomst zijn de ‘Algemene huurvoorwaarden huurovereenkomst zelfstandige woonruimte’ van toepassing verklaard.
2.2.
In deze bepalingen zijn onder meer de volgende passages opgenomen:
“(…) 7.3 Huurder zal het gehuurde gebruiken en onderhouden zoals het een goed huurder betaamt. (…)
7.6
Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden die zich vanwege huurder in en rondom het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden. Onder overlast wordt in ieder geval verstaan het veroorzaken van geluidshinder, stankoverlast, en vervuiling, overlast als gevolg van drugsgebruik of drugshandel, alcoholgebruik, (thuis)dieren die overlast veroorzaken en gedragingen die het gevoel van onveiligheid van omwonenden vergroten. (…)”.
2.3.
Bij beschikking van 12 mei 2015 heeft Kantonrechter Limburg (Maastricht) met ingang van de maand juni 2015 bewind ingesteld over de (huidige en toekomstige) goederen van [onderbewindgestelde] met benoeming van [naam] van Budget Control 4U B.V. tot bewindvoerder. In een beschikking d.d. 10 december 2020 is dit bewind onder wijziging van de gronden met directe ingang gecontinueerd.

3.Het geschil

3.1.
Woonpunt vordert veroordeling van Budget Control 4U q.q. - de facto [onderbewindgestelde] – langs de weg van onmiddellijke voorzieningen bij voorraad tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling van de proceskosten en (eventuele) nadere kosten van tenuitvoerlegging.
3.2.
Woonpunt legt hieraan ten grondslag dat [onderbewindgestelde] in ernstige mate tekort is geschoten in zijn verplichting om zich als goed huurder te gedragen (art. 7:213 BW, tevens neergelegd in de artikelen 7.3 en 7.6 van de algemene huurvoorwaarden) en dat de tekortkoming van voldoende gewicht is om (in een eventuele bodemprocedure) ontbinding van de overeenkomst te rechtvaardigen. Daartoe voert Woonpunt aan dat [onderbewindgestelde] al sedert de aanvang van de huurrelatie in 2014 ernstige overlast aan omwonenden veroorzaakt van diverse aard zoals: geluidsoverlast (ruzies in de relationele sfeer), vernielingen aan de woning (kort en klein slaan van de woning, gevolgd door interventie van de politie) en intimiderend, agressief en bedreigend gedrag (zwaaien met een mes in het trappenhuis van het wooncomplex waarvan het gehuurde deel uitmaakt, naast het bedreigen van andere huurders). Sedert een incident d.d. 15 juni 2021 waarbij [onderbewindgestelde] negen kogels afvuurde in de eigen woning met onder meer een radiatorlekkage en waterschade als direct gevolg, is de veiligheid van de overige huurders van het complex niet langer gewaarborgd. Woonpunt had [onderbewindgestelde] recentelijk uitgenodigd voor een gesprek op 15 april 2021, 3 mei 2021 en 1 juni 2021 om de overlast en de gevolgen daarvan met hem te bespreken. Het voorgenomen gesprek heeft geen doorgang gevonden omdat [onderbewindgestelde] aan de uitnodiging geen gevolg gaf.
3.3.
Budget Control 4U q.q. voert verweer, zij het pas ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 12 juli 2021 in de vorm van een voorgedragen pleitnota.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De eerst op de dag van de zitting namens Budget Control 4U q.q. ingebrachte akte met een handgeschreven verklaring van de inwonende partner van [onderbewindgestelde] (geen partij bij de huurovereenkomst) moet buiten beschouwing blijven, aangezien deze niet binnen de bij reglement bepaalde termijn van indiening ter griffie van deze rechtbank ontvangen is.
4.2.
Woonpunt heeft een spoedeisend belang bij de gevorderde ontruiming van het gehuurde. Dit spoedeisende belang is gelegen in de verplichting haar (andere) huurders het directe rustige woongenot te verschaffen en hen te vrijwaren van overlast en onveilige, bedreigende situaties veroorzaakt door [onderbewindgestelde] . Dit geldt temeer aangezien de voorlopige hechtenis/detentie van [onderbewindgestelde] op een speciale afdeling van een penitentiaire instelling (PPC) na 30 dagen afloopt en zijnerzijds schorsing aangevraagd zal worden (in afwachting mogelijk van een nog aan te vragen ‘zorgmachtiging’ op basis van de voorlopig ten aanzien van betrokkene gestelde diagnose van manische psychose).
4.3.
De vraag of Woonpunt in kort geding ook inhoudelijk een voldoende doorslaggevend belang heeft bij de gevraagde voorziening, dient beantwoord te worden aan de hand van een afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak. Bij deze belangenafweging staat voorop dat een als onmiddellijke voorziening te geven bevel tot ontruiming een ingrijpende maatregel is, die diep ingrijpt in het woonrecht en in de daarmee verbonden huurbescherming. Om die reden moet telkens van geval tot geval en met inachtneming van alle betrokken belangen beoordeeld worden of er voldoende (zwaarwegende) bijzondere omstandigheden zijn die de toepassing van een dergelijke - in de praktijk vaak definitieve - maatregel rechtvaardigen.
4.4.
Vooropgesteld wordt verder dat een huurder naar wet en overeenkomst geen overlast of hinder mag veroorzaken aan medebewoners en omwonenden.
4.5.
Woonpunt heeft haar stellingen ten aanzien van de door [onderbewindgestelde] veroorzaakte overlast onderbouwd met talrijke producties die frequente op schrift gestelde klachten en overlastmeldingen van omwonenden bevatten naast diverse processen-verbaal van aangifte van bedreiging en vernieling. Uit deze veelvuldige klachtmeldingen aan Woonpunt en aan het Maastrichtse politieapparaat blijkt dat er over een geruime periode en al vanaf een moment kort na aanvang van de door [onderbewindgestelde] aangegane huurrelatie in 2014 door andere huurders in en om hetzelfde complex ernstige overlast ondervonden is van uiteenlopende maar heel vaak als bedreigend ervaren gedragingen van [onderbewindgestelde] . Het gaat dan om vernielingen, luidruchtige ruzies in de relationele sfeer, kort en klein slaan van inventaris en van de gehuurde woning zelf (waarna [onderbewindgestelde] afgevoerd is door de politie), zich in bebloede toestand met een mes in de handen ophouden in de gemeenschappelijke gang van het wooncomplex, meermaals bedreigen van een buurman en afvuren van negen kogels in de eigen woning met alle schade en onrust van dien. Bij een aantal van deze gebeurtenissen verkeerde [onderbewindgestelde] onder duidelijke invloed van alcohol en drugs. De waarnemingen van omwonenden zoals omschreven in de overlastmeldingen/klachten komen in hoge mate met elkaar overeen en schetsen tezamen een duidelijk beeld van telkens terugkerend wangedrag dat serieus storend en zelfs beangstigend is voor de andere huurders in het complex. [onderbewindgestelde] heeft in het geheel niet bestreden
datal die door Woonpunt aangevoerde aan hem toegeschreven gedragingen plaatsgevonden hebben. Het door zijn gemachtigde gevoerde verweer behelst slechts dat vraagtekens gezet moeten worden bij de strafbaarheid van de gedragingen en/of de verwijtbaarheid wegens regelmatig terugkerende psychoses. Er bestaat aldus vooralsnog geen aanleiding om de juistheid van de door Woonpunt gestelde inhoud, omvang en ernst van de geuite overlastklachten van omwonenden (en van Woonpunt zelf als de vertolker daarvan) in twijfel te trekken. Het voorgaande brengt met zich dat [onderbewindgestelde] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de uit art. 7:213 BW en de artikelen 7.3 en 7.6 van de Algemene Huurvoorwaarden voortvloeiende huurdersverplichtingen.
4.6.
[onderbewindgestelde] laat aanvoeren dat hij kampt met psychische problemen en dat hij de voorlopige diagnose gekregen heeft dat hij manisch (dus in terugkerende mate) psychotisch is/wordt. De overlast veroorzakende gebeurtenissen, met name het recente schietincident, zijn volgens hem inherent aan zijn ziektebeeld. Hij gaat er dan wel aan voorbij dat het loutere bezit van een vuurwapen (zonder vergunning) strafbaar is en bij de namens hem beschreven ziektegeschiedenis als hoogst onverantwoord gekwalificeerd moet worden. Een bevel tot ontruiming zou volgens de bewindvoerster en de gemachtigde van [onderbewindgestelde] een negatief effect hebben op zijn persoonlijke situatie en herstel. Geheel los van de vraag of [onderbewindgestelde] met die wetenschap zelf (al dan niet met steun van zijn partner of familie) niet de verantwoordelijkheid op zich had moeten nemen om te zorgen voor adequate opvang van dit probleem en voor toepassing van de juiste medicatie onder strikte onthouding van middelen als drugs en alcohol, overtuigt een dergelijk verweer allerminst. Doorslaggevende overweging in dit kort geding is immers dat Woonpunt ook de belangen van haar overige huurders heeft te beschermen en voor hen een rustig woongenot dient te waarborgen zonder de risico’s die medebewoner [onderbewindgestelde] keer op keer veroorzaakt. Vergaand aannemelijk is dat een groot aantal huurders in het wooncomplex frequent en in ernstige mate overlast ondervindt van de gedragingen van [onderbewindgestelde] . Sinds 2014, dat wil zeggen al zeven jaar, wonen vele huurders in het complex onder de dreiging van steeds weer nieuwe ernstige incidenten waardoor een permanent gevoel van onveiligheid en angst voor toekomstige gebeurtenissen hun leven beheerst.
4.7.
Woonpunt heeft talrijke pogingen gedaan om de situatie te verbeteren en zelfs geruime tijd gezorgd voor speciale begeleiding van deze huurder, van wie ook uit zijn voorgeschiedenis bij een andere sociale verhuurder bekend was dat hij voor overlast zorgde. [onderbewindgestelde] is door Woonpunt bij herhaling uitgenodigd voor overleg zonder dat hij daarvoor ontvankelijk bleek te zijn (hij ging er gewoon aan voorbij, zegde het gesprek af en bleef zijn eigen gang gaan). Ook blijkt uit de overgelegde processen-verbaal dat medewerkers van Woonpunt ter plekke aanwezig waren in de gevallen dat zich ernstige incidenten voorgedaan hadden (met ingrijpen van politie) en dat zij (en dus niet de inwonende partner van [onderbewindgestelde] ) de op dat moment benodigde hulp ingeschakeld hebben. Woonpunt had bij de gunning van de huurwoning aan [onderbewindgestelde] met nadruk laten weten dat hem daarmee een tweede kans geboden werd, nadat hij in een woning elders in 2008 betrokken geweest was bij een schietincident. [onderbewindgestelde] heeft naar dezerzijds inzicht opzichtig en herhaaldelijk laten blijken deze kans niet te hebben kunnen of willen grijpen. Van Woonpunt kan daarom niet worden verwacht dat zij [onderbewindgestelde] nogmaals een kans geeft. Dat al jarenlang incidenten van ernstige aard plaatsvinden waarbij rustig woongenot aan de doorsnee huurder van het complex aan de Statensingel niet meer gegarandeerd kan worden, zeker na het recente incident met een vuurwapen, moet in dit kort geding de doorslag geven. De veiligheid en de woonzekerheid van de overige huurders komen anders serieus in het gedrang. Dat [onderbewindgestelde] naar aanleiding van dit schietincident tijdelijk gedetineerd is en recentelijk alsnog een keuze lijkt te hebben gemaakt voor psychiatrische zorg en medicatie, biedt onvoldoende houvast om te concluderen dat de belangen van Woonpunt en haar huurders voor het woonbelang van [onderbewindgestelde] zouden moeten wijken. Zijn gedrag over een reeks van jaren levert naar voorlopige opvatting een ook voor de bodemrechter onherstelbare tekortkoming op die een bevel tot ontruiming rechtvaardigt. Indien en voor zover [onderbewindgestelde] met een beroep op zijn geestelijke gesteldheid blijft betogen dat de tekortkoming (de overlast) in het geheel niet toerekenbaar is, zal - naar alle waarschijnlijkheid - ook de bodemrechter dit niet als een beletsel aanmerken om toch de feitelijke tekortkoming in de nakoming van verplichtingen als goed huurder voldoende te achten voor ontbinding van de huurovereenkomst.
4.8.
Op basis van hetgeen hiervoor overwogen is, zal als onmiddellijke voorziening een bevel tot ontruiming afgegeven worden met een in acht te nemen termijn van twee weken na betekening van dit vonnis.
4.9.
Budget Control 4U q.q. wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Woonpunt worden tot de uitspraak van dit vonnis begroot op:
- exploot van dagvaarding € 121,39
- griffierecht € 126,00
- salaris gemachtigde €
747,00
Totaal € 994,39.
4.10.
De door Woonpunt gevorderde vergoeding van eventuele nadere kosten van tenuitvoerlegging zal op de hierna in het dictum weergegeven wijze toegewezen worden.

5.De beslissing

De kantonrechter treft als voorzieningenrechter de volgende onmiddellijke voorzieningen:
5.1.
Budget Control 4U q.q. wordt veroordeeld om te bewerkstelligen dat [onderbewindgestelde] de woonruimte aan de [adres] in [plaats] binnen twee weken na betekening van dit vonnis met al hetgeen dat / al degenen die zich daar zijnerzijds bevindt / bevinden zal verlaten, ontruimen, ontruimd houden en onder afgifte van alle sleutels ter vrije beschikking van Woonpunt stellen;
5.2.
Budget Control 4U q.q. wordt verder veroordeeld tot betaling van de aan de zijde van Woonpunt tot dusver op in totaal € 994,39 bepaalde proceskosten;
5.3.
Budget Control 4U q.q. wordt tot slot - onder de voorwaarde dat niet binnen twee weken na aanschrijving van de zijde van Woonpunt volledig aan de veroordelingen voldaan wordt of zal zijn - veroordeeld tot vergoeding van de na dit vonnis ontstane kosten van tenuitvoerlegging, die begroot worden op:
  • € 124,- aan salaris gemachtigde (half procespunt op basis van toepasselijke staffel)
  • te vermeerderen, indien vervolgens betekening van dit vonnis plaatsvindt, met de kosten van het betekeningsexploot;
5.4.
dit vonnis wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad;
5.5.
het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal en is in het openbaar uitgesproken.
type: LS