3.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De rechtbank acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen. Hierna zal zij bij de feiten de bewijsmiddelen weergeven en waar nodig nog kort ingaan op het gevoerde bewijsverweer.
Zaak met parketnummer 03.111533.20
De bewijsmiddelen voor feit 1 en feit 2
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 5 april 2020 twee keer gebeld is door de verdachte. [slachtoffer 1] bevond zich toen in zijn woning in Meerssen . In het eerste gesprek, om 10.41 uur, heeft de verdachte volgens [slachtoffer 1] de volgende uitspraken gedaan, die gericht waren tegen de partner van aangever, [slachtoffer 2] :
- Ik schiet een heel magazijn leeg, ik heb er schijt aan dat er kinderen in huis zijn. Dit is geen bedreiging, ik doe dit echt.
- Ik ruim er gewoon eentje op.
Later op die dag, om 12.43 uur, volgde een tweede gesprek, waarin de verdachte volgens [slachtoffer 1] tegen [slachtoffer 1] heeft gezegd:
- Als ik jou in huis tref, jou maak ik ook kapot, jij gaat er ook aan.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben geluidsopnamen van de gesprekken aan de politie verstrekt. De politie heeft deze opnamen beluisterd en vervolgens processen-verbaal opgemaakt met een samenvatting van de gesprekken. Op de opname van 10.41 uur is volgens de verbalisant te horen dat de verdachte tegen [slachtoffer 1] zegt:
- [slachtoffer 2] moet regelen dat [slachtoffer 3] met mij gaat bellen anders sta ik bij [slachtoffer 2] voor de deur en dan schiet ik het hele magazijn leeg.
- Als het zo doorgaat, dan ruim ik nog liever iemand op.
De door de verdachte genoemde [slachtoffer 3] is de zus van [slachtoffer 2] met wie de verdachte een relatie had, die verbroken was, wat verderop in dit vonnis nog aan de orde komt.
Op de opname van 12.43 uur is volgens de verbalisant te horen:
- Als ik jou ervoor krijg, ga jij er ook aan.
- Als ik jou tref bij [slachtoffer 2] in huis, maak ik ook jou kapot.
De woorden zoals hiervoor vermeld zijn duidelijk bedreigend van aard en ook zo opgevat door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , die dan ook aangifte van bedreiging hebben gedaan.
De verdachte ontkent de bedreigingen en de raadsvrouw heeft aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is dat het de verdachte is die al deze woorden heeft geuit. De rechtbank verwerpt dit verweer. De twee verklaringen van aangevers dat het de verdachte was die hen bedreigde in de twee gesprekken, leveren al voldoende wettig bewijs op. Bovendien worden die verklaringen bevestigd door de geluidsfragmenten en de processen-verbaal van de politie, omdat ook een verbalisant de stem van de verdachte herkende in het gesprek van 12.43 uur.De rechtbank wijst er verder op dat de verdachte bij zijn verhoor erkend heeft dat hij het gesprek van 12.43 uur heeft gevoerd, wanneer de verhoorders hem een geluidsfragment laten horen.Er is dan ook geen reden aan te nemen dat er een andere [verdachte] aan het woord was in het gesprek van 10.41 uur. Voor zover voornoemde uitlatingen alleen door aangevers zijn vermeld, zijn die wat de rechtbank betreft ook bewijsbaar, nu de weergave door politie zich heeft beperkt tot een samenvatting en tot de bedreigingen die zij het relevantst vond.
Door de raadsvrouw is namens de verdachte nog betoogd dat de stemherkenningen door [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en de verbalisant geen bewijs opleveren, omdat die herkenningen niet door een expert zijn gedaan. De rechtbank is van oordeel dat er door de verdediging onvoldoende onderbouwing is gegeven om de herkenningen in twijfel te trekken. De rechtbank ziet ook geen aanleiding alsnog een onderzoek door een deskundige te gelasten naar de geluidsopnamen (waar de verdediging ook niet om heeft gevraagd). De rechtbank acht de feiten 1 en 2 daarom wettig en overtuigend bewezen.
De bewijsmiddelen voor feit 3
De verdachte heeft een relatie gehad met [slachtoffer 3] . Aan die relatie kwam een einde en de verdachte heeft ter terechtzitting -kort samengevat- verklaard dat hij daar moeite mee had en contact met haar bleef zoeken. [slachtoffer 3] heeft op 7 april 2020 aangifte van stalking gedaan tegen de verdachte. Waar de verdachte veronderstelt dat zij niet afkerig was van contact met hem, heeft zij het tegenovergestelde verklaard.
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat de relatie met de verdachte tot februari 2020 heeft geduurd en dat sindsdien alle ellende is begonnen. Volgens aangeefster begon de verdachte haar steeds vaker te bellen en via allerlei manieren berichten te sturen. De berichten waren dreigend en de verdachte eiste dat zij met hem zou praten, terwijl zij daar geen behoefte aan had. De verdachte drong zich aan haar op en betrok daarin ook haar familie.
De weken voor de aangifte probeerde hij haar op diverse manieren te spreken, ook via haar zus [slachtoffer 2] . De berichten werden steeds dreigender. Het blokkeren van de nummers van de verdachte hielp niet; de verdachte bleef haar bellen of berichten sturen en dan met andere nummers. Aangeefster verklaarde ook dat de verdachte zich niets aantrok van een stopgesprek dat de politie met hem gevoerd had. Aangeefster voelde zich heel beperkt in haar bewegingsvrijheid.
De verdachte heeft niet betwist dat hij gebruik maakte van twee telefoonnummers, [nummer 1] en [nummer 2] , en van het e-mailaccount [e-mailadres] . Ook heeft hij niet betwist dat hij met die nummers en per e-mail contact met haar zocht.De vraag is dan of dit contact zoeken een opzettelijke inbreuk maakte op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 3] en bovendien zo stelselmatig was dat er sprake is geweest van belaging.
De politie heeft de telefoon van aangeefster onderzocht. In de periode van 1 februari 2020 tot en met 5 april 2020 is te zien dat er veelvuldig telefonisch contact is geweest tussen de verdachte en aangeefster.
Zo is er vanaf telefoonnummer [nummer 1] 33 keer met aangeefster contact gezocht en zijn er 34 sms-jes verstuurd naar haar. Vanaf telefoonnummer [nummer 2] is 204 keer naar aangeefster gebeld. Ook zijn er vele contacten via WhatsApp.
Op 12 maart 2020 start een e-mailwisseling met ongeveer 63 berichten, die doorloopt door tot en met 23 maart 2020. In die berichten schrijft de verdachte niet alleen bij herhaling dat hij [slachtoffer 3] mist, maar ook dat als hij zonder haar moet leven, hij er een einde aan maakt en dat zij dan samen naar god gaan (22 maart 2020). Als zij niet met hem wil praten, dan ziet zij haar kinderen niet meer (16 maart 2020). Ook op andere dagen stuurde de verdachte e-mails, bijvoorbeeld op 18 maart 2020.
Verder is er een MMS bericht van 17 maart 2020 waarin de verdachte schrijft dat hij het er niet bij laat zitten en dat als hij [slachtoffer 3] gaat verliezen, zij haar zus gaat verliezen en zij haar kind kwijt raakt. Als zij niet met hem gaat praten, komt er een groot probleem, aldus de verdachte.
De telefoon van de verdachte is ook onderzocht. In de periode van 21 januari 2020 tot en met 5 april 2020 is volgens de opgevraagde historische gegevens 1829 keer gebeld naar [slachtoffer 3] met het nummer [nummer 3] . In het extractierapport zitten ook teksten van berichten, bijvoorbeeld het bericht van 28 maart 2020, waarin de verdachte aangeeft dat hij met haar wil praten en net zo lang bij het COA (waar [slachtoffer 3] verbleef) zou blijven wachten tot zij met hem zou praten, waarbij hij ervoor zou zorgen dat het personeel van het COA hem niet zou herkennen.
Met het nummer [nummer 2] is in de periode van 4 januari 2020 tot en met 8 april 2020 506 keer gebeld naar [slachtoffer 2] .
In de telefoon van de verdachte met het nummer [nummer 3] is verder een sms te vinden waarin wordt aangegeven door de verdachte dat zijn WhatsAppnummer [nummer 4] is.Het dossier bevat ook een proces-verbaal met bijlagen waarin beschreven wordt dat de verdachte met dit nummer en het eerder genoemde [nummer 2] de partner van de zus van [slachtoffer 3] benaderde. Daaruit kan geconcludeerd worden dat de verdachte geen gehoor vond bij [slachtoffer 3] en contact via haar zus en probeerde te forceren. Zo laat de verdachte weten dat hij met [slachtoffer 3] wil praten en het er niet bij laat zitten. Ook stuurde hij een afbeelding van een doodskist met de tekst “voor [slachtoffer 3] ”. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben schermafdrukken naar de politie gestuurd op 13 en 19 maart 2020 en 4 april 2020.
Uit het voorgaande bewijsmateriaal volgt conform de verklaring van aangeefster dat veelvuldig met haar contact is gezocht door de verdachte, direct, maar ook indirect via [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , wanneer het direct contact zoeken door de verdachte kennelijk niet het gewenste resultaat had. Van een deel van de toenaderingen door de verdachte kan meteen worden gezegd dat die ongewenst moeten zijn geweest, omdat zij bedreigend en dwingend van aard zijn: zij zijn erop gericht aangeefster te dwingen contact met de verdachte te onderhouden en erop gericht haar vrees aan te jagen. Aangeefster is daarmee door de verdachte wederrechtelijk opzettelijk in haar persoonlijke levenssfeer aangetast. Ook het grote aantal pogingen gedurende een langere periode om contact te krijgen heeft inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer en alles tezamen moet als stelselmatig worden aangemerkt.
Daarbij is ook van belang dat er drie stopgesprekken door de politie met de verdachte zijn gevoerd, op 15, 17 en 20 maart 2020.Als daarvoor voor de verdachte niet al helder was dat hij ongewenst bezig was, dan moet dat in elk geval daarna duidelijk zijn geweest. Dat blijkt ook uit het gegeven dat de verdachte zich op 19 maart en 4 april richtte tot [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en het dus over een andere boeg gooide, omdat [slachtoffer 3] niet reageerde, waarmee zij hem dus ook los van de stopgesprekken had laten merken dat zij geen contact wilde. Het indirect contact zoeken draagt ook bij aan de aantasting van de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 3] , nu zij en haar zus regelmatig contact hadden, gelet op de zorg die [slachtoffer 2] droeg voor een van de kinderen van [slachtoffer 3] .
Aan het wederrechtelijke karakter van het handelen van de verdachte kan niet afdoen dat uit het dossier blijkt dat aangeefster ook wel contact met hem opnam. De verdachte heeft aangevoerd dat hij om die reden niet kon weten dat zijn handelen ongewenst was. Het aantal keren dat zich dat heeft voorgedaan staat echter niet in verhouding tot het aantal keren dat de verdachte contact zocht. Ook gaat de verdachte er dan aan voorbij dat veel van zijn berichten vervelend, bedreigend en dwingend van aard zijn. Niet te zien is dat zij daarop reageerde, dus ook daaruit had de verdachte kunnen afleiden dat zijn veelvuldig zoeken van contact ongewenst was.
De rechtbank acht feit 3 dan ook wettig en overtuigend bewezen zoals ten laste gelegd.
Zaak met parketnummer 03.250538.20
[slachtoffer 2] heeft 27 augustus 2020 opnieuw aangifte gedaan. Op 22 augustus 2020 kreeg zij namelijk een appje van een onbekend telefoonnummer. Het was een seksueel getint bericht, waarop [slachtoffer 2] verontwaardigd heeft gereageerd Ook werd zij op dat tijdstip door een onbekend telefoonnummer gebeld. Vervolgens kreeg zij een appje van dit telefoonnummer met de mededeling dat de afzender haar erotische advertentie had gezien, waarbij de afzender een screenshot toestuurde van een advertentie op [naam site 1] .
Aangeefster zag dat bij deze erotische advertentie een foto van haar zus [slachtoffer 3] was geplaatst, maar dat haar eigen telefoonnummer, [nummer 5] , als contact was vermeld.
De tekst van de advertentie was als volgt:
"Ik een leuke afrikaanse dame zoek nette mannen voor lekkere geile sex ik heb een strak nat geil kutje ben altijd geil ja mannen bel mij snel ik wacht op jullie groet [slachtoffer 3] "
Aangeefster had geen toestemming gegeven voor het gebruik van haar telefoonnummer bij de advertentie.
Aangeefster kreeg vervolgens meer reacties van 41 mannen, die een seksafspraak wilden maken. Ook werd zij vanaf 22 augustus 2020 tot 27 augustus 2020 door 64 onbekende telefoonnummers gebeld. Zij heeft nergens op gereageerd, alle telefoonnummers geblokt en contact opgenomen met [naam site 1] . die de advertentie heeft verwijderd. Aangeefster gaf aan dat zij vermoedde dat de verdachte de advertentie had geplaatst.
De man die haar bij de eerste advertentie had benaderd berichtte haar dat hij op nog twee websites erotische advertenties had aangetroffen met haar telefoonnummer. Dit waren de sites [naam site 2] en [naam site 3] . De teksten van deze advertenties waren bijna gelijk aan de advertentie bij [naam site 1] en ook waren dezelfde foto's van haar zus gebruikt en hetzelfde telefoonnummer van [slachtoffer 2] .
Via de site [naam site 3] werd zij door 30 verschillende mannen gebeld en kreeg zij van 47 mannen berichten, 2 sms-jes en 45 appjes. Van de site [naam site 2] werd zij door 41 mannen gebeld en kreeg zij van 65 mannen berichten. Aangeefster verstrekte de politie tevens screenshots van berichten die zij gekregen had en van advertenties. Op 30 september 2020 ontving zij nog altijd reacties op de advertenties.
De politie heeft vervolgens bij [naam site 1] gegevens gevorderd. Door [naam site 1] werden ook andere advertenties verstrekt die door dezelfde persoon waren geplaatst. In deze advertenties stelde degene die de advertenties heeft geplaatst zich voor als [verdachte] . Daarbij werden in deze advertenties twee telefoonnummers gebruikt, [nummer 4] en [nummer 2] . Dit zijn telefoonnummers die, zoals bij de feiten met parketnummer 03.111533.20 al uit het bewijs volgt, in gebruik waren bij de verdachte. Ook op 27 september 2020 heeft de politie nog contact met de verdachte via het nummer [nummer 4] gehad.
Ook bleek uit de opgevraagde historische gegevens dat er in totaal drie erotische advertenties waren geplaatst op speurders. nl, waarbij de foto's van [slachtoffer 3] en het telefoonnummer van aangeefster [slachtoffer 2] waren vermeld en die een vergelijkbare tekst bevatten.
De gegevens van de advertenties bij [naam site 2] en [naam site 3] zijn ondanks de vordering daartoe niet verstrekt, maar zij bevatten exact dezelfde woorden en foto’s als de advertenties die op [naam site 1] waren geplaatst.
Uit deze bewijsmiddelen volgt voor de rechtbank dat de verdachte degene is geweest die voornoemde seksadvertenties heeft geplaatst. De gevorderde gegevens bij [naam site 1] wijzen rechtstreeks naar hem en gelet op de inhoud van de advertenties van de andere sites, die exact dezelfde teksten en foto’s bevatten, moeten ook die door de verdachte zijn geplaatst.
Deze advertenties maakten op zichzelf al een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Door de raadsvrouw is aangevoerd dat het beperkte aantal advertenties geen stelselmatige inbreuk opleveren en dat er daarom geen sprake van belaging is. Dit verweer gaat er echter aan voorbij dat de verdachte geen andere bedoeling kan hebben gehad dan een golf van berichten en telefoontjes in gang te zetten richting [slachtoffer 2] van op seks beluste mannen. Dat is ook wat is gebeurd en die golf van reacties heeft een ernstige, stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer gedurende ruim een maand opgeleverd. Het kan niet anders zijn dan dat de verdachte dit gevolg van het plaatsen van de advertenties opzettelijk heeft veroorzaakt met het oogmerk [slachtoffer 2] al die vervelende aandacht te laten dulden en haar vrees aan te jagen. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan belaging. De rechtbank zal ook dit feit bewezen verklaren.