ECLI:NL:RBLIM:2021:582

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
03/096683-19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf voor ontucht met minderjarige

Op 26 januari 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 27-jarige man, die meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een minderjarig meisje van 14 jaar. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 89 dagen voorwaardelijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, wat invloed heeft gehad op de strafmaat. De zaak kwam aan het licht na aangifte van het slachtoffer, die verklaarde dat zij in 2018 in contact kwam met de verdachte en dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, waaronder vaginale en anale seks. De rechtbank oordeelde dat de seksuele handelingen strafbaar zijn, ondanks de verdediging van de verdachte dat er sprake was van vrijwilligheid en een gelijkwaardige relatie. De rechtbank benadrukte dat de bescherming van de seksuele integriteit van minderjarigen voorop staat. De verdachte heeft geen strafblad en de rechtbank heeft rekening gehouden met zijn psychische toestand, wat leidde tot een deels voorwaardelijke straf. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/096683-19
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 januari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
wonende te [Adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R. Engwegen, advocaat kantoorhoudende te Echt.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 januari 2021. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte meerdere keren ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die op dat moment de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. De ontucht omvatte volgens de verdenking ook seksueel binnendringen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit bewezen op grond van de verklaring van [slachtoffer] en de verklaring van de verdachte. De seksuele handelingen die tussen de verdachte en het slachtoffer hebben plaatsgevonden, zijn strafbaar, ook al stemde [slachtoffer] ermee in. Naar strafrechtelijke maatstaven is er dus sprake van ontucht. Het leeftijdsverschil tussen beiden was namelijk niet gering en uit de verklaring van [slachtoffer] blijkt dat geen sprake was van een relatie op gelijk niveau.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat de seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden tussen de verdachte en [slachtoffer] , een ontuchtig karakter droegen. Er was immers sprake van vrijwillig seksueel contact en de verdachte en het slachtoffer waren, mede gelet op de sociaal-emotionele ontwikkeling van de verdachte, gelijkwaardige partners. Dit betekent dat de verdachte vrijgesproken moet worden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , heeft aangifte gedaan tegen de verdachte. Zij heeft verklaard dat zij begin 2018 in contact kwam met de verdachte, welk contact uiteindelijk tot een relatie met de verdachte heeft geleid. [2] Tijdens de tweede afspraak die [slachtoffer] met de verdachte had, heeft er voor het eerst seksueel contact plaatsgevonden. De verdachte heeft haar toen onder haar beha haar borsten betast en in haar borsten geknepen, hij heeft haar gevingerd en zij heeft de verdachte gepijpt. [3] [slachtoffer] heeft later één keer vaginale seks met de verdachte gehad. Zij heeft verklaard dat het niet lukte om de penis van de verdachte in haar vagina te brengen en dat de verdachte toen zijn armen om haar heen deed en zijn penis in haar duwde. [4] [slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachte één keer heeft geprobeerd om zijn penis in haar anus te duwen, maar dat dit niet goed lukte. [5] Zij heeft verklaard dat er geen seksueel contact meer is geweest nadat zij jarig was op [Datum] . In totaal heeft zij de verdachte zo’n 10 keer gepijpt, heeft er één keer vaginale seks (penetratie) plaatsgevonden en één keer anale seks. [6]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij een relatie heeft gehad met [slachtoffer] en dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen hem en [slachtoffer] . De verdachte kan zich herinneren dat hij [slachtoffer] één keer heeft gevingerd en dat zij hem meerdere keren heeft gepijpt. Verder heeft er één keer vaginale seks en één keer anale seks plaatsgevonden. Het seksuele contact heeft plaatsgevonden vóórdat [slachtoffer] 15 jaar oud werd, dus vóór [Datum] , en ook nog één keer na de verjaardag van [slachtoffer] , in juli of augustus 2018. [7]
Op grond van de verklaring van de verdachte en de verklaring van [slachtoffer] acht de rechtbank bewezen dat de in de tenlastelegging opgesomde seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. De rechtbank gaat uit van de pleegperiode die in de tenlastelegging is opgenomen, omdat uit de verklaringen blijkt dat de handelingen in ieder geval binnen die periode hebben plaatsgevonden. Vervolgens ligt de vraag voor of deze handelingen kunnen worden gekwalificeerd als ontuchtige handelingen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Artikel 245 Sr stelt het verrichten van seksuele handelingen met minderjarigen tussen twaalf en zestien jaar oud, strafbaar. Dit artikel strekt tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden zelf niet of onvoldoende in staat te zijn die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Volgens vaste jurisprudentie kan onder omstandigheden aan seksuele handelingen met een minderjarige tussen de twaalf en zestien jaar het ontuchtig karakter ontbreken. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen en er sprake is van een affectieve relatie. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever bij de totstandkoming van artikel 245 Sr in dit opzicht als maatstaf voor ogen heeft gestaan of de desbetreffende seksuele handeling algemeen als sociaal-ethisch is aanvaard.
In de onderhavige zaak heeft een affectieve relatie bestaan tussen de verdachte en het slachtoffer. Het slachtoffer was ten tijde van het seksueel contact 14 jaar oud, terwijl de verdachte 27 jaar oud was. Het leeftijdsverschil tussen beiden was dus 13 jaar. Reeds het grote leeftijdsverschil tussen verdachte en slachtoffer brengt de rechtbank tot het oordeel dat het seksuele contact tussen beiden niet als sociaal-ethisch aanvaardbaar kan worden beschouwd. Dat de verdachte in sociaal-emotioneel opzicht op een veel lager niveau functioneert dan zijn werkelijke leeftijd, namelijk op de leeftijd van een 11 à 12-jarige, en dat de verdachte en het slachtoffer een ‘relatie’ hadden, maakt dit niet anders. Het gegeven dat [slachtoffer] met het seksuele contact zou hebben ingestemd, zoals door de verdediging is betoogd, doet hieraan eveneens niet af. Zoals hiervoor overwogen heeft de strafbaarstelling van artikel 245 Sr immers tot doel om de seksuele integriteit van jeugdigen te beschermen. De bescherming van [slachtoffer] staat derhalve voorop.
De rechtbank concludeert dan ook dat er sprake is van ontuchtige, en dus strafbare, handelingen tussen de verdachte en [slachtoffer] , wat leidt tot de volgende bewezenverklaring.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
in de periode van 1 januari 2018 tot en met 1 september 2018 te Echt, gemeente Echt-Susteren, meermalen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal,
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en
- zijn penis in de anus van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en
- de borsten van die [slachtoffer] betast en in de borsten van die [slachtoffer] geknepen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen (andere) feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren en de bijzondere voorwaarden die de door de reclassering zijn geadviseerd. Daarnaast dient aan de verdachte een contactverbod met [slachtoffer] opgelegd te worden. De officier van justitie heeft aansluiting gezocht bij categorie drie van de Richtlijn voor strafvordering seksueel misbruik minderjarigen van het Openbaar Ministerie. Verder heeft de officier van justitie bij het bepalen van de strafeis laten meewegen dat het feit grote psychische gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer en dat het seksuele contact gedurende langere tijd, meerdere keren heeft plaatsgevonden. Anderzijds heeft de officier van justitie meegewogen dat de verdachte een blanco strafblad heeft en verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht. De officier van justitie volgt het advies van de psychiater en de reclassering om de verdachte een behandeling te laten ondergaan en eist daarom een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de officier van justitie bij de strafeis ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Verder moet bij de strafbepaling ten voordele van de verdachte meewegen dat de verdachte en het slachtoffer een relatie met elkaar hadden, dat het seksueel contact vrijwillig plaatsvond, dat het slachtoffer verklaard heeft dat zij zich prettig voelde bij de verdachte en dat de verdachte haar geen kwaad wilde doen. Dat het seksueel contact maar een korte periode plaatsvond en dat het recidiverisico laag wordt geschat, moet ook tot uitdrukking komen in de strafmaat. Aan de verdachte dient een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden en een taakstraf opgelegd te worden. De verdediging ziet geen toegevoegde waarde in een contactverbod met [slachtoffer] .
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft als 27-jarige man gedurende een periode van enkele maanden seksuele handelingen verricht met een 14-jarig meisje. Door zijn handelen heeft de verdachte de lichamelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer ernstig geschonden. Dat deze handelingen niet of niet geheel tegen de wil van het slachtoffer hebben plaatsgevonden, maakt de verdachte niet minder strafbaar. De wetgever heeft er juist voor gekozen dit soort feiten strafbaar te stellen, omdat jongeren zich in een kwetsbare ontwikkelingsfase bevinden en zij vaak onvoldoende in staat zijn om zelf hun seksuele integriteit te bewaken en/of zelfstandig de (emotionele) gevolgen van seksueel contact in te schatten. Dat de verdachte onvoldoende in staat was om de ontwikkelingsfase van het slachtoffer in te schatten, waarover hierna meer, en het feit dat er tussen de verdachte en het slachtoffer een affectieve relatie bestond, weegt de rechtbank wel ten voordele van de verdachte mee bij het bepalen van de straf. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat de verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Op respectievelijk 23 en 31 juli 2020 hebben de psycholoog, H.E.W. Koornstra en de psychiater, dr. T.W.D.P. van Os een rapport uitgebracht over de geestvermogens van de verdachte. De psycholoog concludeert dat bij de verdachte sprake is van een beperkte neuro-cognitieve stoornis en van een lichte verstandelijke beperking. De psychiater concludeert dat bij de verdachte sprake is van een verstandelijke ontwikkelingsstoornis en een persoonlijkheidsstoornis met een nog niet goed te duiden oorzaak. Beide deskundigen adviseren op grond hiervan het ten laste gelegde slechts in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De psycholoog omschrijft de verdachte als een beperkte jongeman, die zijn handelen maar in geringe mate overziet. Hij kan niet in staat geacht worden de beperkingen van anderen adequaat in te schatten en had niet bedacht waarom de leeftijd van het meisje er voor hen zelf toe zou doen toen zij zich in zijn ogen aandiende als vriendinnetje. De psycholoog ziet weinig groeimogelijkheden en komt tot de conclusie dat aan de verdachte feitelijk niet meer kan worden geboden dan de hulpverlening die al is ingezet. Aangezien de psycholoog het recidiverisico als laag inschat onthoudt zij zich van gedragskundig advies.
De psychiater omschrijft de verdachte als een (vanuit zijn verstandelijke beperking en persoonlijkheidsstoornis) onrijpe en sociaal angstige man met een sociaal-emotionele achterstand, die weinig werd gestimuleerd om meer tot zelfstandigheid te komen en daardoor ook weinig werd aangemoedigd om verder na te denken en verder te kijken dan zijn neus lang is. Als hij meer gestimuleerd wordt om eigen verantwoordelijkheid te nemen ziet de psychiater mogelijk nog wel groeimogelijkheden. De psychiater adviseert behandeling en begeleiding om de kans op herhaling (welk risico door hem als laag tot matig wordt ingeschat) te verminderen.
Aanvullend rapporteren de deskundigen dat de verdachte sociaal-emotioneel functioneert op de leeftijd van 11 à 12-jarigen.
De rechtbank neemt het advies om het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen over en zal hiermee rekening houden bij het bepalen van de strafmodaliteit en strafmaat.
De reclassering heeft op 17 december 2020 een rapport uitgebracht over de verdachte. De reclassering geeft aan dat, aangezien het psychosociaal functioneren direct delictgerelateerd is, hulpverlening en reclasseringstoezicht passend zijn om de kans op herhaling te verminderen. Daarom adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
Hoewel de ernst van het feit in principe een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, zoals de officier van justitie eist, acht de rechtbank dat in dit specifieke geval – gelet op voornoemde omstandigheden – voor deze verdachte niet passend. Gelet op het taakstrafverbod, kan de rechtbank voor het onderhavige feit niet volstaan met het opleggen van enkel een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarom zal de rechtbank aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één dag opleggen. Om de ernst van het feit te benadrukken zal de rechtbank daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte opleggen voor de duur van 89 dagen.
Door een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen aan de verdachte, wil de rechtbank enerzijds de ernst van het door de verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds de verdachte ervan weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden, gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport en het rapport van de psychiater, bijzondere voorwaarden gekoppeld zoals die door de reclassering zijn geformuleerd. De rechtbank zal geen contactverbod met [slachtoffer] opleggen, omdat de noodzaak daartoe niet is gebleken en het contactverbod bovendien niet (goed) te handhaven is, nu de moeder van de verdachte naast [slachtoffer] woont en de verdachte vrijwel iedere dag bij zijn moeder komt.
Naast de forse voorwaardelijke gevangenisstraf, zal de rechtbank een taakstraf voor de duur van 120 uren opleggen.
Gelet op het voorgaande veroordeelt de rechtbank de verdachte tot een taakstraf van 120 uren en tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, waarvan 89 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 89 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
Meldplicht bij reclassering: de veroordeelde meldt zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland, locatie Roermond via telefoonnummer 088 8041501. Hij blijft zich hierna melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden:de veroordeelde neemt – indien de reclassering dit nodig acht – actief deel aan de gedragsinterventie CoVa-plus of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde moet zich houden aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
Ambulante behandeling: de veroordeelde laat zich – indien de reclassering dit nodig acht – behandelen door FPP de Horst, Stevig, PSW of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde moet zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
  • geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Taakstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E.C.M. Hurkens, voorzitter, mr. M.M. Beije en mr. L.E.M. Hendriks, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.H.J. Muijlkens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 26 januari 2021.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 1 september 2018 te Echt, in de gemeente Echt-Susteren, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (telkens) bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal,
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in de anus van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- de borsten van die [slachtoffer] betast en/of in de borsten van die [slachtoffer] geknepen en/of gebeten.
( art 245 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, dienst regionale recherche (LB), afdeling thematische opsporing (LB), team zeden (LB), proces-verbaalnummer [Nummer] , gesloten d.d. 11 april 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 78.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pagina 9 en 14.
3.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pagina 15.
4.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pagina 17.
5.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pagina 16.
6.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pagina 17 en 19.
7.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 72 en 74 tot en met 77.