ECLI:NL:RBLIM:2021:5757

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
19 juli 2021
Zaaknummer
C/03/292972 / HA ZA 21-293
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een provisionele vordering met voldoende spoedeisend belang in een civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 14 juli 2021 een vonnis gewezen in een incident bij vervroeging, waarin een provisionele vordering werd toegewezen. De eiseres, wonend te Valkenburg, vorderde dat de rechtbank gedaagden zou veroordelen om een muurtje te verwijderen dat de doorgang naar haar tweede verdieping blokkeerde. De eiseres stelde dat deze doorgang al jarenlang bestond en dat het dichtmetselen van het halletje haar schade toebracht, omdat zij geen toegang had tot haar tweede verdieping voor werkzaamheden en verhuur. De rechtbank oordeelde dat de eiseres voldoende processueel belang had bij haar vordering, aangezien de gevraagde voorlopige voorziening samenhangt met de hoofdvordering en gericht is op een voorziening die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven. De rechtbank overwoog dat de gedaagden onvoldoende gemotiveerd hadden betwist dat de opening van het halletje reeds jarenlang bestond en dat de eiseres spoedeisend belang had bij haar vordering. De rechtbank besloot de provisionele vordering toe te wijzen en gedaagden te veroordelen om binnen vier weken het muurtje te verwijderen, op straffe van een dwangsom. Tevens werden de gedaagden veroordeeld in de proceskosten van het incident.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/292972 / HA ZA 21-293
Vonnis in incident bij vervroeging van 14 juli 2021
in de zaak van
[eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident],
wonend te Valkenburg, gemeente [woonplaats 1] ,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. R.H.J.G. Borger,
tegen

1.[gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident sub 1] ,

wonend te [woonplaats 2] ,
2.
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 2],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. R.A. Rila.
Partijen zullen hierna [eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident] en [gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding tevens houdende een provisionele vordering ex art. 223 Rv
met producties 1 t/m 21,
- de conclusie van antwoord in het incident met twee producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil

In de hoofdzaak
2.1.
[eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident] vordert in de hoofdzaak dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. PRIMAIR
voor recht verklaart dat het halletje – dat aan de eigenaren van [adres 1]
en de hunnen vrije doorgang biedt tot de tweede verdieping van [adres 1] , een en ander als in het lijf van de dagvaarding nader omschreven – in eigendom toebehoort aan (de eigenaren van) het perceel aan de [adres 1] te [woonplaats 1] (kadastraal bekend gemeente [kadasternummer 1] ),
SUBSIDIAIR
voor recht verklaart dat aan het perceel [adres 1] te [woonplaats 1] (kadastraal bekend gemeente [kadasternummer 1] ) als heersend erf ten laste van het perceel aan de [adres 2] te [woonplaats 1] (kadastraal bekend gemeente [kadasternummer 2] ) als lijdend erf, het recht toekomt om het halletje voornoemd – afgescheiden met een muur van [adres 2] – als vrije doorgang te gebruiken om van- en naar de tweede verdieping van [adres 1] te gaan;
2. gedaagden veroordeelt om het (thans) ter plaatse van de doorgang van de [adres 1] naar de tweede verdieping aan de voorzijde van de [adres 1] geplaatste muurtje te verwijderen en verwijderd te houden alsmede om op de oorspronkelijke plaats waar deze stond – zodanig dat [eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident] het “halletje” en de toegang naar haar tweede verdieping, zoals in de bij de dagvaarding overgelegde bouwtekeningen aangegeven – de muur terug te plaatsen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom ad € 1.000,- - hoofdelijk, des dat de één betalende, de ander gekweten zal zijn voor iedere dag dat gedaagden na betekening van het ten deze te wijzen vonnis in gebreke zouden blijven om aan de gevraagde veroordeling te voldoen;
3. gedaagden veroordeelt om aan eiseres de schade te vergoeden die zij heeft geleden ten gevolge van het onrechtmatig handelen van eisers als omschreven in de dagvaarding (kort gezegd: het afsluiten van/ontzeggen van de doorgang), nader op te maken bij staat en te vereffenen als volgens de wet,
met veroordeling van gedaagden in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen het nasalaris forfaitair berekend op € 163,- zonder betekening in conventie of reconventie/voor de vordering of voor de tegenvordering, € 255,- zonder betekening in conventie en reconventie/voor de vordering en voor de tegenvordering tezamen, en verhoogd met € 85,- in geval van betekening en onder de bepaling dat gedaagden de wettelijke rente over deze kosten verschuldigd is indien deze kosten niet binnen 14 dagen na betekening van het ten deze te verkrijgen vonnis volledig aan eiseres zijn voldaan.
In de voorlopige voorziening
2.2.
[eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident] vordert in de voorlopige voorziening dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden veroordeelt om – voor de duur van dit geding – het ter plaatse van de (eertijdse) doorgang van het pand aan de [adres 1] te [woonplaats 1] naar de tweede verdieping aan de voorzijde van het pand aan de [adres 1] te [woonplaats 1] geplaatste muurtje te verwijderen althans om eiseres en de haren (in de breedste zin des woords, daaronder begrepen gasten, eventuele werklieden en huurders van eiseres) aldaar onbelemmerde doorgang te verlenen van en naar de tweede verdieping voornoemd, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom ad € 1.000,- hoofdelijk, des dat de één betalende, de ander gekweten zal zijn - voor iedere dag dat gedaagden na betekening van het ten deze te wijzen vonnis in gebreke zouden blijven om aan de gevraagde veroordeling te voldoen,
met veroordeling van gedaagden in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen het nasalaris forfaitair berekend op € 163,- zonder betekening in conventie of reconventie/voor de vordering of voor de tegenvordering, € 255,- zonder betekening in conventie en reconventie/voor de vordering en voor de tegenvordering tezamen, en verhoogd met € 85,- in geval van betekening en onder de bepaling dat gedaagden de wettelijke rente over deze kosten verschuldigd is indien deze kosten niet binnen 14 dagen na betekening van het ten deze te verkrijgen vonnis volledig aan eiseres zijn voldaan.
2.2.1.
[eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident] legt aan haar vordering ten grondslag dat de tweede verdieping van haar pand aan de [adres 1] te [woonplaats 1] alleen inpandig is te bereiken via een halletje dat (al dan niet deels) gelegen is in het pand van [gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] aan de [adres 2] te [woonplaats 1] . Dit probleem is ontstaan bij de scheiding en deling van het pand in 1747 en is reeds jarenlang opgelost met de doorgang via het halletje. [gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] heeft thans het halletje dichtgemetseld. [eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident] stelt hierdoor schade te leiden, nu zij geen werkzaamheden kan verrichten op deze verdieping en niet tot verhuur van de verdieping kan overgaan.
2.3.
[gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] voeren verweer.

3.De beoordeling

in het incident

3.1
De rechtbank stelt voorop dat voor een provisionele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening op de voet van artikel 223 Rv is vereist, dat een bodemprocedure aanhangig is, dat samenhang bestaat tussen hetgeen bij wijze van voorlopige voorziening wordt gevorderd en het gevorderde in de bodemzaak en dat de eiser een belang heeft bij zijn vordering in die zin dat van hem niet gevergd kan worden dat hij de afloop van de bodemprocedure afwacht.
3.2
[eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident] heeft voldoende processueel belang bij de incidentele vordering. Uit de hiervoor weergeven vordering in de hoofdzaak blijkt dat de gevraagde voorlopige voorziening samenhangt met de hoofdvordering en gericht is op een voorziening die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven. Derhalve moet worden beoordeeld of een afweging van de materiële belangen van partijen de gevorderde ordemaatregel rechtvaardigt.
3.3
[gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] hebben onvoldoende gemotiveerd betwist dat de opening van het halletje reeds jarenlang bestond. Evenmin, gelet op die jarenlange toestand, hebben [gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] zich gemotiveerd beroepen op een recht waaruit het dichtmaken van deze opening is gebaseerd. [eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident] heeft spoedeisend belang bij haar vordering, alleen al omdat in dit incident vaststaat dat de opening de afgelopen jaren ook is gebruikt. Dat er een andere oplossing mogelijk is om op de tweede verdieping te komen, neemt niet weg dat [eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident] belang heeft bij haar vordering, gelet op de situatie voordat [gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] het muurtje hebben geplaatst. Het beroep van [gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] op de brandveiligheid doet niet ter zake omdat zij onvoldoende hebben toegelicht waarom dit ook hen aangaat. Daarnaast kan [eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident] ook niet voldoen aan de brandveiligheid zolang haar door [gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] de toegang tot haar tweede verdieping wordt ontnomen. De provisionele vordering van [eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident] zal derhalve worden toegewezen, waarbij de rechtbank begrijpt dat hetgeen is vermeld na het woord “althans” in de vordering, subsidiair is gevorderd. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd. [gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] zullen vier weken de tijd krijgen om het muurtje te verwijderen.
3.4
[gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
3.5
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1
veroordeelt [gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] – voor de duur van het geding – om binnen vier weken na betekening van dit vonnis aan hen het ter plaatse van de (eertijdse) doorgang van het pand aan de [adres 1] te [woonplaats 1] naar de tweede verdieping aan de voorzijde van het pand aan de [adres 1] te [woonplaats 1] geplaatste muurtje te verwijderen en verwijderd te houden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 hoofdelijk, des dat de één betalende, de ander gekweten zal zijn voor iedere dag dat [gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] na betekening van het ten deze te wijzen vonnis in gebreke zouden blijven om aan de gevraagde veroordeling te voldoen met een maximum van € 30.000,00,
4.2
veroordeelt [gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident] tot op heden begroot op € 563,00,
4.3
veroordeelt [gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident] niet binnen twee weken na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak en te vermeerderen met de wettelijke rente [als bedoeld in artikel 6:119 BW] over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
4.4
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
4.5
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
25 augustus 2021voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2021. [1]

Voetnoten

1.type: AH