In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een agogisch medewerker bij de stichting Mondriaan, een instelling voor geestelijke gezondheidszorg. De medewerker, aangeduid als [verweerder], had op 20 februari 2021 een trappende beweging gemaakt richting een psychiatrische patiënte, nadat deze hem had bespuugd. De kantonrechter oordeelde dat dit handelen als ernstig verwijtbaar werd beschouwd, aangezien het gebruik van geweld tegen een patiënte niet acceptabel is in de zorgsector. De rechtbank concludeerde dat de medewerker had kunnen voorkomen dat de situatie escaleerde door afstand te nemen of hulp in te roepen, maar dit niet deed. Hierdoor werd de medewerker in een kwetsbare positie gemanoeuvreerd, wat leidde tot de trappende beweging. De kantonrechter wees het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst toe, op grond van artikel 7:671b lid 1 onder a in samenhang met artikel 7:669 lid 3 onder e BW, en wees de transitievergoeding af. De ontbinding werd vastgesteld op 15 juli 2021, en de medewerker werd veroordeeld in de proceskosten.