ECLI:NL:RBLIM:2021:5733

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
C/03/294158 / HA RK 21-242
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechter in civiele procedure afgewezen wegens te late indiening

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 16 juli 2021 een verzoek tot wraking van mr. V.E.J. Noelmans afgewezen. Het verzoeker, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had op 8 juli 2021 een verzoek tot wraking ingediend, maar de wrakingskamer oordeelde dat dit verzoek te laat was ingediend. De procedure begon met een e-mail van verzoeker op 8 juli 2021, waarin hij zijn bezwaren tegen de rechter naar voren bracht. De rechter had op 13 juli 2021 laten weten niet in het verzoek tot wraking te berusten. De wrakingskamer moest eerst beoordelen of het verzoek tijdig was ingediend, zoals vereist door artikel 36 en 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Verzoeker had aangegeven dat er verhinderingen waren door coronamaatregelen en een vakantieperiode van zijn vertegenwoordiger, maar de wrakingskamer oordeelde dat verzoeker niet voldoende had onderbouwd waarom deze omstandigheden een tijdige indiening van het verzoek onmogelijk maakten. Hierdoor werd verzoeker niet ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking, en de wrakingskamer heeft het verzoek zonder verdere behandeling ter zitting afgedaan.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/03/294158 / HA RK 21-242
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van
[verzoeker],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoeker,
vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] , ( [bedrijfsnaam] ).
Het verzoek strekt tot wraking van mr. V.E.J. Noelmans, rechter in de rechtbank Limburg, hierna de rechter.

1.De procedure

Op 8 juli 2021 is ter griffie een e-mailbericht ontvangen namens verzoeker, inhoudende een verzoek tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 9156064 / OV VERZ 21-17 tussen [verzoeker] als verzoeker en [verweerder] als verweerder.
De rechter heeft op 13 juli 2021 de wrakingskamer bericht niet in het verzoek tot wraking te berusten en hij heeft de wrakingskamer zijn schriftelijke reactie doen toekomen.

2.De beoordeling

Alvorens de wrakingskamer kan toekomen aan de beoordeling van de vraag of de vrees voor vooringenomenheid van de rechter onder de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd is, dient in verband met de ontvankelijkheid te worden bezien of het verzoek tijdig is ingediend.
Ingevolge artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Het verzoek wordt ingevolge artikel 37, lid 1 Rv, gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden.
Uit het verzoek blijkt dat verzoeker bezwaren heeft geuit tegen de gang van zaken rondom het opvragen van verhinderingen en de planning van de mondelinge behandeling. Namens verzoeker is de rechtbank daarover op 18 juni 2021 aangeschreven. De rechtbank is in haar antwoord op 22 juni 2021 niet ingegaan op de bezwaren en constateringen van verzoeker. Met deze gang van zaken is verzoeker het niet eens.
Ruim twee weken later, op 8 juli 2021, dient verzoeker een verzoek tot wraking van de rechter in. Namens verzoeker wordt aangevoerd dat in verband met de coronamaatregelen, een vakantieperiode van verzoekers vertegenwoordiger en verhinderingen van verzoeker zelf, het pas in de week van 8 juli 2021 mogelijk was om het onderhavige verzoek te bespreken en feitelijk bij de rechtbank in te dienen.
De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek tot wraking niet is gedaan zodra feiten of omstandigheden, waarop het verzoek is gegrond aan verzoeker bekend zijn geworden (artikel 37, lid 1 Rv). Verzoeker stelt weliswaar dat er verhinderingen waren om het verzoek eerder in te dienen, maar onderbouwt niet waarom deze van zodanige aard waren dat die een tijdige indienen van het verzoek onmogelijk maakten.
Verzoeker is daarom niet ontvankelijk in het verzoek tot wraking van de rechter.
Nu deze niet-ontvankelijkheid aanstonds is gebleken heeft de wrakingskamer het verzoek zonder behandeling ter zitting afgedaan.

3.De beslissing

De wrakingskamer
- verklaart verzoeker niet ontvankelijk in het verzoek tot wraking.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.P.C Dijkshoorn-Sleebe, mr. P. Hoekstra en mr. J. Schreurs-van de Langemheen, bijgestaan door mr. M.J.W.D. Janssen als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2021. [1]

Voetnoten

1.type: