ECLI:NL:RBLIM:2021:5627

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
14 juli 2021
Zaaknummer
C/03/292323 / JE RK 21-1037
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. dr. M.C.A.E. van Binnebeke
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige met complexe problematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 30 juni 2021 uitspraak gedaan over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om een minderjarige onder toezicht te stellen. De minderjarige, die momenteel een traject bij het ziekenhuis doorloopt voor diagnostisch onderzoek en coaching vanwege overgewicht, woont bij zijn moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder de zorg voor de minderjarige grotendeels accepteert en dat er momenteel geen aanwijzingen zijn dat zij de noodzakelijke hulpverlening afwijst. De minderjarige heeft te maken met verschillende problemen, waaronder ADHD, obesitas en hechtingsproblematiek, maar de kinderrechter oordeelt dat de moeder actief betrokken is bij de hulpverlening en dat de huidige situatie niet zodanig is dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De kinderrechter wijst het verzoek van de Raad af, met de overweging dat de moeder bereid is om hulp te accepteren en dat er geen aanwijzingen zijn dat zij de adviezen van de hulpverleners negeert. De kinderrechter benadrukt dat de situatie in de toekomst kan veranderen, maar op dit moment is er geen reden voor een ondertoezichtstelling.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Maastricht
Zaaknummer: C/03/292323 / JE RK 21-1037
Datum uitspraak: 30 juni 2021
Beschikking van de kinderrechter over een afwijzing ondertoezichtstelling
in de zaak van
de RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, regio Zuidoost-Nederland,
hierna te noemen: de raad,
locatie Maastricht,
betreffende de minderjarige:
[minderjarige], hierna te noemen: [minderjarige] ,
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder], hierna te noemen: de moeder,
wonend op een geheim adres binnen het arrondissement van de rechtbank Limburg.

1.Het procesverloop

Op 25 mei 2021 is ter griffie een verzoekschrift met bijlagen van de raad van 21 mei 2021 binnengekomen.
Ter mondelinge behandeling van 16 juni 2021 heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld, waar zijn gehoord:
  • de moeder;
  • twee vertegenwoordigers van de raad.
De partner van de moeder was ook aanwezig ter zitting. Anders dan hij ter zitting heeft gesteld, blijkt uit het dossier niet dat hij persoonlijk een uitnodiging heeft ontvangen om deel te nemen aan de zitting. De uitnodiging die is verzonden naar het gezamenlijke adres van de moeder en haar partner was slechts aan de moeder geadresseerd. De kinderrechter heeft de partner van de moeder niettemin in de gelegenheid gesteld als informant zijn visie te delen.

2.De feiten

Het gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder. [minderjarige] woont bij de moeder.
3.
Het verzoek en verweer
3.1.
De raad heeft verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, [minderjarige] voor de duur van twaalf maanden onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (hierna te noemen: de GI).
Ter onderbouwing van dit verzoek heeft de raad gesteld dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [minderjarige] kampt met complexe kindeigen problematiek op meerdere levensgebieden. Hij is gediagnosticeerd met ADHD en is bekend met obesitas.
Er bestaan vanuit Mondriaan Zorggroep tevens vermoedens dat sprake is van hechtingsproblematiek. [minderjarige] heeft in het (recente) verleden veel verlieservaringen meegemaakt, waaronder de scheiding van de ouders en het overlijden van de vader en ondervindt hier mogelijk nog veel last van. [minderjarige] wordt tevens ernstig bedreigd in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. Hij is een kwetsbare jongen die snel ontregeld raakt en overmatig angstig is. Hij is bekend met forse gedragsproblemen, waarbij hij driftig gedrag vertoont en met agressie jegens anderen kan reageren. [minderjarige] heeft daarnaast moeite zijn emoties op adequate wijze te uiten en het lukt hem amper met leeftijdsgenoten om te gaan of te spelen. Er was tevens in ieder geval tot voor kort sprake van een gameverslaving.
Als gevolg van het voorgaande heeft [minderjarige] meer dan gemiddelde leeftijdsgenoten behoefte aan structuur, duidelijkheid en voorspelbaarheid. De moeder heeft de opvoedingsverantwoordelijkheid voor [minderjarige] de afgelopen jaren grotendeels alleen gedragen. Hoewel zij altijd betrokken was bij [minderjarige] en het beste met hem voorhad, had zij soms moeite een opvoedingsomgeving te creëren die aansloot bij zijn opvoedings- en ontwikkelingsbehoeften. De moeder zocht hierdoor tot enige tijd geleden actief ondersteuning in de opvoeding van [minderjarige] . Sinds de moeder in juli 2020 haar nieuwe partner heeft leren kennen, zijn in toenemende mate zorgen ontstaan over de opvoedingsomgeving van [minderjarige] . De moeder en [minderjarige] zijn in februari 2021 ingetrokken in de woning van de stiefvader en [minderjarige] heeft hier vooralsnog geen eigen kamer of eigen plek. Er zijn zorgen over de opvoedkundige rol die de stiefvader heeft gekregen dan wel ingenomen. De stiefvader zet de opvoedingslijnen uit en de moeder volgt hem daarin. Zij doet daarbij regelmatig zorgwekkende uitspraken, waarbij zij zich op een zeer negatieve manier uitlaat over [minderjarige] en de schuld van de huidige problematiek volledig bij hem legt.
Hulpverlening is noodzakelijk, maar hulpverlening in het vrijwillige kader is niet toereikend. De moeder heeft een zeer duidelijke visie op de oorzaken van de bestaande problematiek. Zij gaat daardoor met een zeer nauwe focus op zoek naar hulpverlening en accepteert geen inmenging van derden met een afwijkende visie. Zij houdt daardoor de hulpverlening af die in de visie van de raad en de school noodzakelijk is en wenst enkel nog het medische traject te doorlopen. De moeder geeft enerzijds aan dat zij behoefte heeft aan ontlasting in de opvoeding van [minderjarige] , maar houdt anderzijds de hulpverlening die daartoe vanuit Columbus is ingezet af. Hoewel zij in het recente verleden aangaf tevreden te zijn over het speciaal onderwijs dat [minderjarige] volgt, weigert zij momenteel eveneens de samenwerking met de school. Zij is ook zonder overleg met Mondriaan gestopt met de medicatie van [minderjarige] . De moeder wordt daarbij in haar visie en handelen ondersteund door de stiefvader. Gedwongen hulpverlening in het kader van een ondertoezichtstelling is daarom noodzakelijk om meer zicht te krijgen op het gezinssysteem en de onderlinge verhoudingen en het continueren van de benodigde hulpverleningstrajecten, waaronder het traject bij Columbus, opvoedingsondersteuning voor de moeder en de stiefvader en het onderzoekstraject bij het MUMC+ te waarborgen.
3.2.
De moeder stemt niet in met het verzoek
.Zij verklaart dat de raadsrapportage veel onjuiste en onvolledige gegevens bevat. De moeder erkent dat [minderjarige] gedragsproblemen heeft en maakt zich daar zorgen over. Zij vindt het belangrijk dat hij daarvoor behandeling krijgt, maar dit dient wel een passende behandeling te zijn. Er loopt momenteel een traject voor [minderjarige] bij het MUMC+. Dit traject bestaat zowel uit diagnostisch onderzoek als uit een coachtraject. [minderjarige] zal in het kader van het diagnostisch onderzoek volledig worden gescreend. Er hebben al een bloeddrukmeting en toxicologisch onderzoek plaatsgevonden, maar daar zijn vooralsnog geen resultaten in de zin van verklaringen uit gekomen. Op
6 juli 2021 staat een afspraak gepland bij de afdeling kinderpsychiatrie. Daar zullen verdere onderzoeken worden gedaan naar het welbevinden van [minderjarige] . De moeder en de stiefvader denken dat sprake is van PDD-NOS, aangezien [minderjarige] veel symptomen vertoont die passend zijn bij dit ziektebeeld. Mocht deze diagnose tijdens het onderzoek worden vastgesteld, is het belangrijk dat [minderjarige] daarvoor behandeling krijgt. De moeder heeft vertrouwen in het traject bij het MUMC+ en zal de adviezen van de artsen in het kader van dit traject opvolgen. [minderjarige] neemt daarnaast deel aan een buddyprogramma vanuit Columbus. De bedoeling van dit programma is dat [minderjarige] vertrouwen krijgt in een vaste mannelijke rol. Op dit moment werken [minderjarige] en zijn buddy [naam buddy] nog aan het opbouwen van hun onderlinge vertrouwensband. Dit heeft door corona vertraging opgelopen. [naam buddy] en [minderjarige] ondernemen momenteel voornamelijk activiteiten, maar het lukt [naam buddy] nog niet goed om met [minderjarige] te kunnen praten over zijn welbevinden. [minderjarige] volgt ook nog steeds speciaal onderwijs en het gaat beter op school. Hij hoeft niet meer naar het straflokaal en zijn leerprestaties op school zijn positief. De moeder wil het beste voor [minderjarige] en ze is het ermee eens dat hij op deze school naar de volgende klas gaat. Als de kinderrechter van oordeel is dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is, heeft de moeder geen andere keuze dan mee te werken aan de hulpverlening die in dat kader zal worden ingezet.
3.3.
De stiefvader verklaart als informant dat hij zich hevig verzet tegen de manier waarop hij is benaderd door de raadsonderzoekers. Er staan een hoop zaken in de raadsrapportage die niet kloppen. Het onderzoek dat is uitgevoerd door de raad is grotendeels doorgestoken kaart. De school en de instanties spannen samen om de moeder en de stiefvader in een slecht daglicht te stellen. De stiefvader wenst niet in een “instantiemolen” terecht te komen. Het zou voor hem een uitdaging zijn om de samenwerking met de GI aan te gaan, zodat hij kan bewijzen dat ze ongelijk hebben.

4.De beoordeling

Ter beantwoording van de vraag of [minderjarige] onder toezicht dient te worden gesteld, sluit de kinderrechter aan bij het bepaalde in artikel 1:255 BW. Hieruit volgt dat een minderjarige onder toezicht kan worden gesteld indien deze zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de zorg die in het verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn gezaghebbende ouder(s), door hen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. Voorts dient de verwachting gerechtvaardigd te zijn dat de gezaghebbende ouder(s) binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en de opvoeding in staat zijn te dragen.
De kinderrechter is van oordeel dat niet wordt voldaan aan de gronden van de ondertoezichtstelling en overweegt in dit verband als volgt.
Onweersproken is gesteld dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Er bestaan grote zorgen over het sociaal-emotioneel functioneren van [minderjarige] . Hij is bekend met agressiereguleringsproblematiek, waardoor hij driftig gedrag vertoont en met agressie jegens anderen kan reageren. Hij kampt daarnaast met angstklachten en raakt snel ontregeld. Hij heeft ook moeite sociale contacten met leeftijdsgenoten aan te gaan en te onderhouden en er bestaan zorgen over de manier waarop hij momenteel invulling geeft aan zijn vrijetijdsbesteding. Deze zorgen zijn door de moeder ter zitting onderschreven. Er bestaan daarnaast nog zorgen over de mogelijkheden van de moeder en de stiefvader om [minderjarige] in hun opvoedingssituatie de structuur, duidelijkheid en veiligheid te bieden die hij gelet op zijn kindeigen problematiek nodig heeft om zich goed te kunnen ontwikkelen. Zo heeft [minderjarige] vooralsnog geen eigen slaapkamer en heeft hij tijdens het gesprek met de raadsonderzoeker te kennen gegeven niet altijd goed te kunnen slapen doordat hij in de woonkamer slaapt. De moeder en de stiefvader lijken daarnaast onvoldoende in staat het gamegedrag van [minderjarige] te sturen en beperken.
De kinderrechter is echter niet gebleken dat de zorg die in verband met het wegnemen van de ontwikkelingsbedreiging noodzakelijk is door de gezaghebbende moeder onvoldoende wordt geaccepteerd. De moeder heeft ter zitting verklaard dat [minderjarige] momenteel een traject doorloopt bij het MUMC+. Dit traject bestaat zowel uit diagnostisch onderzoek als een coachtraject voor kinderen met overgewicht. Het is de bedoeling dat [minderjarige] in het kader van het diagnostisch onderzoek zowel op medisch gebied als op psychisch gebied volledig zal worden onderzocht. Er staat op 6 juli 2021 een vervolgafspraak gepland in het ziekenhuis op de afdeling kinderpsychiatrie, waarbij onder andere gekeken gaat worden of sprake is van een autismespectrumstoornis. Ook zullen tijdens deze afspraak nadere afspraken worden gemaakt over het coachtraject. [minderjarige] neemt daarnaast deel aan het buddyprogramma vanuit Columbus. Hoewel de contacten tussen [minderjarige] en zijn buddy [naam buddy] enige tijd geen doorgang hebben kunnen vinden door de coronamaatregelen, ziet [minderjarige] zijn buddy [naam buddy] inmiddels weer wekelijks. Beide trajecten, dat bij het MUMC+ en dat bij Columbus heeft de raad beschreven en positief geduid in de rapportage behorend bij het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling. Verder is van belang dat [minderjarige] speciaal onderwijs bij bassischool [naam basisschool] in [plaats] . Deze basisschool is in staat hem onderwijs te bieden die aansluit bij zijn problematiek. De moeder heeft onweersproken gesteld dat het beter gaat met [minderjarige] op school. Hij hoeft niet langer naar het straflokaal en zijn leerprestaties zijn positief. De raad voert weliswaar aan dat de samenwerking tussen de moeder en de school het afgelopen jaar minder constructief is geweest dan tijdens de periode daarvoor, maar niet gesteld of gebleken is dat de moeder voornemens is hem van deze school af te halen of dat de huidige samenwerkingsmogelijkheden anderszins een belemmerende werking hebben op de ontwikkeling van [minderjarige] op didactisch gebied.
Uit het voorgaande volgt dat de moeder de bestaande problematiek rondom [minderjarige] grotendeels erkent en bereid is daarvoor hulpverlening te accepteren. De kinderrechter is daarom van oordeel dat een ondertoezichtstelling in ieder geval voor nu onvoldoende meerwaarde heeft. Dat zou mogelijk anders kunnen zijn, als de moeder bijvoorbeeld weigert de adviezen van de artsen in het kader van het traject bij het MUMC+ op te volgen of op enige wijze de schoolgang van [minderjarige] op basisschool [naam basisschool] belemmert. Van een dergelijke situatie is op dit moment echter niet gebleken. De kinderrechter zal het verzoek van de raad om [minderjarige] onder toezicht te stellen van de GI daarom afwijzen.

5.De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. dr. M.C.A.E. van Binnebeke, kinderrechter, in tegenwoordigheid van S.H.J.M. Jacobs, als griffier en in het openbaar uitgesproken op
30 juni 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.