4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feiten 1 tot en met 5
De rechtbank is van oordeel dat niet bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde medeplegen van wegnemen van elektriciteit, dan wel de telkens ten laste gelegde oplichting van Enexis. Daarom zal de rechtbank de verdachte van deze feiten vrijspreken.
De rechtbank stelt vast dat het dossier aanknopingspunten biedt voor de aanwezigheid van de verdachte op de onder de feiten 1 tot en met 5 genoemde adressen. Tevens biedt het dossier aanknopingspunten dat de elektriciteitsmeters op deze adressen zijn gemanipuleerd en dat elektriciteit is weggenomen. Het dossier biedt echter nauwelijks bewijsmiddelen dat de verdachte degene is die op de betreffende adressen de elektriciteitsmeters heeft gemanipuleerd en/of de illegale aansluiting van de elektriciteitsvoorziening voor de hennepkwekerijen/-drogerij heeft gerealiseerd. Zo al, zoals met betrekking tot het adres [adres 2] te Heerlen, wel wettig en overtuigend bewezen is te achten dat verdachte de stroomvoorziening illegaal heeft aangesloten, is daarmee nog niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het wegnemen van elektriciteit. Van het wegnemen van elektriciteit is immers pas sprake door het in gebruik nemen van de apparatuur die via de illegale aansluiting van stroom werd voorzien. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat verdachte daarin met betrekking tot een van de betreffende adressen, in een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen een aandeel heeft gehad. Het behulpzaam zijn aan het wegnemen van elektriciteit door het manipuleren van een elektriciteitsmeter of het realiseren van een illegale stroomvoorziening, te kwalificeren als medeplichtigheid, is aan verdachte niet ten laste gelegd.
Bewijsverweren
Feit 7
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig bewijs biedt om tot een bewezenverklaring te komen van diefstal van elektriciteit in de periode voorafgaand aan 28 november 2015. De verdachte heeft verklaard dat hij de vrijdag voorafgaand aan zijn aanhouding (op 1 december 2015) de stroom heeft omgelegd om tijdens het drogen van de hennep geen registratie op de elektriciteitsmeter te laten plaatsvinden. Hij heeft daartoe het kapje van de stroommeter verwijderd, de verzegeling verbroken en de aansluitingen 1 en 2 bij elkaar gezet waardoor de meter geen verbruik registreert.
De verklaring van medeverdachte [naam 5] dat de verdachte hem heeft verteld dat hij thuis al jaren illegaal stroom afneemt, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van de resterende ten laste gelegde periode te komen. De verdachte dient derhalve van deze periode partieel te worden vrijgesproken.
Bewijs
Feit 6
De rechtbank acht het ten laste gelegde onder feit 6 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen (aantreffen hennep);
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 14 juni 2021.
Feit 7:
De rechtbank acht het ten laste gelegde onder feit 7 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat de bewezen verklaarde periode is beperkt van 28 november tot en met 1 december 2015. De verdachte zal van de daaraan voorafgaande periode partieel worden vrijgesproken.
De rechtbank zal, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- het rapport van Enexis betreffende de elektriciteitsmeter aan de [adres 7] in Landgraaf;
- de aangifte van Enexis;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 14 juni 2021.
Feit 8:
De rechtbank acht het ten laste gelegde onder feit 8 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming;
- het proces-verbaal onderzoek wapen;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 14 juni 2021.
Feit 9:
De rechtbank acht het ten laste gelegde onder feit 9 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming (idem voetnoot 8);
- het proces-verbaal op grond van de Wet wapens en munitie
- het proces-verbaal van verhoor verdachte (idem voetnoot 10).
Feit 10:
De rechtbank acht het ten laste gelegde onder feit 10 wettig en overtuigend bewezen met betrekking tot de gebruikte gas- en elektriciteitsmeters op grond van het navolgende.
[naam 7] heeft namens Enexis aangifte gedaan van verduistering in dienstbetrekking van eigendommen van Enexis tegen verdachte. Aangever heeft verklaard dat een groot aantal goederen zijn aangetroffen bij de verdachte die kennelijk afkomstig zijn van Enexis en haar in eigendom toebehoren. Het gaat onder meer om gasmeters en elektriciteitsmeters. Aangever heeft verklaard dat onder meer oude c.q. gebruikte gas- en elektriciteitsmeters zijn aangetroffen. Deze hadden conform de formele werkvoorschriften en gebruikelijke werkmethoden onbruikbaar gemaakt moeten worden om daarna gedeponeerd te worden in de “schrootcontainer”.
Er is een aanvullende rapportage bevindingen opgemaakt door Enexis betreffende de meters die op naam van medeverdachte [naam 5] stonden en bij de verdachte zijn aangetroffen. Hieruit komt naar voren dat [naam 5] sedert 3 juli 2014 een uitgebouwde gasmeter en negen uitgebouwde kWh-meters aan [verdachte] heeft gegeven.
Medeverdachte [naam 5] heeft bij de politie verklaard dat hij verdachte naar zijn idee maximaal tien keer een elektriciteitsmeter heeft gegeven die hij had uitgebouwd bij andere mensen. Die meters waren uitgebouwd in opdracht van Enexis en had hij conform de werkinstructie onbruikbaar moeten maken en in de container moeten gooien.
Bewijsoverweging
Bij de doorzoeking zijn in de woning van de verdachte negen elektriciteitsmeters en een gasmeter aangetroffen waarvan vastgesteld is dat deze bij cliënten van Enexis uitgebouwd zijn door medeverdachte [naam 5] . Dit is gebeurd sedert 3 juli 2014.
[naam 5] heeft verklaard dat deze meters eigenlijk vernietigd moesten worden, maar dat hij deze aan verdachte heeft gegeven. Deze kon ze goed gebruiken.
Uit hoofde van zijn functie heeft de verdachte geweten dat hij deze meters niet mocht hebben.
Bij de verdachte zijn ook een aantal nieuwe, nog in te bouwen meters aangetroffen. Over deze meters heeft de verdachte verklaard dat hij thuis een voorraad van nieuwe meters aanhield, zodat hij niet elke dag naar het magazijn van Enexis in Maastricht behoefde te rijden om nieuwe meters op te halen. Het was veel makkelijker een keer in de zo veel tijd een voorraad meters mee te nemen, deze thuis neer te leggen en dan elke dag daar de meters in te laden die hij voor zijn werkzaamheden die dag nodig had.
De rechtbank acht, gelet op deze verklaring en de omstandigheid dat dit kennelijk door meer monteurs werd gedaan, de verduistering van de nieuwe meters niet wettig en overtuigend bewezen. Zeker ook nu uit de aangifte niet blijkt in hoeverre de voorraad nieuwe meters niet als normale werkvoorraad kon worden beschouwd.