ECLI:NL:RBLIM:2021:5579

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
03.125730.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met zware mishandeling door verdachte tegen slachtoffer in Kerkrade

Op 6 juli 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1952, die beschuldigd werd van meermalen bedreiging van het slachtoffer, een voormalig collega. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 14 en 15 juni 2021, met een onderbreking tot 22 juni 2021, waar de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging, die betrekking had op meerdere bedreigingen die de verdachte aan het slachtoffer had geuit via brieven, waarin hij onder andere dreigde met brandstichting. De verdediging betwistte de kwalificatie van de brieven als bedreigingen en stelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de afzender was van de brieven. De rechtbank oordeelde dat de inhoud van de brieven, in combinatie met de omstandigheden waaronder ze waren verzonden, voldoende was om te concluderen dat de verdachte de bedreigingen had gepleegd. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte in de periode van 28 december 2019 tot en met 8 mei 2020 het slachtoffer meermalen had bedreigd met zware mishandeling. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van één maand op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet had gerealiseerd welke gevolgen zijn handelen had voor het slachtoffer en diens gezin.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.125730.21
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 juli 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1952,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.A.G.M. Landerloo, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 en 15 juni 2021. De verdachte en zijn raadsman zijn telkens verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. De zitting is onderbroken tot 22 juni 2021. Op de zitting van 22 juni 2021 is het onderzoek formeel gesloten.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
[slachtoffer] meermalen heeft bedreigd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tot bewezenverklaring
van de tenlastelegging gerekwireerd. Ze heeft daartoe verwezen naar de drie aangiften en de opvallende overeenkomsten tussen de vier brieven. Van de laatste brief is vastgesteld dat de postzegel die daarop zit, is gekocht bij de Jumbo in Eygelshoven op 7 mei 2020 om 12:05 uur. Op beelden van de Jumbo is te zien dat een vrouw rond die tijd een postzegel koopt en een brief afgeeft. Zij komt samen met een man binnen. De officier van justitie heeft er op gewezen dat er geen andere personen zichtbaar zijn die een postzegel aankopen rond die tijd.
De man en vrouw worden herkend als verdachte [verdachte] met zijn vrouw [partner verdachte] .
De eerste brief is rechtstreeks op te vatten als een bedreiging met brandstichting, gelet op de bijgesloten aansteker. De brieven lijken opeenvolgende te zijn. De laatste brief is gepost door [partner verdachte] . De verdachte was tijdens het posten in de nabijheid van [partner verdachte] . De verdachte had een motief ten aanzien van [slachtoffer] .
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat op geen van de enveloppen en in geen van de brieven bewoordingen staan die gekwalificeerd kunnen worden als een bedreiging als bedoeld in art. 285 Sr. Voor een aldaar bedoelde strafbare bedreiging is het vereist dat er wordt gedreigd met bepaalde ernstige misdrijven zoals openlijk in vereniging te plegen geweld, verkrachting, gijzeling, zware mishandeling, brandstichting etc. Andere uitingen van ongenoegen en emoties zijn mogelijk als ongewenst te kwalificeren, maar niet als een strafbare bedreiging. Het enkele feit dat in de enveloppe bij de eerste brief een aansteker is gevoegd, maakt het voorgaande niet anders nu op de enveloppe noch in de brief wordt gedreigd met brandstichting dan wel andere feitelijke handelingen waar een aansteker bij te pas komt. Om deze reden dient vrijspraak te volgen van het ten laste gelegde.
In dat kader wijst de verdediging nog op het feit dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad voor veroordeling ter zake van bedreiging vereist is dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd. Ten eerste wordt in casu niet met een misdrijf gedreigd en ten tweede is niet gebleken dat vanwege de brieven bij [slachtoffer] een redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd. Teksten als “het gaat onrustig worden”, “het wordt geen fijn weekend” en “alle klanten weten nu waar jij woont” vallen niet onder de door de Hoge Raad bedoelde bedreigingen van dien aard en onder dien omstandigheden dat een redelijke vrees voor een ernstig misdrijf kan ontstaan.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat mocht de rechtbank al aannemen dat wel sprake is van een strafbare bedreiging het dan de vraag is of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de afzender van de brieven is. Ten aanzien van de eerste drie brieven blijkt uit het dossier geen enkele aanwijzing wie de afzender is. Er is geen sporenonderzoek of handschrift vergelijkend onderzoek gedaan.
Ten aanzien van de laatste brief geldt dat de enveloppe waar deze in werd bezorgd was voorzien van een gestempelde postzegel. De postzegelcode was afkomstig van een filiaal van de Jumbo in Eygelshoven en bleek aldaar geprint te zijn op 7 mei 2020 om 12:05 uur. Uit de bewakingsbeelden van genoemde Jumbo blijkt vervolgens dat op genoemd tijdstip een mevrouw aan de informatiebalie komt die uit de winkelwagen een enveloppe pakt en deze aanbiedt aan de medewerkster. Deze weegt, frankeert en post de brief vervolgens. Deze vrouw wordt later herkend als de partner van verdachte. Verdachte zelf blijkt op dat moment eveneens in de winkel maar heeft blijkens de beelden geen enkele bemoeienis met het laten frankeren en posten van de brief. Hij staat er ook niet naast als dat gebeurt.
Deze bevindingen zijn in de optiek van de verdediging volstrekt onvoldoende om enkel op basis daarvan wettig en overtuigend bewezen te verklaren dat cliënt de schrijver en verzender is van brief 4, laat staan van alle overige brieven.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Aangever [slachtoffer] heeft op 29 december 2019 verklaard dat hij op 28 december 2019 in de hal van zijn woning een witte envelop op de mat zag liggen, geadresseerd aan: fam. [slachtoffer] Enexis, [adres 2] Kerkrade, [postcode] . In de envelop zat een briefje met de tekst: "Al jouw "klanten" weten nu waar jij woont". Verder zat in de envelop een blauwe aansteker.
Aangever heeft verklaard dat de combinatie van de aansteker met de tekst en het werk dat hij doet, een beangstigend gevoel gaven. Omdat het woord klanten tussen aanhalingstekens stond, heeft aangever hieruit opgemaakt dat hiermee verdachten van hennepplantages worden bedoeld. De brief is echter gestuurd naar huisnummer 25, welke bewoners de brief hebben gebracht. [2] Aangever [slachtoffer] heeft een tweede aangifte gedaan van bedreiging op 21 januari 2020. Hij heeft verklaard dat op 22 januari twee brieven zijn opgedoken op de adressen [adres 3] , inhoudende de volgende tekst: "Zolang die Enexis man in deze straat woont gaat het onrustig worden. Camera’s helpen ook niet".
Aangever heeft verklaard dat het feit dat er inmiddels drie brieven zijn verstuurd, maken dat hij bang is dat iemand “zich wil vergelden aan” hemzelf en zijn gezin. [3]
Aangever heeft een derde aangifte gedaan van bedreiging op 8 mei 2020 te Kerkrade. Hij heeft op 8 mei 2020 een dreigbrief ontvangen, gericht aan het adres [adres 2] , een adres bij hem inde straat. Op de envelop staan wel de voorletters en achternaam van aangever, waardoor de brief weer bij hem bezorgd werd. In de envelop zat een dreigbrief met de volgende tekst: "Ik zal niet stoppen zolang ik leef totdat ik boete terug heb die jij veroorzaakt hebt. Dit wordt geen fijn weekeinde voor jullie". Op de achterzijde stonden de woorden: "Voor jouw firma geen probleem". Op de envelop zit een postzegel van postNl met vermelding van datum en tijd, namelijk: 07-05-2020, 12.05 uur. [4]
Verbalisant [naam 1] heeft telefonisch contact opgenomen met een medewerker van de security van PostNL en gevraagd uit te zoeken waar de postzegelcode vandaan kwam. Uit het onderzoek is gebleken dat de postzegelcode afkomstig is van het filiaal gevestigd in de Jumbo Eygelshoven, Portbeemden 1, in Eygelshoven. [5]
Verbalisant [naam 4] heeft de beelden bekeken die zijn opgenomen bij de Jumbo op 7 mei 2020 tussen 11.45 en 13.00 uur.
Een samenvatting van relevante beelden:
12:06:09 uur:
Een vrouw komt met een winkelwagen bij de kassa/infobalie aan en pakt uit de winkelwagen een enveloppe en bied deze aan de medewerkster aan de kassa aan.
12:06:17 uur:
De medewerkster is met de enveloppe naar het ‘PostNL-punt’, naast de kassa’s/infobalie gelopen en legt de enveloppe neer, waarna deze kennelijk gewogen wordt.
Vervolgens wordt er een Post-NL-zegel automatisch geprint en deze wordt door de medewerkster op de enveloppe geplakt.
Opvallend:
De vrouw wordt bij binnenkomst, om 11:56 uur, vergezeld door een man en de beelden maken duidelijk dat deze twee personen bij elkaar horen. Direct bij binnenkomst in het filiaal, lopen beiden richting het ‘PostNL-punt’. Vervolgens draaien zij gezamenlijk om en betreden de winkel door gebruik te maken van het metalen poortje.
De man komt uiteindelijk bij een andere/reguliere kassa en koopt aldaar drinkwaar. Dit wordt contant afgerekend door de man. Hierna verlaat hij het filiaal.
Op onderstaande foto’s zijn zowel de man als de vrouw te zien.
Op de door verbalisant onderzochte beelden, rond het tijdstip van 12:05 uur, zijn geen andere personen - dan de bewuste vrouw- waarneembaar die een enveloppe aanbieden, welke voorzien werd van een postNL-zegel. [6]
Verbalisant [naam 5] , coördinator hennep en deelnemer aan het onderzoek tegen verdachte, heeft verklaard dat de manspersoon op de hem toegezonden foto's van de camerabeelden van de Jumbo, naar meer dan alle waarschijnlijkheid verdachte [verdachte] betreft. [7]
Verbalisant [naam 2] heeft vanaf de drie hem toegezonden foto's de hem ambtshalve maar ook persoonlijk bekende [verdachte] herkend en tevens diens vriendin [partner verdachte] .
Verbalisant heeft verklaard dat hij verdachte ambtshalve kent van diens werkzaamheden in het verleden voor Enexis bij door de politie aangetroffen hennepplantages. Privé maakten de verdachte en diens vriendin deel uit van een kennissenkring waarin ook verbalisant wel eens verkeerde, waardoor verbalisant hen meerdere keren heeft gesproken. [8]
Getuige [naam 3] heeft verklaard dat zij op 7 mei 2020 bij de Jumbo heeft gewerkt. Tegen het einde van haar dienst rond 12.00 uur kwam een vrouw bij haar die een brief aan getuige gaf. De vrouw wilde een postzegel op de brief. Na weging heeft getuige een zegel van 0,91 cent uitgedraaid en op de brief geplakt.
Getuige [naam 3] heeft de brief bij de post gedeponeerd. Getuige heeft de vrouw die de brief afgaf, op een foto herkend. [9]
Medeverdachte [partner verdachte] , de vriendin van de verdachte, heeft op 4 november 2020 bij de politie verklaard dat zij geen Nederlands kan schrijven en dat als haar man haar vraagt om brieven weg te brengen voor Holland, zij dat doet. [10]
De overwegingen van de rechtbank
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met brandstichting is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat er brand gesticht zou kunnen worden. Uit de aangiften blijkt dat [slachtoffer] zich door de inhoud van de brieven daadwerkelijk bedreigd voelde, omdat hij bang was dat er daadwerkelijk brand gesticht zou worden. Naar het oordeel van de rechtbank kon bij [slachtoffer] gelet op de bewoordingen in de eerste brief de redelijke vrees ontstaan dat hij slachtoffer zou worden van brandstichting, gelet op de daarbij gevoegde aansteker. [slachtoffer] heeft blijkens zijn tweede aangifte de in januari 2020 ontvangen brieven in verband gebracht met de eerste brief. Ook gelet op de bewoordingen in de vierde, op 8 mei 2020 ontvangen brief, te weten: “ ik zal niet stoppen zolang ik leef (…)” kon [slachtoffer] in redelijkheid aannemen dat de brief afkomstig was van de afzender van de eerdere brieven en met de inhoud daarvan verband hield. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de aan [slachtoffer] bij die brieven gerichte bewoordingen onder de geschetste omstandigheden dusdanig dat bij [slachtoffer] bij iedere brief weer de redelijke vrees kon bestaan dat hij het slachtoffer zou worden van brandstichting. De rechtbank betrekt hierbij nog dat de brieven, gelet reeds op de uiterlijke kenmerken, geacht kunnen worden in onderling verband te staan; bij [slachtoffer] kon, naar het oordeel van de rechtbank, in redelijkheid de gedachte ontstaan dat de tweede brief te maken had met de eerste brief, de derde met de tweede en de vierde met de derde. Zo bezien, wakkerde de tweede, derde en vierde brief telkens de angst aan die na ontvangst van de eerste brief redelijkerwijs bij [slachtoffer] kon postvatten.
Uit de camerabeelden en de herkenning door de verbalisanten blijkt dat de vrouw van de verdachte de laatste en vierde brief aan [slachtoffer] op 7 mei 2020 heeft gepost. Ze was op die datum en op dat tijdstip samen met verdachte in de winkel waar ze de brief heeft aangeboden om te worden gepost. Bij de politie heeft zij verklaard dat als haar man vraagt om een brief te posten voor Holland zij dit doet voor hem. De brieven die aangever [slachtoffer] heeft ontvangen, bevatten grote overeenkomsten. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, logischerwijs niet tot een andere conclusie leiden dan dat de verdachte de bedreiging zoals deze is tenlastegelegd heeft gepleegd. De rechtbank betrekt hierbij dat het verdachte, en niet diens partner, was die op dat moment in onmin leefde met Enexis en de partner van verdachte heeft verklaard geen Nederlands te kunnen schrijven.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit dan ook bewezen zoals onder het kopje 3.4 is weergegeven.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
hij in de periode van 28 december 2019 tot en met 8 mei 2020 in de gemeente Kerkrade,
meermalen, [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, door
- een envelop te sturen aan "fam [slachtoffer] Enexis [adres 2] Kerkrade" inhoudende een aansteker en een brief met de tekst "Al jouw 'klanten' weten nu waar jij woont", welke envelop voornoemde [slachtoffer] op 28 december 2019 heeft bereikt en
- brieven te versturen aan “Reclame [adres 3] [postcode] ” en “Reclame [adres 3] [postcode] ” met de tekst "Zolang die Enexis man in deze straat woont gaat het onrustig worden, camera’s helpen ook niet”, welke brieven voornoemde [slachtoffer] op 21 januari 2021 hebben bereikt en
- op 7 mei 2020 een brief te versturen aan "fam. [slachtoffer] ! [adres 2] [postcode] Kerkrade" met de tekst "ik zal niet stoppen zolang ik leef totdat ik boete terug heb die jij veroorzaakt hebt, dit wordt geen fijn weekend voor jullie, voor jouw firma geen probleem", welke brief voornoemde [slachtoffer] op 8 mei 2020 heeft bereikt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert het volgende strafbare feit op:
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat een andere strafmodaliteit, te weten een taakstraf, op zijn plaats is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verontwaardiging van de verdachte over zijn aanhouding en die van zijn vrouw, staat in schril contrast tot het ontbreken van inzicht in de gevolgen van zijn eigen handelen. Verdachte heeft een oud-collega bedreigd, naar de rechtbank aanneemt: uit onvrede over de situatie waarin hij is komen te verkeren, nadat hij ontslagen is door zijn werkgever Enexis B.V.. Een situatie die de verdachte zelf overigens over zich heeft afgeroepen door strafbare feiten te plegen en in dat kader zijn werkgever te schaden. Het is onder deze omstandigheden des te kwalijker dat de verdachte
een collega die gewoon zijn werk doet,heeft willen schaden door hem
en zijn gezinsledenbang te maken.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 14 mei 2021, waaruit blijkt dat hij niet eerder ter zake een (soortgelijk) misdrijf is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS en heeft de rechtbank er oog voor gehad dat verdachte vandaag ook in een andere strafzaak veroordeeld wordt. Het ware beter geweest om beide zaken te voegen, zodat aan verdachte één straf opgelegd had kunnen worden, maar schier onoverkomelijke administratieve beperkingen staan hieraan in de weg.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van één maand een passende straf.
Met deze straf wordt naar het oordeel van de rechtbank recht gedaan aan de ernst van de gepleegde feiten en de mate waarin verdachte daarbij grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 1 maand.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Schutte, voorzitter, mr. A.H.J.J. van de Wetering en mr. M.B. Bax, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers en mr. L. Eroktay, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 juli 2021.
Buiten staat
Mr. A.H.J.J. van de Wetering is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 28 december 2019 tot en met 8 mei 2020 in de gemeente Kerkrade,
meermalen, althans eenmaal [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling en/of brandstichting, door
- een envelop te sturen aan "fam [slachtoffer] Enexis [adres 2] Kerkrade" inhoudende een aansteker en/of een brief met de tekst "Al jouw 'klanten' weten nu waar jij woont", welke envelop voornoemde [slachtoffer] op 28 december 2019 heeft bereikt en/of
- brieven te versturen aan “Reclame [adres 3] [postcode] ” en “Reclame [adres 3] [postcode] ” met de tekst "Zolang die Enexis man in deze straat woont gaat het onrustig worden, camera’s helpen ook niet”, welke brieven voornoemde [slachtoffer] op 21 januari 2021 hebben bereikt en/of
- op 7 mei 2020 een brief te versturen aan "fam. [slachtoffer] ! [adres 2] [postcode] Kerkrade" met de tekst "ik zal niet stoppen zolang ik leef totdat ik boete terug heb die jij veroorzaakt hebt, dit wordt geen fijn weekend voor jullie, voor jouw firma geen probleem", welke brief voornoemde [slachtoffer] op 8 mei 2020 heeft bereikt.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer 2019203798, gesloten d.d. 9 november 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 194.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 29 december 2019, pag. 16 en 17.
3.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 23 januari 2020, pag. 21 en 22.
4.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 10 mei 2020, pag. 25 en 26.
5.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 mei 2020, pag. 58 tot en met 60.
6.Het proces-verbaal van bevindingen bekijken camerabeelden d.d. 10 mei 2020, pag. 61 tot en met 66.
7.Het proces-verbaal bevindingen d.d. 11 mei 2020, pag. 67.
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 mei 2020, pag. 72.
9.Het proces-verbaal verhoor getuige [naam 3] d.d. 12 mei 2020, pag. 85 t/m 87.
10.Het proces-verbaal verhoor verdachte [partner verdachte] d.d. 4 november 2020, pag. 182 en pag. 184.