ECLI:NL:RBLIM:2021:5578

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
03/702637-15 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de ontnemingsvordering tegen verdachte na vrijspraak in strafzaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 9 juli 2021, stond de vordering van het Openbaar Ministerie centraal, die strekte tot het vaststellen van het bedrag van wederrechtelijk verkregen voordeel van verdachte [verdachte 18]. De rechtbank had eerder op dezelfde dag vonnis gewezen in de strafzaak met parketnummer 03/702637-15, waarin [verdachte 18] was vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De vordering van het Openbaar Ministerie was gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de mogelijkheid biedt om aan een veroordeelde de verplichting op te leggen tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Tijdens de zittingen, die plaatsvonden op verschillende data in maart, april en mei 2021, zijn zowel het Openbaar Ministerie als de verdediging gehoord. De rechtbank concludeerde dat, aangezien [verdachte 18] was vrijgesproken, het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vordering tot ontneming van het vermeende voordeel. De rechtbank oordeelde dat de vordering niet kon worden toegewezen, omdat er geen veroordeling was die de basis vormde voor een ontnemingsvordering.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit voorzitter mr. L.P. Bosma en de rechters mr. M.J.A.G. van Baal en mr. L. Feuth. De beslissing om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffiers mr. H.M.E. de Beukelaer en mr. O.A.G. Corten.

Uitspraak

RECHTbANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/702637-15 (ontneming)
Tegenspraak
Uitspraak van de meervoudige kamer d.d. 9 juli 2021 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
in de zaak tegen:
[verdachte 18] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
ingeschreven te [adresgegevens verdachte 18] ,
hierna te noemen: [verdachte 18] .
[verdachte 18] wordt bijgestaan door mr. G. Stevens-Waltmans, advocaat, kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van:
  • 29, 30 en 31 maart 2021,
  • 6, 7, 13, 14, 19, 21, 26 en 28 april 2021,
  • 3, 4, 25, 26, 27 en 28 mei 2021 en
  • op 9 juli 2021 is het onderzoek gesloten.
[verdachte 18] is op 27 en 28 mei 2021 verschenen en haar raadsvrouw is op meerdere dagen verschenen. Het Openbaar Ministerie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De behandeling van de ontnemingsvordering heeft gelijktijdig plaatsgehad met de behandeling van de strafzaak met parketnummer 03/702637-15. Op 9 juli 2021 heeft de rechtbank eerst vonnis gewezen in de strafzaak. Vervolgens is de onderhavige uitspraak gewezen.

2.De vordering van de officier van justitie

De vordering van het Openbaar Ministerie strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan [verdachte 18] opleggen van de verplichting tot betaling aan de staat van dat geschatte voordeel. Het Openbaar Ministerie heeft dit bedrag geschat op 165.341,69.

3.Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Artikel 36e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat op vordering van het Openbaar Ministerie aan degene die is veroordeeld wegens een strafbaar feit, de verplichting kan worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Bij voormeld vonnis van 9 juli 2021 is [verdachte 18] vrijgesproken van al hetgeen aan haar ten laste is gelegd, zodat het Openbaar Ministerie nietontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het Openbaar Ministerie
niet-ontvankelijkin de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Deze uitspraak is gegeven door mr. L.P. Bosma, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en
mr. L. Feuth, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer en
mr. O.A.G. Corten, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 juli 2021.