In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 9 juli 2021, stond de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (OM) centraal in het kader van een ontnemingsvordering. De zaak betreft een onderzoek naar de verdachte, geboren in 1951, die werd bijgestaan door advocaat mr. L.P.H. Hameleers. De zittingen vonden plaats tussen maart en juli 2021, waarbij de verdachte op 26 mei 2021 aanwezig was. De rechtbank behandelde gelijktijdig de ontnemingsvordering en de strafzaak met parketnummer 03/702550-17. Het OM had een vordering ingediend om het wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op 213.845,62 euro, te ontnemen aan de verdachte. Echter, op 9 juli 2021 werd de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten in de strafzaak. Hierdoor kon het OM niet-ontvankelijk worden verklaard in de ontnemingsvordering, aangezien artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat alleen aan veroordeelden een verplichting tot betaling kan worden opgelegd. De rechtbank heeft dan ook geoordeeld dat het OM niet-ontvankelijk is in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.