Op 9 juli 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een ontnemingszaak met parketnummer 03/702549-17. De zaak betreft een vordering van het Openbaar Ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte, die eerder was vrijgesproken in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1973, werd bijgestaan door advocaat mr. L.P.H. Hameleers. De zittingen vonden plaats op verschillende data, waarbij de verdachte op 26 mei 2021 aanwezig was. Het Openbaar Ministerie had aanvankelijk een bedrag van 213.845,62 euro geschat als wederrechtelijk verkregen voordeel, maar wijzigde deze vordering op de terechtzitting van 26 mei 2021 naar 47.617,20 euro.
De rechtbank oordeelde dat, gezien de vrijspraak van de verdachte in de strafzaak, het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vordering tot ontneming. Dit betekent dat de rechtbank de vordering van het Openbaar Ministerie afwees, omdat er geen basis was voor de ontneming van het vermeende voordeel. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit voorzitter mr. L.P. Bosma en de rechters mr. M.J.A.G. van Baal en mr. L. Feuth, in aanwezigheid van de griffiers mr. H.M.E. de Beukelaer en mr. O.A.G. Corten. De uitspraak werd gedaan ter openbare zitting op 9 juli 2021.