ECLI:NL:RBLIM:2021:5574

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
03/702550-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak tegen verdachte wegens witwassen van geldbedragen in het kader van onderzoek Kievit/Bandidos

Op 9 juli 2021 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het witwassen van een totaalbedrag van 213.845,62 euro. De verdachte, geboren in 1951 en woonachtig in Roermond, werd bijgestaan door haar advocaat mr. L.P.H. Hameleers. De zaak is inhoudelijk behandeld op verschillende zittingen, waarbij de verdachte op 26 mei 2021 aanwezig was en haar raadsman op meerdere dagen. Het Openbaar Ministerie had gerekwireerd tot bewezenverklaring van het witwassen, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen rol had gespeeld in het witwassen.

Het onderzoek, dat begon in april 2014 onder de naam 'Kievit', richtte zich aanvankelijk op een andere verdachte en vermeende drugsdelicten, maar breidde zich uit naar de motorclub Bandidos en leidde tot verdenkingen van diverse misdrijven, waaronder witwassen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wetenschap had van de criminele herkomst van de geldbedragen. De rechtbank overwoog dat, hoewel er grote contante bedragen op de bankrekeningen van de verdachte waren gestort, de omstandigheden van de zaak, waaronder het faillissement van haar echtgenoot en de gangbare praktijk binnen hun huishouden, het bewijs voor wetenschap of redelijk vermoeden van misdrijf onvoldoende maakten.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle beschuldigingen, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat zij zich schuldig had gemaakt aan het witwassen van de genoemde geldbedragen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 9 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/702550-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 juli 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte 25] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1951,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. L.P.H. Hameleers, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van:
  • 29, 30 en 31 maart 2021,
  • 6, 7, 13, 14, 19, 21, 26 en 28 april 2021,
  • 3, 4, 25, 26, 27 en 28 mei 2021,
  • en op 9 juli 2021 is het onderzoek gesloten.
De verdachte is op 26 mei 2021 verschenen en haar raadsman is op meerdere dagen verschenen. Het Openbaar Ministerie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte, al dan niet samen met (een) ander(en):
- een totaal van 213.845,62 euro heeft witgewassen, terwijl ze daarvan een gewoonte heeft gemaakt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Inleiding
In april 2014 startte de politie Limburg onderzoek ‘Kievit’. Dit onderzoek richtte zich in aanvang op [verdachte 1] en vermeende drugsdelicten. Later breidde het zich uit naar het Sittardse chapter van de motorclub Bandidos. Dat resulteerde in verdenkingen van onder meer drugsdelicten, afpersingen en/of diefstallen met geweld, openlijke geweldpleging en wapenbezit. Nader financieel onderzoek leidde bovendien tot verdenkingen van witwassen, ook tegen familieleden van leden van de Bandidos.
Het opsporingsonderzoek heeft geresulteerd in een omvangrijk dossier, dat bestaat uit onder meer ruim 20 afzonderlijke zaakdossiers. Uiteindelijk zijn 25 verdachten vervolgd door het Openbaar Ministerie.
De verdachte, zelf geen lid van de Bandidos, wordt verweten dat zij in totaal 213.845,62 euro heeft witgewassen en daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het witwassen van 213.845,62 euro.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn cliënt dient te worden vrijgesproken nu van witwassen geen sprake was dan wel omdat zij daarin geen enkele rol had.
De standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging zullen, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs nader worden weergegeven dan wel impliciet worden besproken.
3.4
De overwegingen en het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Aan medeverdachte [verdachte 19] , de echtgenoot van verdachte, is (onder feit 3) eveneens medeplegen van gewoontewitwassen tenlastegelegd. (Zaakdossier 12C). De rechtbank is in die zaak tot een bewezenverklaring van (gewoonte)witwassen van een geldbedrag van totaal 147.609,14 euro gekomen. Daarbij is uit de bewijsmiddelen afgeleid dat het niet anders kan zijn, dan dat de voorwerpen onmiddellijk of middellijk afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte wetenschap had dat dit geld afkomstig was van enig misdrijf of dat zij dat had moeten vermoeden. Met de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte wetenschap had van de criminele herkomst van de contante geldbedragen. Met betrekking tot de vraag of verdachte dat redelijkerwijs had moeten vermoeden heeft de rechtbank acht geslagen op de omstandigheid dat er grote geldbedragen zijn gestort op bankrekeningen op naam van verdachte. In zo’n situatie kan objectief gezien van een verdachte verwacht worden dat zij navraag doet naar de herkomst van dat geld. In zoverre heeft verdachte wel iets uit te leggen. De omstandigheden van deze casus maken deze gang van zaken echter veel minder bezwarend. Immers, verdachte en haar echtgenoot waren vanwege een eerder faillissement van haar echtgenoot buiten gemeenschap van goederen getrouwd. De huishouding was zodanig ingericht dat het gezin als zodanig zo weinig mogelijk nadeel zou ondervinden van de schuldeisers van haar echtgenoot. Voorts gingen er sinds jaar en dag grote contante geldbedragen om in het bedrijf van haar echtgenoot en was het al sinds jaar en dag gebruikelijk dat verdachte op verzoek van haar echtgenoot contant geld ophaalde van het bedrijfsadres en dat vervolgens stortte op een (zakelijke) bankrekening. Gezien deze omstandigheden acht de rechtbank in deze concrete zaak geen bewijs voorhanden dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de in de tenlastelegging bedoelde gelden afkomstig waren van enig misdrijf. De rechtbank zal de verdachte dus integraal vrijspreken.

4.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.P. Bosma, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en mr. L. Feuth, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer en mr. O.A.G. Corten, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 juli 2021.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij,
op één of meerdere tijdstip(pen),
in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 27 mei 2015,
(telkens) in de gemeente Roermond en/of (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens)
a.
van (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal
van (ongeveer) Euro 213.845,62 of daaromtrent, althans (telkens) een of
meerdere geldbedrag(en),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of
de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of
verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren, te weten
voornoemd(e) geldbedrag(en) of wie bovenomschreven voorwerp(en), te weten
voornoemd(e) geldbedrag(en), voorhanden had(den),
en/of
b.
voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van
(ongeveer) Euro 213.845,62 of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere
geldbedrag(en),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
heeft omgezet en/of van (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere
geldbedrag(en) tot een totaal van (ongeveer) Euro 213.845,62 of daaromtrent,
althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en) dat dat/die
voornoemde voorwerp(en)/geldbedrag(en) (telkens) geheel of gedeeltelijk -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrij(f)(ven),
zulks terwijl verdachte en/of haar mededader(s) van het plegen van voormeld(e)
feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt; (zaak 12C)
Artikel 420bis/ter/ Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij,
op één of meerdere tijdstip(pen),
in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 27 mei 2015,
(telkens) in de gemeente Roermond en/of (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens)
a.
van (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal
van (ongeveer) Euro 213.845,62 of daaromtrent, althans (telkens) een of
meerdere geldbedrag(en),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of
de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of
verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren, te weten
voornoemd(e) geldbedrag(en) of wie bovenomschreven voorwerp(en), te weten
voornoemd(e) geldbedrag(en), voorhanden had(den),
en/of
b.
voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van
(ongeveer) Euro 213.845,62 of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere
geldbedrag(en),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
heeft omgezet en/of van (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere
geldbedrag(en) tot een totaal van (ongeveer) Euro 213.845,62 of daaromtrent,
althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s) redelijkerwijs moest(en)
vermoeden dat dat/die voornoemde voorwerp(en)/geldbedrag(en) (telkens) geheel
of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit
enig(e) misdrij(f)(ven); (zaak 12C)
Artikel 420quater Wetboek van Strafrecht.