ECLI:NL:RBLIM:2021:5551

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
12 juli 2021
Zaaknummer
C/03/271078 / HA ZA 19-588
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige in civiele procedure tussen coöperatie en schadeverzekeraar

In deze civiele procedure, aangespannen door COÖPERATIE CMR U.A. tegen ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V., heeft de Rechtbank Limburg op 7 juli 2021 een vonnis gewezen waarin de benoeming van een deskundige werd behandeld. De zaak betreft een geschil over schadevergoeding, waarbij CMR stelt dat zij schade heeft geleden ten gevolge van een ongeval en dat deze schade moet worden vastgesteld door een onafhankelijke deskundige. In een eerder tussenvonnis van 3 maart 2021 had de rechtbank al geoordeeld dat CMR de schade van € 30.058,16 exclusief btw moet bewijzen en dat deskundigenonderzoek noodzakelijk is.

Tijdens de procedure hebben partijen verschillende deskundigen voorgesteld, maar zij konden het niet eens worden over één deskundige. CMR stelde dat alleen de heer [naam 1] geschikt was, terwijl Achmea de heer [naam 2] voorstelde. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om een derde deskundige, de heer F.Th.M. Bolsenbroek, te benoemen, omdat de voorgestelde deskundigen niet aan de eisen voldeden. De rechtbank heeft de vragen die aan de deskundige gesteld moeten worden, geformuleerd en het voorschot op de kosten van de deskundige vastgesteld op € 5.082,00.

De rechtbank benadrukte dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige en dat zij hun procesdossier aan de deskundige moeten overhandigen. De deskundige moet binnen drie maanden na betaling van het voorschot een schriftelijk rapport indienen. De rechtbank heeft de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad verklaard en verdere beslissingen aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/271078 / HA ZA 19-588
Vonnis van 7 juli 2021
in de zaak van
de coöperatie
COÖPERATIE CMR U.A.,
gevestigd te Wijnandsrade, gemeente Beekdaelen,
eiseres,
advocaat mr. K.A.M.J. Horsch te Valkenburg aan de Geul,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. R.H.J. Wildenburg te Arnhem.
Partijen zullen hierna “CMR” en “Achmea” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 3 maart 2021,
  • de aktes van partijen van 31 maart 2021,
  • de rolbeslissing van 7 april 2021,
  • de antwoordakte (inzake vragen CMR) van Achmea van 21 april 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank volhardt in het tussenvonnis van 3 maart 2021, waarbij onder andere is geoordeeld dat CMR de door haar gestelde schade van € 30.058,16 exclusief btw moet bewijzen (rov. 4.1). Ter beoordeling van de schade is voorlichting door een te benoemen onafhankelijke deskundige noodzakelijk geacht (rov. 4.2).
2.2.
Partijen hebben bij (antwoord)aktes zich onder andere uitgelaten over de persoon van de te benoemen deskundige en de aan de te benoemen deskundige te stellen vragen. Nu zij niet in onderling overleg tot één te benoemen deskundige zijn gekomen, zal de rechtbank zelf een deskundige aanzoeken. De rechtbank overweegt dienaangaande nog het volgende.
Persoon deskundige
2.3.
CMR volhardt - kort gezegd - in de stelling dat alleen [naam 1] (hierna: “ [naam 1] ”) geschikt is om als deskundige op te treden. CMR is van mening dat de door Achmea voorgestelde deskundige, de heer [naam 2] (hierna: “ [naam 2] ”), onvoldoende in staat is om als onafhankelijke deskundige te kunnen functioneren. Indien [naam 2] (zie hierna) zou worden benoemd, dan moet ook [naam 1] worden benoemd, aldus CMR (akte 31 maart 2021, randnr. 12).
2.4.
Achmea stelt voor om [naam 2] , die NIVRE registerexpert is en werkzaam is bij EBD-Expertise te Wezep te benoemen. Die deskundige beschikt over ruime, relevante kennis en ervaring, aldus Achmea. Achmea volhardt in de stelling dat [naam 1] onvoldoende deskundig is.
2.5.
Bij tussenvonnis van 3 maart 2021 heeft de rechtbank reeds geoordeeld (rov. 4.1) dat de overgelegde rapporten van [naam 1] een voldoende (technische) onderbouwing van alle, concrete door het ongeval ontstane, schade ontberen. Gelet hierop, alsmede vanwege het feit dat [naam 1] al als partijdeskundige heeft opgetreden, zal hij niet door de rechtbank worden benoemd. Tegen de persoon en het specialisme van [naam 2] heeft CMR naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende zwaarwegende argumenten aangevoerd. Toch zal de rechtbank ook niet [naam 2] tot deskundige benoemen. De rechtbank ziet, mede in het belang van het nog te voeren partijdebat, termen aanwezig om een niet eerder door partijen genoemde deskundige te benoemen.
2.6.
De rechtbank heeft de heer F.Th.M. Bolsenbroek (hierna: “Bolsenbroek”) van Bolsenbroek & Partners benaderd en hem onder meer gevraagd of hij zich in staat acht antwoord te geven op de hierna weergegeven vraagstelling, alsmede of het hem vrijstaat in deze zaak als deskundige op te treden. Bolsenbroek heeft daarop aangegeven een eventuele benoeming te aanvaarden en hiertoe ook vrij te staan. Gelet daarop zal de rechtbank Bolsenbroek tot deskundige benoemen.
Vragen
2.7.
CMR is niet concreet ingegaan op de reeds door de rechtbank bij tussenvonnis van 3 maart 2021 geformuleerde vragen en heeft bij akte van 31 maart 2021 zelf vijfendertig aan de te benoemen deskundige te stellen vragen geformuleerd. Gelet hierop moet het ervoor worden gehouden dat CMR zich in ieder geval kan vinden in de door de rechtbank geformuleerde vragen. Wat betreft de door CMR geformuleerde, aanvullende vragen overweegt de rechtbank dat die vragen, met uitzondering van de vraag 22, te algemeen zijn en de schade (de gevorderde vermogensschade) waarover het in deze zaak gaat onvoldoende duiden. De door CMR voorgestelde vragen lijken er veeleer op gericht om de deskundigheid van de deskundige te controleren. Van diens deskundigheid dient echter te worden uitgegaan. De vragen zijn dan ook onvoldoende relevant en zullen dan ook niet worden overgenomen. Het antwoord op vraag 22 van CMR: “
Hoeveel kost het jaarlijks om het ISAFIX-systeem te onderhouden en up to date te houden?”, kan, indien CMR kan aantonen dat van dit ‘up to date houden’ in casu sprake is geweest, eventueel wel nadere informatie geven over de waarde van het beschadigde ISAFIX systeem. Die vraag zal gelet hierop worden meegenomen bij de formulering van de vragen onder 2, zoals op voorhand geformuleerd bij tussenvonnis van 3 maart 2021.
2.8.
De rechtbank overweegt dat ook Achmea zich kan vinden in de reeds door de rechtbank geformuleerde vragen, met dien verstande dat zij daaraan wil zien toegevoegd de vraag: “
Wat is volgens u de waarde van het ISAFIX systeem in het economisch verkeer toen nieuw en op basis van het bouwjaar (gebruikt) op de schadedatum en nu nieuw naar de stand van de huidige techniek, en op grond waarvan komt u tot die bevindingen?”.
Die toevoeging zal, als zijnde voldoende concreet en relevant, eveneens onder de voornoemde vraag 2, worden meegenomen.
2.9.
De rechtbank bepaalt, met inachtneming van het voorgaande, dat de vraagstelling komt te luiden als weergegeven onder de beslissing.
Deskundigenbericht
2.10.
De rechtbank zal de onder de beslissing vermelde deskundige benoemen. De hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige zal de rechtbank, overeenkomstig de begroting gemaakt door de te benoemen deskundige en de reactie van partijen daarop, vaststellen op een bedrag € 5.082,00 inclusief omzetbelasting. In het tussenvonnis van 3 maart 2021 is al aangekondigd dat CMR het voorschot op de kosten van de deskundige moet deponeren. De rechtbank zal thans dienovereenkomstig beslissen.
Tot slot
2.11.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.12.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.13.
De rechtbank ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep van deze tussenbeslissing toe te staan. Zij zal de beslissing over het voorschot ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
benoemt tot deskundige:
de heer
F.Th.M. Bolsenbroek,
bezoekadres: Bolder 7, 6582 BZ Heumen,
postadres: Postbus 151, 6580 AD Malden,
tel: 024 – 6632202,
mobiel: 06 – 53665474,
emailadres: f.bolsenbroek@bbpartners.nl,
de vragen aan de deskundige
3.2.
de door de deskundige te beantwoorden vragen zijn:
1. Bent u bekend met het ISAFIX systeem en kunt u de technische aspecten en werking ervan beoordelen? Maakt Ether Piranha altijd deel uit van het ISAFIX systeem? Is Ether Piranha voor de werking van het systeem noodzakelijk? Is het correct dat het ISAFIX systeem uitsluitend door CMR wordt gemaakt? Zijn er soortgelijke, vergelijkbare systemen ontwikkeld en op de markt verkrijgbaar?
2. Wat kost een ISAFIX systeem? Wat is de afschrijfwaarde ervan, per gebruikelijke afschrijvings-tijdseenheid? Wat de waarde van het ISAFIX systeem in het economisch verkeer toen nieuw en op basis van het bouwjaar (gebruikt) op de schadedatum en nu nieuw naar de stand van de huidige techniek, en op grond waarvan komt u tot die bevindingen? Hoeveel kost het jaarlijks om het ISAFIX-systeem te onderhouden en up to date te houden? Wat kost - indien dat bestaat - een soort gelijk systeem?
3. Kunt u de situatie van de bedrijfswagen, nadat u deze ter plaatse heeft gezien, duidelijk omschrijven in uw rapport, eventueel onder verwijzing naar foto’s?
4. De bedrijfswagen is aangereden. Kunt u de betreffende stootrichting in uw rapport vermelden? (zie productie 10 bij dagvaarding, waarin is vermeld: “
Stootrichting 9 uur” en productie 8 dagvaarding, waarin is vermeld: “
Stootrichting 11 uur”).
5. Kunt u de door u aangetroffen situatie (bedrijfswagen plus inrichting) in uw rapport duidelijk afzetten tegen de partijrapporten, de stukken van partijen en foto’s, en daarbij aangeven welke onderdelen u wel/niet meer aantrof in de bedrijfswagen? Kunt u daarbij aangeven welke onderdelen kennelijk - al dan niet - met (voldoende mate van) zekerheid wel, dan wel niet, deel hebben uitgemaakt van de inrichting van de bedrijfswagen?
6. Hebt u het complete (beschadigde) ISAFIX systeem kunnen onderzoeken? Wat is het bouwjaar van het (beschadigde) ISAFIX systeem? Wanneer is het ISAFIX systeem in de bedrijfswagen ingebouwd?
7. Waar zat het ISAFIX systeem in de bedrijfswagen? Kunt u dit nog nagaan? Op grond van welke informatie komt u tot uw oordeel?
8. Kunt u beoordelen of eventuele losse onderdelen respectievelijk gedemonteerde onderdelen (voor zover nog voorradig) het concrete ISAFIX systeem van de bedrijfswagen betreffen (bijvoorbeeld aan de hand van foto’s en unieke serienummers)? Op grond waarvan (uw eigen waarneming, partijrapporten, verklaringen partijen, foto’s e.d.) komt u tot uw bevindingen? Kunt u beoordelen of gedemonteerde onderdelen van het ISAFIX systeem - al dan niet - hergebruikt kunnen worden? Wat is de waarde van her te gebruiken onderdelen?
11. Is het in de branche gebruikelijk dat na een ongeval een voertuig total loss wordt verklaard vanwege de cascoschade zonder dat daarbij wordt meegewogen de eventuele unieke aspecten van (de inrichting van) het betreffende voertuig?
12. Had de bedrijfswagen kunnen worden hersteld (i.p.v. total loss verklaren)?
13. Kunt u de cascoschade en schade aan de inrichting van de bedrijfswagen begroten en puntsgewijs en gedetailleerd naar de verschillende componenten, in uw rapport vermelden?
14. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
het voorschot
3.3.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 5.082,00,
3.4.
bepaalt dat CMR het voorschot dient over te maken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.6.
bepaalt dat CMR haar procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.8.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
  • de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid dient te bieden dit onderzoek bij te wonen; indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
  • indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
3.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.11.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.12.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.13.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
  • indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of
  • na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van CMR op een termijn van vier weken,
3.14.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
3.15.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: CM