Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiser sub 1] ,
[eiseres sub 2],
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
- de dagvaarding met 8 producties;
- de conclusie van antwoord met 11 producties;
- de rolbeslissing van deze rechtbank van 20 mei 2020 (over de wijze van verder procederen in verband met het Coronavirus);
- de B-16 formulieren van partijen naar aanleiding van de rolbeslissing van 20 mei 2020
- de dagbepaling van de comparitie na antwoord
- productie 9 van [eisers] ;
- het proces-verbaal van de comparitie na antwoord van 15 juni 2021.
2.De feiten
[bedrijfsnaam 1] Onderhandse lening”
3.Het geschil
4.De beoordeling
lening
Indien geen tijd voor de nakoming is bepaald, kan de verbintenis terstond worden nagekomen en kan terstond nakoming worden gevorderd). Uit deze artikelen volgt, voor zover van belang, dat een uitlener het ter leen gegevene niet kan terugeisen voordat de bij de overeenkomst bepaalde tijd verstreken is. Als geen termijn voor de nakoming bepaald is, moet de lener het ter leen gegevene op eerste aanvraag en alsdan terstond teruggeven. De rechter kan dan echter, naar gelang van de omstandigheden, enig uitstel aan de lener toestaan.
4 april 2019 niets van zich heeft laten horen en daarmee - mede gelet op de inhoud van de brief van 29 juli 2018 - haar rechten heeft verwerkt.
Voor ons is het klaar!” volgt de rechtbank evenmin. Voor het verlies van een recht is op grond van art. 3:33 BW vereist dat de wil van [eisers] erop gericht was haar recht prijs te geven. Dat kan niet uit vorenstaande opmerking worden afgeleid. Het betreft hier hooguit een uiting van frustratie van [eisers] over de suggesties van [gedaagden] dat [eisers] aan (rente over) de lening zou verdienen.
2.228,00(2,0 punten × tarief € 1.114,00)