ECLI:NL:RBLIM:2021:5546

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
12 juli 2021
Zaaknummer
03/702611-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in de strafzaak tegen verdachte wegens bezit van amfetamine en hasjiesj, vrijspraak van deelname aan criminele organisatie

Op 9 juli 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen verdachte [verdachte 5], die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en het bezit van amfetamine en hasjiesj. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Openbaar Ministerie niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de deelname aan een criminele organisatie, specifiek de MC Bandidos, en heeft de verdachte op dit punt vrijgesproken. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de gewelddadige activiteiten van de organisatie, zoals bedreiging en openlijke geweldpleging, en dat de verdachte niet daadwerkelijk een aandeel had in de criminele activiteiten van de organisatie.

Wat betreft de beschuldigingen van het bezit van drugs, heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte op 27 mei 2015 in zijn woning en die van zijn schoonmoeder in totaal ongeveer 20,67 gram amfetamine en 94 gram hasjiesj aanwezig had. De rechtbank heeft deze feiten bewezen verklaard en de verdachte hiervoor strafbaar gesteld. De rechtbank heeft rekening gehouden met de schending van de redelijke termijn in de procedure en heeft besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op te leggen, met een proeftijd van één jaar. De rechtbank heeft ook een taakstraf van 240 uren opgelegd, subsidiair 120 dagen hechtenis. De uitspraak is gedaan in het kader van een omvangrijk onderzoek naar de criminele activiteiten van de Bandidos in Limburg, waarbij meerdere verdachten betrokken waren.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/702611-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 juli 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte 5] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.F.E. Sprenkels, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van:
  • 29, 30 en 31 maart 2021,
  • 6, 7, 13, 14, 19, 21, 26 en 28 april 2021,
  • 3, 4, 25, 26, 27 en 28 mei 2021,
  • en op 9 juli 2021 is het onderzoek gesloten.
De verdachte is op 19, 26 en 28 april 2021 en 4 mei 2021 verschenen en zijn raadsman is op meerdere dagen verschenen. Het Openbaar Ministerie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte, al dan niet samen met (een) ander(en):
heeft deelgenomen aan een criminele organisatie bestaande uit de leden van MC Bandidos (chapter Sittard);
heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die het oogmerk had tot drugsdelicten;
20,67 gram amfetamine aanwezig heeft gehad;
94 gram hasjiesj aanwezig heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Inleiding
In april 2014 startte de politie Limburg onderzoek ‘Kievit’. Dit onderzoek richtte zich in aanvang op [verdachte 1] en vermeende drugsdelicten. Later breidde het zich uit naar het Sittardse chapter van de motorclub Bandidos. Dat resulteerde in verdenkingen van onder meer drugsdelicten, afpersingen en/of diefstallen met geweld, openlijke geweldpleging en wapenbezit. Nader financieel onderzoek leidde bovendien tot verdenkingen van witwassen, ook tegen familieleden van leden van de Bandidos.
Het opsporingsonderzoek heeft geresulteerd in een omvangrijk dossier, dat bestaat uit onder meer ruim 20 afzonderlijke zaakdossiers. Uiteindelijk zijn 25 verdachten vervolgd door het Openbaar Ministerie.
Een deel van de vermeende strafbare feiten is aan verdachte ten laste gelegd. De rechtbank zal hieronder per ten laste gelegd feit aangeven of zij dit bewezen acht. Ten behoeve van de overzichtelijkheid zal de rechtbank ook per feit aangeven indien daar tot (partiële) vrijspraak wordt gekomen.
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van deelname aan een criminele organisatie (feit 1), deelname aan een criminele Opiumwet-organisatie (feit 2) en het aanwezig hebben van amfetamine (feit 3) en hasjiesj (feit 4).
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat:
  • de verdachte vrijgesproken moet worden van deelname aan een criminele organisatie (feit 1) nu enerzijds niet bewezen kan worden dat sprake was van een criminele organisatie en anderzijds het enkele lidmaatschap van de verdachte onvoldoende is om deelname te kunnen bewijzen;
  • de verdachte vrijgesproken moet worden van deelname aan een criminele organisatie ex art. 11a van de Opiumwet (feit 2) nu enerzijds niet bewezen kan worden dat sprake was van een criminele organisatie en anderzijds het dossier onvoldoende bewijsmateriaal bevat dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet; daartoe zijn de tapgesprekken en OVC-verslagen onvoldoende concreet.
Voorts heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het aanwezig hebben van amfetamine (feit 3) en hasjiesj (feit 4).
De standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging zullen, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs nader worden weergegeven dan wel impliciet worden besproken.
3.4
De overwegingen en het oordeel van de rechtbank
Voor de leesbaarheid heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden, in bijlage II opgenomen.
3.4.1
Criminele organisatie (ZD 1 / feit 1)
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Daartoe overweegt zij als volgt.
Van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts dan sprake zijn, indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat sprake was van een op bedreiging en openlijke geweldpleging (jegens Hells Angels en daar aan gelieerde clubs) gericht samenwerkingsverband, bestaande uit de MC Bandidos chapter Sittard.
Het criminele oogmerk van de organisatie kwam in het bijzonder tot uiting in de navolgende gebeurtenissen: een zogenaamde klopjacht op Hells Angels op 24 januari 2015, de openlijke geweldpleging bij de Dug-Out op 7 mei 2015 en een daaropvolgende mogelijke provocatie van de Hells Angels bij het aan de Hells Angels gelieerde café/restaurant Navarro diezelfde avond/nacht. Daarnaast zijn er allerlei andere door de politie opgetekende incidenten waaruit de animositeit tussen Bandidos en Hells Angels blijkt.
De verdachte was bij geen van deze gebeurtenissen aanwezig. Ook op andere wijze blijkt niet van betrokkenheid bij bedreigende en gewelddadige bedoelingen van de MC Bandidos chapter Sittard jegens de Hells Angels. De rechtbank stelt daarom vast dat de verdachte niet daadwerkelijk een aandeel heeft gehad in, dan wel gedragingen heeft ondersteund die (mede) strekten tot of rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van het binnen die organisatie bestaande oogmerk van bedreiging of openlijke geweldpleging.
Dat betekent dat niet is bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht en dat de rechtbank de verdachte daarvan zal vrijspreken.
3.4.2
Criminele Opiumwet-organisatie (ZD 10A en 10B / feit 2)
De verdachten [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 3] , [verdachte 4] , [verdachte 5] , [verdachte 6] , [verdachte 9] , [verdachte 12] , [verdachte 13] en [verdachte 16] worden ervan verdachte dat zij – met ook nog andere personen en al dan niet in wisselende samenstellingen – een criminele organisatie ex art. 11b (tot 1 maart 2015: 11a) van de Opiumwet hebben gevormd.
De rechtbank acht dit niet bewezen. Daartoe overweegt zij als volgt.
Uitgangspunten
De rechtbank stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet slechts dan sprake kan zijn, indien de verdachte behoort tot een samenwerkingsverband én een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk, te weten het plegen van een aantal misdrijven uit de Opiumwet.
Voor de bewezenverklaring van 'een organisatie' als bedoeld in art. 11b van de Opiumwet is vereist dat sprake is van een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en tenminste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.
De verdenking
De verdenking van deelneming aan een criminele Opiumwetorganisatie is voornamelijk gebaseerd op de zaakdossiers 10A en 10B.
Zaakdossier 10A
Zaakdossier 10A bevat vooral een weergave van opgenomen vertrouwelijke communicatie (OVC), tapverslagen, sms- en mailberichten. De politie leidt daaruit af dat de verdachten [verdachte 4] en [verdachte 3] , [verdachte 9] , [verdachte 1] , [verdachte 6] , [verdachte 2] en [verdachte 5] – in wisselende samenstellingen – zich bezig houden met (voorbereidings)handelingen strafbaar gesteld in de Opiumwet. Voorts worden diverse voorwerpen en drugs beschreven die bij de verdachten [verdachte 10] , [verdachte 3] en [verdachte 5] werden aangetroffen.
De aanvulling van zaakdossier 10A is opgemaakt na afronding van het onderzoek aan de BlackBerry die wordt toegeschreven aan [verdachte 9] . Na het uitlezen van alle berichten heeft de politie de daarop gebaseerde samenwerkingsverbanden en drugsstromen zoals omschreven in zaakdossier 10A herschreven en opnieuw gegroepeerd.
De politie heeft die verbanden en stromen als volgt gegroepeerd, waarbij eerst is genoemd waar de communicatie over gaat, vervolgens welke personen daarbij betrokken zouden zijn en tot slot in welke periode die communicatie gevoerd werd:
  • Miau miau (mefedron), Turkije, Engelsman, MDMA ( [verdachte 9] / [verdachte 6] / [verdachte 13] / [verdachte 2] ) – juni/aug. ‘14
  • Hennep ( [verdachte 9] / [verdachte 6] ) – juli ‘14
  • A-olie ( [verdachte 9] / [verdachte 6] ) – juli/aug. ‘14
  • Amnesia ( [verdachte 9] / [verdachte 6] ) – juli/aug. 14
  • Haze Denemarken ( [verdachte 9] / [verdachte 6] ) - juni/aug. ‘14
  • Zwavel ( [verdachte 9] / [verdachte 2] ) – aug. ‘14
  • Pep Denemarken ( [verdachte 9] / [verdachte 6] ) – aug. ‘14
  • Blokke, coke ( [verdachte 9] / [verdachte 6] ) – juli/okt. ‘14
  • MDMA, formamide ( [verdachte 9] / [verdachte 6] , [verdachte 3] / [verdachte 5] ) – feb. ‘15
  • Hennepteelt ( [verdachte 3] / [verdachte 13] / [verdachte 6] / [verdachte 4] ) – nov. ’14 t/m mei ‘15
  • Apaan ( [verdachte 1] / [verdachte 6] / [verdachte 9] ) – jan./maart ‘15
  • “A” ( [verdachte 1] / [verdachte 6] / [verdachte 10] ) – maart ‘15
  • UK, Gucci, Ami, Keta ( [verdachte 6] / [verdachte 9] / [verdachte 1] , [verdachte 12] / [verdachte 3] ) – mei ‘15
  • Productie synth. drugs ( [verdachte 3] / [verdachte 12] / [verdachte 5] ) – maart t/m mei ‘15
  • Drugs algemeen ( [verdachte 5] / [verdachte 3] / [verdachte 4] / [verdachte 8] ) – feb/mrt/mei ‘15
Zaakdossier 10B
Zaakdossier 10B beschrijft de vermeende betrokkenheid van de verdachten [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 6] , [verdachte 7] en [verdachte 11] bij de productie c.q. handel in drugs dan wel voorbereidingshandelingen daartoe. Zulks is in dit zaakdossier voornamelijk gebaseerd op opgenomen vertrouwelijke communicatie (OVC), tapverslagen en observaties. Dit wordt bovendien aangevuld met verwijzingen naar de zaakdossiers 2 (gekwalificeerde diefstal [ slachtoffer 1] ), 5 (afpersing [slachtoffer 5] ), 7 (export amfetamine/hennep), 8 (hennepplantage Duitsland) en 10A (hiervoor beschreven).
Overwegingen
De rechtbank constateert dat de zaakdossiers 10A en 10B inderdaad sterke aanwijzingen bevatten dat de verdachte betrokken was bij drugshandel dan wel soortgelijke strafbare feiten. Die aanwijzingen ziet de rechtbank vooral in de opgenomen communicatie, al dan niet in versluierd taalgebruik. Die aanname van de politie lijkt voor het overgrote deel dus niet uit de lucht gegrepen te zijn.
Evenwel constateert de rechtbank ook dat van concrete, daadwerkelijke geconstateerde strafbare drugsdelicten nauwelijks is gebleken. Uitzonderingen hierop vormen de in Duitsland aangetroffen hennepplantage (zaakdossier 8) die gelieerd zou kunnen worden aan onder meer [verdachte 2] en [verdachte 13] , de onderschepte geëxporteerde amfetamine door [verdachte 16] (zaakdossier 7) en diverse kleinere hoeveelheden drugs die zijn aangetroffen bij huiszoekingen bij van enkele van de verdachten. Maar dat er daarbij sprake is geweest van een criminele organisatie in de zin van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband kan niet worden vastgesteld.
De rechtbank krijgt op basis van het dossier de indruk dat juist sprake lijkt te zijn van diverse individuen die op eigen titel en met elk hun eigen belang betrokken zijn in de drugshandel. Dat [verdachte 9] in veel van de onderschepte communicatie voorkomt is verklaarbaar omdat het overgrote deel van het bewijsmateriaal afkomstig is van een aan hem toegeschreven BlackBerry. De rechtbank ziet hieromheen echter geen duurzaamheid en eenduidige structuur, laat staan hiërarchie. Er ontstaat een beeld van individuen die elkaar ad hoc weten te vinden indien de gelegenheid zich voordoet of die gebruik weten te maken van elkaars kennis of contacten.
De vermoedens over het bestaan van een criminele drugsorganisatie zoals tenlastegelegd worden niet of onvoldoende onderbouwd met concrete feiten. En de enkele omstandigheid dat, op [verdachte 16] na, de betrokkenen lid zijn van de Bandidos, is onvoldoende om te spreken van een dergelijk samenwerkingsverband nu er evenmin een directe relatie zichtbaar is tussen de vermeende drugshandel en de motorclub.
ConclusieHoewel het dossier wel degelijk sterke aanwijzingen bevat dat sprake is van drugshandel door verschillende personen, is de rechtbank van oordeel dat niet gesproken kan worden van een “organisatie”, te weten een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur. Het voorgaande betekent dat niet is bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet. De rechtbank zal de verdachte dus vrijspreken van deelneming aan een criminele drugsorganisatie.
3.4.3
Amfetamine en hasjiesj (ZD 10B / feiten 3 en 4)
De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen, net als de verdediging, bewezen dat de verdachte op 27 mei 2015 in zijn woning en die van zijn schoonmoeder (in totaal) ongeveer 20,67 gram amfetamine en 94 gram hasjiesj aanwezig heeft gehad. De rechtbank acht niet bewezen dat hij de amfetamine die hij bij zijn schoonmoeder had samen met (een) ander(en) aanwezig heeft gehad. De rechtbank zal de verdachte dus partieel vrijspreken van het medeplegen daarvan.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht ten laste van de verdachte bewezen dat:
feit 3:
hij op 27 mei 2015 in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 20,67 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 4:
hij op 27 mei 2015 in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 94 gram hasjiesj, zijnde hasjiesj een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 3:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft gerekwireerd tot oplegging van een gevangenisstraf van 240 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 91 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, alsmede een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om oplegging van een taakstraf in combinatie met een gevangenisstraf van gelijke duur als de reeds ondergane voorlopige hechtenis.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van ongeveer 20 gram amfetamine en 94 gram hasjiesj.
De verdachte is eerder in België in 2010 veroordeeld voor betrokkenheid bij de productie van drugs, maar sinds 2015 is hij niet meer in aanraking gekomen met politie in justitie. Na zijn aanhouding op 27 mei 2015 wijst de rechtbank vandaag ruim zes jaren later vonnis, terwijl dit tijdsverloop niet aan de verdachte te wijten is. Zulks is een schending van de redelijke termijn. Daarom zal de rechtbank volstaan met een voorwaardelijke straf.
De rechtbank zal [verdachte 5] veroordelen tot een
voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van één jaar.

7.Het beslag

De beslaglijst d.d. 22 mei 2021 vermeldt een motorfiets van het merk Harley Davidson voorzien van kenteken [kenteken] .
Nu met betrekking tot deze motorfiets niet (meer) wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, kan deze worden teruggegeven.
Ter terechtzitting van 28 april 2021 heeft de raadsman medegedeeld dat deze motorfiets niet aan de verdachte toebehoort en dat hij daarvan afstand zou doen.
Op grond van het dossier kan de rechtbank niet vaststellen wie redelijkerwijs als rechthebbende op deze motorfiets kan worden aangemerkt. Daarom zal de rechtbank de bewaring gelasten ten behoeve van de rechthebbende. De rechtbank merkt daarbij op dat op deze motorfiets kennelijk tevens conservatoir beslag ex art. 94a Sv rust. Dit beslag ligt niet ter beoordeling aan de rechtbank voor. Dat betekent dat deze motorfiets mogelijk alsnog niet onmiddellijk teruggegeven zal worden.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c, 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2, 3, 10, 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de feiten 1 en 2;
Bewezenverklaring
  • verklaart de feiten 3 en 4 bewezen zoals hierboven onder 3.5 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 3 en 4 tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 1 jaar zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Beslag
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het volgende in beslag genomen voorwerp:
- een motorfiets van het merk Harley Davidson, kenteken [kenteken] .
Dit vonnis is gewezen door mr. L.P. Bosma, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en mr. L. Feuth, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer en mr. O.A.G. Corten, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 juli 2021.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na nadere omschrijving van de tenlastelegging - ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 27 mei 2015 in de
gemeente Echt-Susteren en/of de gemeente Sittard-Geleen en/of de gemeente
Roermond en/of de gemeente Valkenswaard en/of de gemeente Heerlen en/of de
gemeente Kerkrade en/of de gemeente Schinnen, in elk geval in Nederland en/of
te Borgloon (B), in elk geval in België en/of
te Selfkant en/of te Alsdorf, in elk geval in Duitsland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband
van natuurlijke personen, te weten de leden van MC Bandidos (chapter Sittard)
en/of een samenwerkingsverband bestaande uit (onder meer) de volgende
personen: [verdachte 6] en/of [verdachte 1] en/of [verdachte 7] en/of [verdachte 10]
en/of [verdachte 2] en/of [verdachte 3] en/of [verdachte 4]
en/of [verdachte 9] en/of [verdachte 8] en/of [verdachte 13] en/of [verdachte 14]
en/of [verdachte 11] en/of [verdachte 12] en/of [verdachte 15]
en/of [verdachte 17] en/of [verdachte 20] en/of [verdachte 21] en/of [verdachte 22]
en/of [verdachte 16] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van
misdrijven te weten:
- afpersing (art. 317 Sr) en/of
- diefstal met geweld (art. 312 Sr) en/of
- bedreiging (art. 285 Sr) en/of
- openlijk geweld (art. 141 Sr) en/of
- verboden wapenbezit (art. 26 WWM);
(zaak 1)
2.
Hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 27 mei 2015 te
Maasbracht, in de gemeente Maasgouw, en/of in de gemeente Roermond en/of in
de gemeente Valkenswaard en/of te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen,
en/of in de gemeente Heerlen en/of te Echt, in de gemeente Echt-Susteren,
en/of te Oisrsbeek, in de gemeente Schinnen, in elk geval in
Nederland en/of te Borgloon, in elk geval in België en/of te Selfkant, in elk
geval in Duitsland heeft deelgenomen aan een
organisatie, te weten de leden van MC Bandidos (chapter Sittard) en/of een
samenwerkingsverband bestaande uit (onder meer) de volgende personen: [verdachte 2]
en/of [verdachte 6] en/of [verdachte 1] en/of [verdachte 3]
en/of [verdachte 13] en/of [verdachte 12] en/of [verdachte 7] en/of [verdachte 11]
en/of [verdachte 4] en/of [verdachte 9]
en/of [verdachte 10] en/of [verdachte 16] en/of [partner verdachte 3]
welke organisatie tot oogmerk heeft/had het plegen van één of meer
misdrij(f)(ven), als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid en/of
10a eerste lid en/of artikel 11 derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet,
namelijk:
- het aanwezig hebben en/of telen en/of bereiden en/of bewerken en/of
verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren
en/of vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland
brengen van (een) middel(en) als bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
I, danwel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet en/of
- het verrichten van voorbereidings- of bevorderingshandelingen gericht op het
telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of
afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of binnen
en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) middel(en) als
bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, danwel aangewezen krachtens
artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet en/of
- het in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of
bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of
verstrekken en/of vervoeren van (een) middel(en) als bedoeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst II en/of
- van het (van grote hoeveelheden) binnen en/of buiten het grondgebied van
Nederland brengen van (een) middel(en) als bedoeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II;
(vanaf 1 maart 2015 art 11b van de Opiumwet)
(zaak 10A/10B)
3.
hij op of omstreeks 27 mei 2015 in de gemeente Sittard-Geleen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 20,67 gram, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst I;
(zaak 10B)
4.
hij op of omstreeks 27 mei 2015 in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 94 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer
dan 30 gram hasjiesj, zijnde hasjiesj een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II
(zaak 10B).
BIJLAGE II: De bewijsmiddelen
Zaakdossier 10B: (Voorbereidingshandelingen) Opiumwetdelicten [1]
Tijdens de actiedag van het onderzoek Kievit op 27 mei 2015 vond een
doorzoekingplaats op het verblijfsadres van [verdachte 5] aan de [adres 1] te Geleen (gelegen in de gemeente Sittard-Geleen, rb.). Daarbij werden onder meer aangetroffen en in beslag genomen:
94 gram vermoedelijke hasjiesj (aangetroffen in de auto [2] );
2 gram wit poeder, wat voorzien werd van SIN AACY5318NL. [3]
De 94 gram stof reageerde bij een MMC-kleurreactietest positief op de aanwezigheid van
hasjiesj. [4]
Het NFI rapporteerde dat het poeder voorzien van SIN AACY5318NL
amfetaminebevatte. [5]
Tijdens de actiedag vond ook een
doorzoekingplaats in de woning van de schoonmoeder van [verdachte 5] aan de [adres 2] te Geleen. Daarbij werd in de kelderbox in een boodschappentas een 500cl flesje aangetroffen dat voor meer dan de helft met een geelkleurige vloeistof was gevuld. [6] Een monster van 18,7 gram werd naar het NFI opgestuurd. [7] Het NFI rapporteerde dat dit monster
amfetaminebevatte. [8]
De
verdachteverklaarde bij de politie op 9 juni 2015 – zakelijk weergegeven – onder meer dat het plakje bruine hasj van 94 gram van hem was. [9]
De
verdachteverklaarde ter zitting van 19 april 2021 – zakelijk weergegeven – onder meer:
U vraagt mij naar de verdovende middelen die in mijn woning en in de kelder van mijn schoonmoeder zijn aangetroffen. (…) U vraagt mij of ook de 18,67 gram amfetamine die in de kelder van mijn schoonmoeder is aangetroffen van mij was. Ja, ik gebruikte die zelf.

Voetnoten

1.Waar in deze paragraaf wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, dienst regionale recherche, afdeling Generiek, team opsporing, proces-verbaalnummer 2015093950-Z10B, zaakdossier 10B van het onderzoek Kievit (met onderzoeksnummer 2451114005), gesloten d.d. 26 mei 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 181.
2.Proces-verbaal onderzoek beslag d.d. 30 juli 2015, pg. 404-414.
3.Proces-verbaal zaakdossier 10A d.d. 23 mei 2016, pg. 200.
4.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 9 juni 2015, pg. 397 van zaakdossier 10A.
5.Een deskundigenverslag van ing. [naam deskundige] , NFI-deskundige forensische drugsanalyse d.d. 1 juli 2015, pg. 401-402 van zaakdossier 10A.
6.Proces-verbaal zaakdossier 10A d.d. 23 mei 2016, pg. 199.
7.Prcoes-verbaal bevindingen d.d. 1 oktober 2015, pg. 388 van zaakdossier 10A.
8.Een deskundigenverslag van ing. [naam deskundige] , NFI-deskundige forensische drugsanalyse d.d. 29 juni 2015, pg. 394-395 van zaakdossier 10A.
9.Proces-verbaal 3e verhoor verdachte [verdachte 5] d.d. 9 juni 2015, pg. 122.