ECLI:NL:RBLIM:2021:5541

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 juli 2021
Publicatiedatum
12 juli 2021
Zaaknummer
9272729 CV EXPL 21-2933
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning wegens verblijf zonder recht of titel

In deze zaak heeft de kantonrechter in Maastricht op 12 juli 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres], handelend als bewindvoerster over de goederen van [naam onderbewindgestelde], en [gedaagde], die tijdelijk in de door [naam onderbewindgestelde] gehuurde woning verblijft. De procedure volgde op een verzoek van [eiseres] tot ontruiming van de woning, omdat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verbleef. De feiten van de zaak tonen aan dat [naam onderbewindgestelde] en [gedaagde] ooit gehuwd zijn geweest, maar dat het huwelijk inmiddels is ontbonden. De goederen van [naam onderbewindgestelde] zijn onder bewind gesteld, en [eiseres] is benoemd als haar nieuwe bewindvoerster. De huurovereenkomst van [naam onderbewindgestelde] loopt tot 19 augustus 2021, maar zij heeft [gedaagde] tijdelijk toestemming gegeven om in de woning te verblijven. Nu [naam onderbewindgestelde] niet langer instemt met het verblijf van [gedaagde], heeft zij de huurovereenkomst opgezegd en vordert zij ontruiming.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiseres] voldoende spoedeisend belang heeft bij de vordering tot ontruiming. Het verblijf van [gedaagde] in de woning belemmert [naam onderbewindgestelde] in haar huur- en woonrecht. De rechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] geen huurder of medehuurder is en dat er geen andere gronden zijn voor een gebruiksrecht. Daarom is de vordering tot ontruiming toegewezen, met een ontruimingstermijn van twee dagen na betekening van het vonnis. De gevorderde dwangsom is afgewezen, omdat [eiseres] niet heeft onderbouwd waarom dit nodig zou zijn. [gedaagde] is veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 938,01.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer 9272729 CV EXPL 21-2933
Vonnis in kort geding van de kantonrechter / voorzieningenrechter van 12 juli 2021
in de zaak van
[eiseres], handelend in de hoedanigheid van bewindvoerster over de goederen van
[naam onderbewindgestelde]
gevestigd aan het [adres 1] [vestigingsplaats]
eiseres
gemachtigde mr. B.H.S. Brinkman, advocaat in Heerlen
t e g e n
[gedaagde]
(tijdelijk) wonend aan de [adres 2] [woonplaats]
gedaagde
in persoon procederend en in rechte verschenen
Partijen worden hierna [eiseres] en [naam onderbewindgestelde] respectievelijk [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding met producties 1 tot en met 4
  • de mondelinge behandeling van 8 juli 2021, bij welke gelegenheid mr. Brinkman een beschikking wijziging bewindvoerder en een akkoordverklaring van de nieuwe bewindvoerder [eiseres] (evenmin als [naam onderbewindgestelde] in rechte verschenen) in het geding gebracht heeft en de oorspronkelijke vordering aan deze wijziging aangepast heeft.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam onderbewindgestelde] en [gedaagde] zijn gehuwd geweest, welk huwelijk ontbonden is door echtscheiding en ingeschreven is in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Bij beschikking van 19 februari 2020 zijn de goederen van [naam onderbewindgestelde] onder bewind gesteld met benoeming van [naam bewindvoerder] tot bewindvoerder.
2.3.
[naam onderbewindgestelde] heeft met [naam] een schriftelijke huurovereenkomst gesloten op grond waarvan zij sedert 20 augustus 2020 van deze verhuurder de woonruimte aan de [adres 2] te [woonplaats] (verder: de woning) in huur gekregen heeft voor bepaalde tijd (tot en met 19 augustus 2021).
2.4.
[naam onderbewindgestelde] heeft er mee ingestemd dat [gedaagde] voor een korte periode in de door haar gehuurde woning kon verblijven. [naam onderbewindgestelde] wenst thans niet langer dat [gedaagde] de woning gebruikt. Ondanks uitdrukkelijk verzoek om te vertrekken, weigert [gedaagde] de woning te verlaten. [naam onderbewindgestelde] heeft wegens persoonlijke botsingen met haar vroegere echtgenoot tijdelijk elders onderdak gevonden, maar wenst weer als enige de beschikking over de woning aan de [adres 2] [woonplaats] te krijgen.
2.5.
Bij beschikking van 18 juni 2021 is Van der Zwaag per 1 juli 2021 door de kantonrechter in Maastricht als bewindvoerder over het vermogen van [naam onderbewindgestelde] ontslagen en is met ingang van dezelfde datum [eiseres] tot opvolgend bewindvoerster benoemd.
2.6.
Van de zijde van [naam onderbewindgestelde] , althans haar bewindvoerder/bewindvoerster, is de huurovereenkomst opgezegd tegen 1 augustus 2021.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert thans de veroordeling van [gedaagde] bij wege van onmiddellijke voorziening bij voorraad tot ontruiming van de woning alsmede betaling van een dwangsom bij nalatigheid te dien aanzien en van de met deze procedure gemoeide kosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verblijft.
3.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd, waarop hierna voor zover relevant nader ingegaan wordt.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] voldoende spoedeisend belang bij het gevorderde heeft. Het door [eiseres] gestelde (na ontzegging van de mogelijkheid tot tijdelijk gebruik onrechtmatig geworden) verblijf van [gedaagde] in de woning belemmert [naam onderbewindgestelde] , indien dit komt vast te staan, in haar huur-/woonrecht, hetgeen op zichzelf reeds een onmiddellijke voorziening rechtvaardigt. [eiseres] heeft verder onweersproken gesteld dat de huurovereenkomst tegen 1 augustus 2021 opgezegd is en dat [naam onderbewindgestelde] de woning op zeer korte termijn geheel tot haar beschikking wenst te hebben teneinde deze correct te kunnen opleveren aan de verhuurder.
4.2.
Beoordeeld moet worden of de vordering in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat dit rechtvaardigt om door toewijzing in kort geding vooruit te lopen op het oordeel van de bodemrechter. Uitgangspunt vormen de voorshands vaststaande feiten in het licht van de beperkte toetsing (zonder nadere bewijsvoering) die voor een procedure in kort geding in beginsel geldt.
4.3.
Nu [gedaagde] geen huurder of medehuurder is, niet langer de instemming van [naam onderbewindgestelde] heeft om in de woning te verblijven en gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] op enige andere grond een gebruiksrecht ten aanzien van de woning kan doen gelden, is het aannemelijk dat in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verblijft. De vordering tot ontruiming wordt derhalve toegewezen, met dien verstande dat de ontruimingstermijn gesteld wordt op twee dagen na betekening van dit vonnis. De gevorderde dwangsom wordt afgewezen. [eiseres] heeft niet onderbouwd op grond waarvan een extra prikkel om tot ontruiming over te gaan in de vorm van een door [gedaagde] te verbeuren dwangsom nodig is. Met toewijzing van de vordering tot ontruiming heeft zij een titel om zelf, via de weg van de reële executie, [gedaagde] tot ontruiming te noodzaken.
4.4.
[gedaagde] wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld tot betaling van de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden tot de uitspraak van dit vonnis begroot op:
- exploot van dagvaarding € 106,01
- griffierecht € 85,00
- salaris gemachtigde €
747,00
Totaal € 938,01.

5.De beslissing

De kantonrechter treft als voorzieningenrechter de navolgende onmiddellijke voorzieningen:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om de woonruimte aan de [adres 2] [woonplaats] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis met al hetgeen dat / al degenen die zich daar zijnerzijds bevindt / bevinden te verlaten, te ontruimen en onder afgifte van alle sleutels ter algehele en vrije beschikking van [eiseres] te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de aan de zijde van [eiseres] gevallen proceskosten, bepaald op een totaalbedrag van € 938,01;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal en is in het openbaar uitgesproken.
CJ