ECLI:NL:RBLIM:2021:5488

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
8 juli 2021
Zaaknummer
03/702623-15 en 03/702645-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar criminele organisatie en drugshandel met betrekking tot MC Bandidos

Op 9 juli 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen verdachte [verdachte 16], die werd beschuldigd van verschillende drugshandel- en wapenbezit gerelateerde feiten. De rechtbank behandelde de zaken met parketnummers 03/702623-15 en 03/702645-17. De verdachte werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie, het verkopen en exporteren van amfetamine en hennep, het voorhanden hebben van een pistool en pepperspray, en het aanwezig hebben van harddrugs zoals MDMA en cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij deel uitmaakte van een criminele organisatie, maar achtte wel bewezen dat hij betrokken was bij de verkoop en export van 10 kilogram amfetamine en 3 kilogram hennep. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 36 maanden, met een strafkorting van 30% wegens schending van de redelijke termijn. De zaak was het resultaat van een uitgebreid onderzoek, genaamd 'Kievit', dat zich richtte op de activiteiten van de motorclub Bandidos in Limburg. De verdachte werd bijgestaan door mr. B. Damen, advocaat te Maastricht, en de zittingen vonden plaats op verschillende data in 2021, met de laatste zitting op 9 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03/702623-15 en 03/702645-17 (ttz.gev)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 juli 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte 16] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. B. Damen, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van:
  • 29, 30 en 31 maart 2021,
  • 6, 7, 13, 14, 19, 21, 26 en 28 april 2021,
  • 3, 4, 25, 26, 27 en 28 mei 2021,
  • en op 9 juli 2021 is het onderzoek gesloten.
De verdachte is op 7, 14 en 26 april 2021 en 4 mei 2021 verschenen en zijn raadsman is op meerdere dagen verschenen. Het Openbaar Ministerie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte, al dan niet samen met anderen:
in de zaak met parketnummer 03/702623-15:
heeft deelgenomen aan een criminele organisatie bestaande uit de leden van MC Bandidos (chapter Sittard);
10 kilogram amfetamine heeft verkocht en geëxporteerd;
kilogram hennep heeft verkocht en geëxporteerd;
heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die het oogmerk had tot drugsdelicten;
een pistool en een bijbehorend kogelpatroon voorhanden heeft gehad;
MDMA en cocaïne aanwezig heeft gehad;
in de zaak met parketnummer 03/702645-17:
1. pepperspray voorhanden heeft gehad;
3. een huurovereenkomst valselijk heeft opgemaakt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Inleiding
In april 2014 startte de politie Limburg onderzoek ‘Kievit’. Dit onderzoek richtte zich in aanvang op [verdachte 1] en vermeende drugsdelicten. Later breidde het zich uit naar het Sittardse chapter van de motorclub Bandidos. Dat resulteerde in verdenkingen van onder meer drugsdelicten, afpersingen en/of diefstallen met geweld, openlijke geweldpleging en wapenbezit. Nader financieel onderzoek leidde bovendien tot verdenkingen van witwassen, ook tegen familieleden van leden van de Bandidos.
Het opsporingsonderzoek heeft geresulteerd in een omvangrijk dossier, dat bestaat uit onder meer ruim 20 afzonderlijke zaakdossiers. Uiteindelijk zijn 25 verdachten vervolgd door het Openbaar Ministerie.
Een deel van de vermeende strafbare feiten is aan verdachte ten laste gelegd. De rechtbank zal hieronder per ten laste gelegd feit aangeven of zij dit bewezen acht. Ten behoeve van de overzichtelijkheid zal de rechtbank ook per feit aangeven indien daar tot (partiële) vrijspraak wordt gekomen.
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van:
in de zaak 03/702623-15:
  • de deelname aan een criminele organisatie (feit 1),
  • de export van 10 kilogram amfetamine (feit 2),
  • de export van 3 kilogram hennep (feit 3),
  • de deelname aan een criminele Opiumwet-organisatie (feit 4),
  • het voorhanden hebben van een pistool (feit 5),
  • het aanwezig hebben van drugs (feit 6),
in de zaak 03/702645-17:
  • het voorhanden hebben van pepperspray (feit 1);
  • valsheid in geschrifte (feit 3).
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat:
  • de verdachte moet worden vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie (feit 1 in de zaak 03/702623-15), omdat niet is gebleken dat de verdachte wetenschap had van het beweerdelijke criminele oogmerk, en daar naar handelde;
  • de verdachte enkel één keer drie kilogram amfetamine heeft geleverd (feit 2 in de zaak 03/702623-15);
  • de verdachte enkel één keer één kilogram hennep heeft geleverd (feit 3 in de zaak 03/702623-15);
  • de verdachte vrijgesproken moet worden van deelname aan een criminele Opiumwet-organisatie (feit 4 in de zaak 03/702623-15) nu geen sprake was van een crimineel samenwerkingsverband;
  • zij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank voor de bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een pistool (feit 5 in de zaak 03/702623-15), het aanwezig hebben van drugs (feit 6 in de zaak 03/702623-15) en het voorhanden hebben van pepperspray (feit 1 in de zaak 03/702645-17);
  • de verdachte moet worden vrijgesproken van valsheid in geschrifte (feit 3 in de zaak 03/702645-17) nu hij geen wetenschap had van de nadien aangebrachte wijzigingen in de huurovereenkomst.
De standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging zullen, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs nader worden weergegeven dan wel impliciet worden besproken.
3.4
De overwegingen en het oordeel van de rechtbank
Voor de leesbaarheid heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden, in bijlage II opgenomen.
3.4.1
Criminele organisatie (ZD 1 / feit 1)
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Daartoe overweegt zij als volgt.
Van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts dan sprake zijn, indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat sprake was van een op bedreiging en openlijke geweldpleging (jegens Hells Angels en daar aan gelieerde clubs) gericht samenwerkingsverband, bestaande uit de MC Bandidos, chapter Sittard. De verdachte was echter niet lid van de Bandidos en ook op andere wijze kan de rechtbank niet vaststellen dat hij toch behoorde tot de Bandidos. De verdachte was wel betrokken bij de export van amfetamine en hennep en het bezit van een pistool en harddrugs, maar bij die feiten kan echter niet gesproken worden van een directe relatie of een crimineel samenwerkingsverband met het Sittardse chapter van de Bandidos als zodanig.
Nu de verdachte niet behoorde tot het criminele samenwerkingsverband bestaande uit de MC Bandidos chapter Sittard, is dus niet bewezen dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. Dat betekent dat de rechtbank de verdachte daarvan zal vrijspreken.
3.4.2
Verkoop en export amfetamine en hennep (ZD 7 / feiten 2 en 3 in de zaak 03/702623-15)
De verdachte wordt verweten dat hij in totaal 10 kilogram amfetamine en 3 kilogram hennep heeft verkocht. Nu die drugs bestemd zouden zijn voor België is dit telkens ten laste gelegd als – kort gezegd – de export en/of het verhandelen van die drugs.
De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte 10 kilogram amfetamine en 3 kilogram hennep heeft geëxporteerd en/of verhandeld. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Onderschepping: 3 kilogram amfetamine
In onderhavig zaakdossier kwamen twee afzonderlijke onderzoeken samen: in Nederland liep het onderzoek Kievit, waarin onder meer het telefoonnummer van de verdachte werd getapt, en in België liep een onderzoek naar [betrokkene 5] . Dat leidde uiteindelijk tot een grensoverschrijdende observatie en onderschepping op 10 december 2014. Die dag werden [getuige 4] , zijnde de partner van [betrokkene 5] , en [getuige 5] na een bezoek aan de verdachte staande gehouden door de Belgische politie. Zij bleken ongeveer 3 kilogram amfetamine bij zich te hebben, vlak daarvoor gekocht bij en van de verdachte.
[getuige 4] verklaarde hierover dat zij die drugs in opdracht van [betrokkene 5] in Oirsbeek heeft opgehaald. Zowel [verdachte 16] als [betrokkene 5] bevestigden deze (ver)koop en levering van drie kilogram amfetamine.
Meer drugsdeals?
[betrokkene 5] verklaarde echter meer, namelijk dat hij in het voorgaande jaar meerdere bestellingen had gedaan en dat hij in totaal zo’n 10 kilogram amfetamine en ook nog eens 3 kilogram hennep heeft gekocht. Hoewel [betrokkene 5] daarbij niet expliciet de naam van de verdachte noemt, ziet de rechtbank – anders dan de verdediging – geen aanleiding om te veronderstellen dat [betrokkene 5] impliceerde dat hij de drugs van verschillende leveranciers heeft gekocht. Het dossier bevat immers steun voor de verdenking dat [betrokkene 5] die eerdere bestellingen ook bij de verdachte heeft gedaan.
Zo leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat op 10 oktober 2014 en 1 november 2014 ook twee leveringen hebben plaatsgevonden. Uit een sms van [betrokkene 5] aan [verdachte 1] en een observatie van [betrokkene 5] kan namelijk worden afgeleid dat [betrokkene 5] op 10 oktober 2014 ook in Oirsbeek is geweest. Voorts blijkt uit een observatie dat [betrokkene 5] ook op 1 november 2014 bij [verdachte 16] in Oirsbeek is geweest.
Verder verklaarde [verdachte 16] zelf dat hij op 1 november 2014 een kilogram hennep heeft verkocht aan [betrokkene 5] . In tegenstelling tot de verdediging gelooft de rechtbank echter niet de verklaring van [verdachte 16] dat het bij die ene kilogram hennep en drie kilogram amfetamine is gebleven. Daarbij baseert de rechtbank zich op de sms-contacten zoals opgenomen in de bewijsmiddelen. In het bijzonder het bericht van [betrokkene 5] aan [verdachte 16] op 27 oktober 2014 inhoudende “Hey maatje alles goed heb vraagje ik kom vrijdag naar jou als dat gaat voor jou voor het gewoonlijke en kan je 2 x fb afspraken regelen grtjs” waarop [verdachte 16] antwoordde: “Ja maatje alles goed hoor. Ja kan maar moet je papier mee nemen voor fb oké?” Blijkens de verklaring van [verdachte 16] wordt met ‘papier’ geld bedoeld. Dit contact vond plaatst vóór de levering op 1 november 2014, waarvan [verdachte 16] verklaarde dat het de eerste keer was. Dat strookt dus niet met het sms-contact, waaruit naar het oordeel van de rechtbank ondubbelzinnig blijkt dat er al eerder is verhandeld, gelet op het gebruik van de zinsnede “het gewoonlijke.” Blijkbaar moest er naast het gewoonlijke ook nog “2x fb” geregeld worden.
Conclusie
Hoewel niet exact valt te herleiden welke hoeveelheden van welke soort drugs wanneer afzonderlijk zijn verkocht, maakt het voorgaande toch dat de rechtbank de verklaring van [betrokkene 5] - die steun vindt in de overige bewijsmiddelen geloofwaardig acht. Dat [betrokkene 5] later in een schriftelijke verklaring stelt dat hij niet over 3 kilogram hennep en 10 kilogram amfetamine verklaard zou hebben, maar juist andersom, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde. Zijn twee eerdere verklaringen zijn op dat vlak voldoende consistent en duidelijk.
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in totaal 10 kilogram amfetamine en 3 kilogram hennep heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd (hij heeft die immers ook zelf opgehaald naar eigen zeggen). Nu die drugs als kennelijke bestemming België hadden, heeft de verdachte die drugs dus ook “ten vervoer aangeboden met de bestemming België” zoals bedoeld in art. 1, lid 5, van de Opiumwet. Daarmee heeft hij zich eveneens schuldig gemaakt aan de (zogenoemde verlengde) uitvoer van die drugs.
Partiële vrijspraak medeplegen verkoop/afleveren
Het zaakdossier beschrijft eveneens de vermoedelijke betrokkenheid van [verdachte 1] en [verdachte 3] . Op grond van het dossier kan mogelijk afgeleid worden dat zij inderdaad in enige mate betrokken zijn bij (een deel van) deze drugsdeals. Echter, hun rol en het bewijs daarvoor is zo gering dat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte de drugs heeft verkocht “met een ander of anderen.” Daarom zal de rechtbank de verdachte partieel vrijspreken van medeplegen voor zover het betreft de telkens onder B ten laste gelegde verkoop van de drugs. De export is wel tezamen en in vereniging gepleegd, te weten met de koper [betrokkene 5] dan wel diens partner Van den Berg.
3.4.3
Criminele Opiumwet-organisatie (ZD 10A en 10B / feit 4 in de zaak 03/702623-15)
De verdachten [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 3] , [verdachte 4] , [verdachte 5] , [verdachte 6] , [verdachte 9] , [verdachte 12] , [verdachte 13] en [verdachte 16] worden ervan verdachte dat zij – met ook nog andere personen en al dan niet in wisselende samenstellingen – een criminele organisatie ex art. 11b (tot 1 maart 2015: 11a) van de Opiumwet hebben gevormd.
De rechtbank acht dit niet bewezen. Daartoe overweegt zij als volgt.
Uitgangspunten
De rechtbank stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet slechts dan sprake kan zijn, indien de verdachte behoort tot een samenwerkingsverband én een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk, te weten het plegen van een aantal misdrijven uit de Opiumwet.
Voor de bewezenverklaring van 'een organisatie' als bedoeld in art. 11b van de Opiumwet is vereist dat sprake is van een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en tenminste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.
De verdenking
De verdenking van deelneming aan een criminele Opiumwetorganisatie is voornamelijk gebaseerd op de zaakdossiers 10A en 10B.
Zaakdossier 10A
Zaakdossier 10A bevat vooral een weergave van opgenomen vertrouwelijke communicatie (OVC), tapverslagen, sms- en mailberichten. De politie leidt daaruit af dat de verdachten [verdachte 4] en [verdachte 3] , [verdachte 9] , [verdachte 1] , [verdachte 6] , [verdachte 2] en [verdachte 5] – in wisselende samenstellingen – zich bezig houden met (voorbereidings)handelingen strafbaar gesteld in de Opiumwet. Voorts worden diverse voorwerpen en drugs beschreven die bij de verdachten [verdachte 10] , [verdachte 3] en [verdachte 5] werden aangetroffen.
De aanvulling van zaakdossier 10A is opgemaakt na afronding van het onderzoek aan de BlackBerry die wordt toegeschreven aan [verdachte 9] . Na het uitlezen van alle berichten heeft de politie de daarop gebaseerde samenwerkingsverbanden en drugsstromen zoals omschreven in zaakdossier 10A herschreven en opnieuw gegroepeerd.
De politie heeft die verbanden en stromen als volgt gegroepeerd, waarbij eerst is genoemd waar de communicatie over gaat, vervolgens welke personen daarbij betrokken zouden zijn en tot slot in welke periode die communicatie gevoerd werd:
  • Miau miau (mefedron), Turkije, Engelsman, MDMA ( [verdachte 9] / [verdachte 6] / [verdachte 13] / [verdachte 2] ) – juni/aug. ‘14
  • Hennep ( [verdachte 9] / [verdachte 6] ) – juli ‘14
  • A-olie ( [verdachte 9] / [verdachte 6] ) – juli/aug. ‘14
  • Amnesia ( [verdachte 9] / [verdachte 6] ) – juli/aug. 14
  • Haze Denemarken ( [verdachte 9] / [verdachte 6] ) - juni/aug. ‘14
  • Zwavel ( [verdachte 9] / [verdachte 2] ) – aug. ‘14
  • Pep Denemarken ( [verdachte 9] / [verdachte 6] ) – aug. ‘14
  • Blokke, coke ( [verdachte 9] / [verdachte 6] ) – juli/okt. ‘14
  • MDMA, formamide ( [verdachte 9] / [verdachte 6] , [verdachte 3] / [verdachte 5] ) – feb. ‘15
  • Hennepteelt ( [verdachte 3] / [verdachte 13] / [verdachte 6] / [verdachte 4] ) – nov. ’14 t/m mei ‘15
  • Apaan ( [verdachte 1] / [verdachte 6] / [verdachte 9] ) – jan./maart ‘15
  • “A” ( [verdachte 1] / [verdachte 6] / [verdachte 10] ) – maart ‘15
  • UK, Gucci, Ami, Keta ( [verdachte 6] / [verdachte 9] / [verdachte 1] , [verdachte 12] / [verdachte 3] ) – mei ‘15
  • Productie synth. drugs ( [verdachte 3] / [verdachte 12] / [verdachte 5] ) – maart t/m mei ‘15
  • Drugs algemeen ( [verdachte 5] / [verdachte 3] / [verdachte 4] / [verdachte 8] ) – feb/mrt/mei ‘15
Zaakdossier 10B
Zaakdossier 10B beschrijft de vermeende betrokkenheid van de verdachten [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 6] , [verdachte 7] en [verdachte 11] bij de productie c.q. handel in drugs dan wel voorbereidingshandelingen daartoe. Zulks is in dit zaakdossier voornamelijk gebaseerd op opgenomen vertrouwelijke communicatie (OVC), tapverslagen en observaties. Dit wordt bovendien aangevuld met verwijzingen naar de zaakdossiers 2 (gekwalificeerde diefstal [slachtoffer 1] ), 5 (afpersing [slachtoffer 5] ), 7 (export amfetamine/hennep), 8 (hennepplantage Duitsland) en 10A (hiervoor beschreven).
Overwegingen
De rechtbank constateert dat de zaakdossiers 10A en 10B inderdaad sterke aanwijzingen bevatten dat de verdachte betrokken was bij drugshandel dan wel soortgelijke strafbare feiten. Die aanwijzingen ziet de rechtbank vooral in de opgenomen communicatie, al dan niet in versluierd taalgebruik. Die aanname van de politie lijkt voor het overgrote deel dus niet uit de lucht gegrepen te zijn.
Evenwel constateert de rechtbank ook dat van concrete, daadwerkelijke geconstateerde strafbare drugsdelicten nauwelijks is gebleken. Uitzonderingen hierop vormen de in Duitsland aangetroffen hennepplantage (zaakdossier 8) die gelieerd zou kunnen worden aan onder meer [verdachte 2] en [verdachte 13] , de onderschepte geëxporteerde amfetamine door [verdachte 16] (zaakdossier 7) en diverse kleinere hoeveelheden drugs die zijn aangetroffen bij huiszoekingen bij van enkele van de verdachten. Maar dat er daarbij sprake is geweest van een criminele organisatie in de zin van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband kan niet worden vastgesteld.
De rechtbank krijgt op basis van het dossier de indruk dat juist sprake lijkt te zijn van diverse individuen die op eigen titel en met elk hun eigen belang betrokken zijn in de drugshandel. Dat [verdachte 9] in veel van de onderschepte communicatie voorkomt is verklaarbaar omdat het overgrote deel van het bewijsmateriaal afkomstig is van een aan hem toegeschreven BlackBerry. De rechtbank ziet hieromheen echter geen duurzaamheid en eenduidige structuur, laat staan hiërarchie. Er ontstaat een beeld van individuen die elkaar ad hoc weten te vinden indien de gelegenheid zich voordoet of die gebruik weten te maken van elkaars kennis of contacten.
De vermoedens over het bestaan van een criminele drugsorganisatie zoals tenlastegelegd worden niet of onvoldoende onderbouwd met concrete feiten. En de enkele omstandigheid dat, op [verdachte 16] na, de betrokkenen lid zijn van de Bandidos, is onvoldoende om te spreken van een dergelijk samenwerkingsverband nu er evenmin een directe relatie zichtbaar is tussen de vermeende drugshandel en de motorclub.
ConclusieHoewel het dossier wel degelijk sterke aanwijzingen bevat dat sprake is van drugshandel door verschillende personen, is de rechtbank van oordeel dat niet gesproken kan worden van een “organisatie”, te weten een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur. Het voorgaande betekent dat niet is bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet. De rechtbank zal de verdachte dus vrijspreken van deelneming aan een criminele drugsorganisatie.
3.4.4
MDMA en cocaïne (ZD 10E / feit 6 in de zaak 03/702623-15)
De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte, bewezen dat de verdachte MDMA, amfetamine en cocaïne aanwezig heeft gehad.
3.4.5
Wet wapens en munitie (ZD 10E1 / feit 5 in de zaak 03/702623-15 en feit 1 in de zaak 03/702645-17)
De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaringen van de verdachte, bewezen dat de verdachte een pistool met munitie en pepperspray voorhanden heeft gehad. De rechtbank merkt hierbij nog op dat hoewel het pistool gevuld was met 9 kogelpatronen, aan de verdachte slechts het voorhanden hebben van één kogelpatroon ten laste is gelegd.
3.4.6
Valsheid in geschrifte (ZD 13 / feit 3 in de zaak 03/702645-17)
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte valsheid in geschrift heeft gepleegd. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Zaakdossier 13 gaat over het pand aan de [adres 2] te Oirsbeek. Dit pand werd met ingang van 1 april 2015 gehuurd door de coöperatie Behoud Motor Cultuur, afgekort BMC, vertegenwoordigd door [verdachte 1] en [verdachte 16] . [verdachte 16] was de penningmeester van de coöperatie. Gelet op de onmiskenbare relatie tussen de coöperatie en de motorclub Bandidos, niet alleen qua afkorting maar ook qua betrokken personen buiten [verdachte 16] , ontstond in de gemeente Schinnen kennelijk grote commotie. Men wilde koste wat kost voorkomen dat een motorclub zich in de gemeente zou vestigen. Daartoe voerde de gemeente gesprekken met zowel de verhuurder als de huurder, vertegenwoordigd door [verdachte 1] en [verdachte 16] . Die gesprekken leidden ertoe dat [verdachte 1] en de verhuurder besloten om de reeds eerder opgemaakte huurovereenkomst van het pand te wijzigen door toevoeging van een clausule tot een verbod op de vestiging van een motorclub en/of clubhuis.
Uit het dossier kan zonder meer geconcludeerd kan worden dat de wijzing bedoeld was ter misleiding van de gemeente. Het pand was immers wel degelijk gehuurd en in gebruik als een clubhuis. De rechtbank ziet zich echter voor de vraag gesteld of [verdachte 16] hierin een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. De gewijzigde huurovereenkomst bevat weliswaar de naam, met daaronder een handtekening, van [verdachte 16] . Echter ontbreekt in het dossier bewijs dat [verdachte 16] wetenschap had van en daadwerkelijk ook betrokkenheid had bij het wijzigen van de reeds eerder door hem ondertekende overeenkomst.
De rechtbank zal de verdachte dus vrijspreken van het medeplegen van valsheid in geschrift.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht ten laste van de verdachte bewezen dat:
in de zaak met parketnummer 03/702623-15:
feit 2:
A.hij meermalen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 10 december 2014 te Oirsbeek, gemeente Schinnen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet), telkens grote hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine (totaal ongeveer 10 kilogram), zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
en
B.hij meermalen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 10 december 2014 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, telkens grote hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine (totaal ongeveer 10 kilogram), zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
feit 3:
A.hij meermalen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 10 december 2014 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht telkens grote hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep (totaal ongeveer 3 kilogram), zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
en
B.hij meermalen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 10 december 2014 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, telkens grote hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep (totaal ongeveer 3 kilogram), zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II;
feit 5:
hij op 27 mei 2015 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, een wapen van categorie III onder 1, te weten een pistool (Walther model P99 C AS, kaliber 9 mm X 19) en/of een bijbehorende kogelpatroon (9 mm) van categorie III, voorhanden heeft gehad;
feit 6:
hij op 27 mei 2015 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, opzettelijk aanwezig heeft gehad:
  • 4 gram (brokjes) en 23 tabletten van een materiaal bevattende MDMA en
  • 5 tabletten van een materiaal bevattende amfetamine en
  • ongeveer 2 gram van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde MDMA en amfetamine en cocaïne, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
in de zaak met parketnummer 03/702645-17:
feit 1:
hij op 27 mei 2015 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, een busje pepperspray (Pro secur), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
in de zaak met parketnummer 03/702623-15:
feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A gegeven verbod,
gepleegd in eendaadse samenloop met
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B gegeven verbod.
feit 3:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A gegeven verbod,
gepleegd in eendaadse samenloop met
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B gegeven verbod.
feit 5:handelen in strijd met artikel 26, eerst lid van de Wet wapens en munitie en het feit begin met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerst lid van de Wet wapens en munitie;
feit 6:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
in de zaak met parketnummer 03/702645-17:
feit 1:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit beging met betrekking tot een wapen van categorie II.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft gerekwireerd tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 48 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om oplegging van een gevangenisstraf van gelijke duur als het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan:
  • het verkopen en exporteren van ongeveer 10 kilogram amfetamine;
  • het verkopen en exporteren van ongeveer 3 kilogram hennep;
  • het voorhanden hebben van een pistool;
  • het aanwezig hebben van MDMA, amfetamine en cocaïne;
  • het voorhanden hebben van pepperspray.
Met het meerdere keren verkopen en exporteren van zowel hard- als softdrugs heeft de verdachte er blijk van gegeven zich niets aan te trekken van de regels in de samenleving, de gezondheid van anderen en de drugshandel gepaard gaande criminaliteit, zoals geweld en witwassen. Niet voor niets worden dergelijke feiten doorgaans bestraft met langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Uit de landelijke oriëntatiepunten blijkt dat alleen al voor de export van 10 kilogram harddrugs zo’n 48 maanden gevangenisstraf wordt opgelegd. De verdachte heeft evenwel ook nog 3 kilogram hennep verkocht en geëxporteerd en gebruikershoeveelheden MDMA, amfetamine en cocaïne in zijn woning aanwezig gehad.
Daarnaast had de verdachte een geladen pistool binnen handbereik onder zijn matras aanwezig. Daarvoor acht de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf van 6 maanden passend. De verdachte had dit naar eigen zeggen ter bescherming vanwege een conflict, waarover hij verder niet wilde uitweiden. Hoewel de achtergrond van dit conflict niet duidelijk is, tekent dit mogelijk wel het milieu waarin de verdachte zich heeft begeven. Dat de politie besluit een inval te doen met alle veiligheidsmaatregelen en eventueel daarbij behorende speciale teams leidt dan ook niet tot verbazing. Verdachte’s verontwaardiging hierover deelt de rechtbank dan ook niet.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank een gevangenisstraf van 54 maanden als uitgangspunt hanteert. De straf zal lager zijn dan door het Openbaar Ministerie geëist, omdat de rechtbank de verdachte voor een deel vrijspreekt, waarvoor het Openbaar Ministerie tot bewezenverklaring had gerekwireerd.
Van bijzondere persoonlijke omstandigheden die in strafmatigende zin moeten meewegen in de op te leggen straf, is de rechtbank niet gebleken.
Wel zal de rechtbank, soortgelijk aan het standpunt van het Openbaar Ministerie, de op te leggen straf met ongeveer 1/3 verminderen gelet op de schending van de redelijke termijn. De verdachte werd aangehouden op 27 mei 2015, terwijl de rechtbank vandaag ruim zes jaren later vonnis wijst en dit tijdsverloop niet aan de verdachte te wijten is.
De rechtbank zal [verdachte 16] veroordelen tot een
gevangenisstraf van 36 maanden.

7.Het beslag

Het Openbaar Ministerie heeft bij gelegenheid van requisitoir een beslaglijst d.d. 10 februari 2021 overgelegd en een standpunt ingenomen over het beslag. Bij nadere controle door het Openbaar Ministerie bleek echter dat het beslag in de zaak tegen de verdachte al afgewikkeld was, waardoor thans geen beslissing van de rechtbank meer nodig is.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen:
  • 47, 55, 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2, 3, 10, 11 van de Opiumwet;
  • 26, 55 van de Wet wapens en munitie,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de feiten 1 en 4 in de zaak 03/702623-15 en feit 3 in de zaak 03/702645-17;
Bewezenverklaring
  • verklaart de feiten 2, 3, 5 en 6 in de zaak 03/702623-15 en feit 1 in de zaak 03/702645-17 bewezen zoals hierboven onder 3.5 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 2, 3, 5 en 6 in de zaak 03/702623-15 en feit 1 in de zaak 03/702645-17 tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • verstaat dat tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.P. Bosma, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en mr. L. Feuth, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer en mr. O.A.G. Corten, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 juli 2021.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
In de zaak met parketnummer 03/702623-15:
Aan de verdachte is - na nadere omschrijving van de tenlastelegging - ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 27 mei 2015 in de
gemeente Echt-Susteren en/of de gemeente Sittard-Geleen en/of de gemeente
Roermond en/of de gemeente Valkenswaard en/of de gemeente Heerlen en/of de
gemeente Kerkrade en/of de gemeente Schinnen, in elk geval in Nederland en/of
te Borgloon (B), in elk geval in België en/of
te Selfkant en/of te Alsdorf, in elk geval in Duitsland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband
van natuurlijke personen, te weten de leden van MC Bandidos (chapter Sittard)
en/of een samenwerkingsverband bestaande uit (onder meer) de volgende personen:
[verdachte 6] en/of [verdachte 7] en/of [verdachte 10] en/of [verdachte 5]
en/of [verdachte 2] en/of [verdachte 3] en/of [verdachte 4] en/of
[verdachte 9] en/of [verdachte 8] en/of [verdachte 13] en/of [verdachte 14]
en/of [verdachte 11] en/of [verdachte 12] en/of [verdachte 15] en/of [verdachte 17]
en/of [verdachte 20] en/of [verdachte 21] en/of [verdachte 22] , welke
organisatie tot oogmerk had het plegen van
misdrijven te weten:
- afpersing (art. 317 Sr) en/of
- diefstal met geweld (art. 312 Sr) en/of
- bedreiging (art. 285 Sr) en/of
- openlijk geweld (art. 141 Sr) en/of
- verboden wapenbezit (art. 26 WWM),
(zaak 1)
2.
A.
hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 10
december 2014 te Oirsbeek, gemeente Schinnen, althans in de provincie Limburg
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (al
dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet),
(telkens) (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine
(totaal ongeveer 10 kilogram),
zijnde amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij die wet behorende
lijst I;
en/of
B.
hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 10
december 2014 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, althans in de provincie
Limburg
en/of elders in Nederland en/of België,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk
aanwezig heeft gehad, (telkens) (grote) hoeveelheden van een materiaal
bevattende amfetamine (totaal ongeveer 10 kilogram), zijnde amfetamine
(telkens) een
middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
(zaak 7)
3.
A.
hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 10
december 2014 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, in elk geval in de
provincie Limburg en/of elders in Nederland en/of in België,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (telkens) (grote)
hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep (totaal ongeveer 3 kilogram),
in elk geval een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet,
en/of
B.
hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 10
december 2014 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, in elk geval in de
provincie Limburg en/of elders in Nederland en/of België,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk
aanwezig heeft gehad, (telkens) (grote) hoeveelheden van een materiaal
bevattende hennep (totaal ongeveer 3 kilogram), zijnde hennep (telkens) een
middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II;
(zaak 7)
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 27 mei 2015 te
Maasbracht, in de gemeente Maasgouw, en/of in de gemeente Roermond en/of in
de gemeente Valkenswaard en/of te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen,
en/of in de gemeente Heerlen en/of te Echt, in de gemeente Echt-Susteren,
en/of te Oisrsbeek, in de gemeente Schinnen, in elk geval in
Nederland en/of te Borgloon, in elk geval in België en/of te Selfkant, in elk
geval in Duitsland heeft deelgenomen aan een
organisatie, te weten de leden van MC Bandidos (chapter Sittard) en/of een
samenwerkingsverband bestaande uit (onder meer) de volgende personen: [verdachte 2]
en/of G [verdachte 6] en/of [verdachte 1] en/of [verdachte 3]
en/of [verdachte 13] en/of [verdachte 5] en/of [verdachte 9] en/of [verdachte 7]
en/of [verdachte 11] en/of [verdachte 4] en/of [verdachte 9]
en/of [verdachte 10] en/of [betrokkene 13]
welke organisatie tot oogmerk heeft/had het plegen van één of meer
misdrij(f)(ven), als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid en/of
10a eerste lid en/of artikel 11 derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet,
namelijk:
- het aanwezig hebben en/of telen en/of bereiden en/of bewerken en/of
verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren
en/of vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland
brengen van (een) middel(en) als bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
I, danwel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet en/of
- het verrichten van voorbereidings- of bevorderingshandelingen gericht op het
telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of
afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of binnen
en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) middel(en) als
bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, danwel aangewezen krachtens
artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet en/of
- het in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of
bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of
verstrekken en/of vervoeren van (een) middel(en) als bedoeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst II en/of
- van het (van grote hoeveelheden) binnen en/of buiten het grondgebied van
Nederland brengen van (een) middel(en) als bedoeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II;
(vanaf 1 maart 2015 art 11b van de Opiumwet)
(zaak 10a/10b)
5.
hij op of omstreeks 27 mei 2015 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, een
wapen van categorie III onder 1, te weten een pistool (Walther model P99 C AS,
kaliber 9 mm X 19) en/of een bijbehorende kogelpatroon (9 mm) van categorie
III, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(zaak 10E)
6.
hij op of omstreeks 27 mei 2015 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4 gram (brokjes) en/of 23
pillen/tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal MDMA en/of
ongeveer 5 pillen/tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine en/of ongeveer 2 gram (brokjes), in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en/of amfetamine
en/of cocaïne (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
(zaak 10E).
In de zaak met parketnummer 03/702645-17:
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 mei 2015 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, een
busje pepperspray (Pro secur), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen
van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of
traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft
gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(zaak 10E)
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2015 tot en met 27 mei 2015 te
Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, en/of te Maasbracht, in de gemeente
Maasgouw, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen,
een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
een huurovereenkomst winkelruimte gedateerd 1 april 2015, ten behoeve van het
pand gelegen aan de [adres 2] te Oirsbeek,
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben vervalst, door aan die
huurovereenkomst toe te voegen de zinsnede:"Absoluut verbod het gehuurde mag
in geen enkele zin fungeren als vestigingsadres voor een moterclub en/of als
clubhuis",
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken;
(zaak 13)
BIJLAGE II: De bewijsmiddelen
Zaakdossier 7: Uitvoer en handel amfetamine / hennep [1]
Inleiding
Gedurende het onderzoek Kievit werd:
  • de vertrouwelijke communicatie in onder meer de auto van [verdachte 1] opgenomen (OVC);
  • werd [verdachte 1] geobserveerd en
  • werden onder meer telefoonnummers in gebruik bij [verdachte 1] , [verdachte 16] en [betrokkene 5] afgeluisterd. Daarbij werden zowel gesprekken als sms-berichten onderschept.
1e levering: 10 oktober 2014
In de periode van 9 tot en met 14 oktober 2014 vinden de volgende
sms-contactenplaats tussen enerzijds [verdachte 1] en [betrokkene 5] en anderzijds [verdachte 1] en [verdachte 3] : [2]
10 oktober 2014 ( [verdachte 1] / [betrokkene 5] ):
- 13.23u [betrokkene 5] : Ik ben oirsbeek bij maatje
- 13.25u [verdachte 1] : 30 min ben ik thuis
- 14.44u [betrokkene 5] : Ik sta aan grieks restaurant aan de lichten
- 14.47u [verdachte 1] : Ok 1 min
Op 10 oktober 2014 vond een
observatie(van [verdachte 1] ) plaats. Het proces-verbaal vermeldt – zakelijk weergegeven het volgende: [3]
Omstreeks 13.04 uur zag ik dat [verdachte 1] in een grijze Opel Vectra voorzien van het Nederlands [kenteken 1] reed. (…)
Omstreeks 13. 53 uur zag ik dat [betrokkene 5] geboren op [geboortedatum] te Merksem (B) ter hoogte van de woning gelegen aan de [adres 3] te Oirsbeek stond. Nader te noemen woning [adres 3] . Ik zag dat [betrokkene 5] in de kofferbak van een aldaar geparkeerde blauwe BMW 5-serie, voorzien van het Belgisch [kenteken 2] , bezig was met onbekende handelingen. Ik zag dat [betrokkene 5] in de richting van de woning [adres 3] liep en uit mijn zicht verdween. Ik zag dat [betrokkene 5] uit de richting van de woning [adres 3] kwam. Ik zag dat [betrokkene 5] onder zijn linker arm een grijs, plastic gereedschapskoffer droeg. Ik zag dat [betrokkene 5] in zijn rechter hand een licht grijs, metalen gereedschapskoffer droeg. Ik zag dat [betrokkene 5] in zijn rechter hand tevens een onbekend voorwerp, gelijkend op een tas of een koffer, droeg. Ik zag dat [betrokkene 5] deze spullen in de kofferbak van de BMW legde.
Omstreeks 14.22 uur zag ik dat [betrokkene 5] in de BMW stapte en vertrok vanaf de woning [adres 3] . (…)
2e levering: 1 november 2014
Het dossier bevat onder meer de volgende
tapverslagen van sms-berichtenen telefonische contacten over de periode 27 oktober tot en met 1 november 2014. [4]
Van 27 tot en met 30 oktober 2014 vindt sms-contact plaats tussen [verdachte 16] en [betrokkene 5] . De tapverslagen vermelden – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
27 oktober 2014
[betrokkene 5] : Hey maatje alles goed heb vraagje ik kom vrijdag naar jou als dat gaat voor jou voor het gewoonlijke en kan je 2 x fb afspraken regelen grtjs
[verdachte 16] : Ja maatje alles goed hoor. Ja kan maar moet je papier mee nemen voor fb oké?
[betrokkene 5] : Ok doe ik dank u zie je vrijdag grtjs
28 oktober 2014
[betrokkene 5] : 3xfb aub grtjs
[verdachte 16] : Ga mijn best doen
29 oktober 2014
[verdachte 16] : Maatje krijg die niet te pakken van face
[betrokkene 5] : ok grtjs
De
tapverslagenvan het sms-contact tussen [verdachte 16] en [betrokkene 5] van 30 oktober 2014 vermelden – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
[betrokkene 5] : Hey vraagje gaat dat lukken tegen morgen die registratie Fb grtjs
[verdachte 16] : Nee kan wel andere registreren
[betrokkene 5] : Ok top doe maar
[verdachte 16] : Oké
(…)
[verdachte 16] : Maatje heb je alle papieren morgen in orde?
[betrokkene 5] : Yep zie je morgen grtjs
De
politierelateert met betrekking tot bovenstaand gesprek dat met ‘registreren’ verkrijgen wordt bedoeld. [5]
Het
tapverslagvan sms-contact tussen [verdachte 16] en [betrokkene 5] van 31 oktober 2014 vermeldt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
[betrokkene 5] : Hey maatje ik ga er vandaag niet geraken er is even iets tussen gekomen ik laat jou weten als ik kom grtjs
[verdachte 16] : Meen je niet he… Wanneer wel dan want nu zit ik weer met probleem met mijn man!!
[betrokkene 5] : Is het goed dat ik morgen of zondag kom.
[verdachte 16] : Ja morgen dan als kan?
[betrokkene 5] : Ok maatje
Het
tapverslagvan sms-contact tussen [verdachte 16] en [betrokkene 5] van 1 november 2014 vermeldt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
[betrokkene 5] : Ben rond 1600 u bij jou grtjs
[verdachte 16] : Oké is goed! groetjes tot vanmiddag
Een
tapverslagvan een telefonisch contact van 1 november 2014 omstreeks 14.27 uur tussen [betrokkene 5] en zijn partner [getuige 4] vermeldt - zakelijk weergegeven – dat [betrokkene 5] belt naar [getuige 4] en aan haar vraagt of zij aan hem door kan geven dat hij voor zijn deur staat. Als mastlocatie is vermeld de plaats Oirsbeek.
Het
tapverslagvan sms-contacten tussen [verdachte 16] en [getuige 4] op 1 november 2014 omstreeks 14.30 uur vermeldt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
[getuige 4] : Men ventje staat voor u deur daarom dat ik ff bel grtjs
(…)
[verdachte 16] : Oké zeg hem 15 min ben ik er.
Het
observatieverslagvan 1 november 2014 vermeldt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende: [6]
Omstreeks 14.39 uur zag ik dat [betrokkene 5] gekleed in een spijkerbroek en een zwarte jas op het trottoir stond van de [adres 3] te Oirsbeek. Naast [betrokkene 5] stond een motor van het merk Honda met het Belgische [kenteken 3] .
Omstreeks 14.50 uur zag ik dat [verdachte 16] naar [betrokkene 5] liep en contact maakte en dat beide mannen elkaar de hand schudden. Hierna zag ik dat [betrokkene 5] en [verdachte 16] in de richting van [adres 3] te Oirsbeek liepen.
Omstreeks 15.29 uur zag ik dat [betrokkene 5] en [verdachte 16] uit de richting van de woning [adres 3] te Oirsbeek kwamen en in een Mercedes type C200 met het [kenteken 4] stapten en vertrokken.
Omstreeks 16.00 uur zag ik dat de Mercedes stopte op de [adres 3] te Oirsbeek. Ik zag dat [verdachte 16] als bestuurder uitstapte en dat [betrokkene 5] met een zwart met oranje kleurige rugzak als bijrijder uitstapte. Vervolgens zag ik dat zij in de richting van de woning [adres 3] liepen.
Omstreeks 16.26 uur zag ik dat [verdachte 16] en een persoon met dezelfde kleding, postuur en bewegingen als [betrokkene 5] uit de richting van de woning [adres 3] te Oirsbeek kwamen en naar de Honda liepen. Ik kon [betrokkene 5] niet als zodanig herkennen, omdat [betrokkene 5] een helm met gesloten vizier droeg. Gezien de houding en de bewegingen ga ik er van uit dat deze persoon [betrokkene 5] was. Ik zag da [betrokkene 5] een gevulde rugzak droeg met dezelfde kenmerken als de rugzak die omstreeks 16.00 uur was gezien. Ik zag dat [betrokkene 5] op de Honda stapte en vertrok.
Omstreeks 16.41 uur zag ik dat de Honda Nederland verliet ter hoogte van Stein van de A76 naar de A314 België.
[verdachte 16] en [betrokkene 5] werden aan de hand van een door het team beschikbaar gestelde foto herkend.
3e levering: 10 december 2014 (en onderschepping)
De
tapverslagenvan de sms-contacten tussen [verdachte 16] en [betrokkene 5] vermelden – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende: [7]
5 december 2014:
[betrokkene 5] : Hey maatje kan ik dinsdag langskomen
[verdachte 16] : Ja kan
[betrokkene 5] : Ok top ik breng de papieren mee zie je dinsdag
[verdachte 16] : Voor zelfde?
[betrokkene 5] : Ja maar beter aub ik heb extra papieren bij
[verdachte 16] : Oké
8 december 2014 (maandag):
[betrokkene 5] : Hey ik kom pas woensdag heb morgen iets te doen je ziet mij woensdag 12 u à 12.30 u zeker grtjs
[verdachte 16] : Oké zeker he?
Op
10 december 2014vindt sms-contact plaats tussen [getuige 4] en [verdachte 16] . De tapverslagen vermelden – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende: [8]
11.09u ( [getuige 4] ): Kan je ff adres doorsturen ik vertrek hier zo
11.17u ( [verdachte 16] ): [adres 3] Oirsbeek
11.29u ( [verdachte 16] ): Heb je?
11.35u ( [getuige 4] ): Ja ben onderweg pak tegen 13 u dat ik bij jou ben
11.37u ( [verdachte 16] ): Oké tot straks
Op 10 december 2014 vond een
grensoverschrijdende observatieplaats. De processen-verbaal hiervan vermelden – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Nederlands grondgebied [9]
Wij hebben op woensdag 10 december 2014 tussen 12.30 uur en 13.25 uur geobserveerd en daarbij de volgende waarnemingen gedaan:
- (12.48u) De Nissan [kenteken 5] reed op de Nutherweg te Schinnen. Aldaar werd de observatie overgenomen van de Belgische collega’s.
- (12.58u) De Nissan stond stil op de [adres 3] te Oirsbeek ter hoogte van perceel [nummer] . [getuige 4] stond op de oprit van het perceel.
- (12.50u) De voordeur van dat perceel werd geopend en [getuige 4] ging naar binnen. Zij droeg niets zichtbaars bij zich.
- (13.10u) [getuige 4] verliet het perceel via de voordeur. Zij hield een half gevulde plastic zak van het merk Lidl in haar hand en ondersteunde die tas met haar andere hand.
- (13.10) Een man stond in de deuropening van genoemd perceel.
- (13.11u) [getuige 4] stapte met de tas als bijrijder in de Nissan. Het voertuig reed weg. De bestuurder was [getuige 5] .
- (13.23u) De Nissan reed over de A67 te Stein en passeerde de Nederlands/Belgische grens. Hier werd de observatie overgenomen door de Belgische collega’s.
Wij herkenden [getuige 4] aan de hand van een door het tactisch team ter beschikking gestelde foto.
Belgisch grondgebied [10]
Omstreeks 13.24 uur hebben wij terug controle op de Nissan. De bestuurder en [getuige 4] zitten in het voertuig. Omstreeks 14.40 uur neemt de Nissan de afrit Sint Job en rijdt in de richting van de Bredabaan. Om 14.44 uur wordt de Nissan op de Bredabaan tot stilstand gebracht. De inzittenden identificeerden zich als [getuige 5] (bestuurder) en [getuige 4] (passagier). In het voertuig, achter de passagierszetel, bevond zich een zak van het merk Lidl met daarin drie doorzichtige zakjes met een wit poeder.
Het (Belgische)
proces-verbaalinhoudende een overzicht van gestelde onderzoeksdaden vermeldt – zakelijk weergegeven – onder meer dat in de Nissan voorzien van kenteken [kenteken 5] een plastieken draagtas wordt aangetroffen met hierin drie zakken (van 1.029, 1.022 en 1.038 gram), waarvan de inhoud deels bevroren is en waarvan de MMC amfetamine indicatietest een positieve verklaring geeft. [11]
Het
NICC(Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie) onderzocht drie monsters van de inbeslaggenomen witte stof en rapporteerde dat de drie monsters amfetamine(sulfaat) bevatten. [12]
[verdachte 16]verklaarde op 14 juli 2015 – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende: [13]
(
over 10 oktober 2014) ik heb deze [betrokkene 5] leren kennen in een kroeg, waar en wanneer weet ik niet.
(
over 1 november 2014) [betrokkene 5] had met mij van tevoren een afspraak gemaakt en had ook aan mij gevraagd of ik 3 kilo weed aan hem wilde verkopen. Ik heb hem toen gezegd dat ik maximaal 1 kilo weed wilde verkopen. Op de bewuste dag kwam hij bij mij en zijn wij samen naar de Bristol winkel in Hoensbroek gegaan en hebben daar een rugzak gekocht. Volgens mij heb ik die zelfs betaald. Terug gekomen bij mijn woning heb ik hem 1 kilo weed gegeven. Hij betaalde mij daar ongeveer € 5000 voor, dat was de amnesia kwaliteit en die kost zo veel. Hij stopte die kilo in die rugzak en vertrok bij mij.
(
over 10 december 2014): Een week van te voren is [betrokkene 5] bij mij geweest en heeft hij mij gepusht en steeds gevraagd of ik hem 3 kilo speed kon leveren. Uiteindelijk ben ik zo stom geweest om hem toch die 3 kilo speed te leveren. Op het moment dat hij daar met mij over sprak, gaf hij mij op voorhand al € 2000 en toen ben ik overstag gegaan. Later die dag heb ik hem een monster speed meegegeven, dit had ik namelijk niet in huis. Hij moest mij € 800 per kilo betalen. Als hij betere wilde hebben, moest hij daar € 900 voor betalen. Later liet hij mij weten dat hij de betere kwaliteit wilde hebben en dat hij daar extra papieren voor had en ook extra daar voor wilde betalen, Op de genoemde datum, 10 december 2014, liet [betrokkene 5] mij weten dat hij die dag de 3 kilo wilde hebben. Hij had mij al vooraf laten weten dat hij mogelijk niet zelf zou komen daar hij geseind stond. Later die dag kwam zijn vrouw of vriendin bij mij aan de deur. Zij hadden mij van te voren een sms gestuurd dat zij zouden komen. Ik liet haar binnen en zij gaf mij het resterende bedrag van
€ 700 en heeft zodoende dus uiteindelijk € 900 per kilo betaald. Ik gaf haar de 3 kilo speed. Deze 3 kilo waren per hoeveelheid van 1 kilo vacuüm verpakt in plastic. Het waren dus 3 verpakkingen van 1 kilo. Zij heeft deze speed toen in een plastic zak gedaan en is vertrokken. Ik kende deze vrouw niet, had haar ook nog nooit eerder gezien en zij stelde zich aan mij voor als de vriendin van [betrokkene 5] . (…) Toen ik wist dat hun kwamen ben ik die 3 kilo ‘s morgens gaan halen. Ik had per kilo € 150 winst.
[betrokkene 5]verklaarde op 10 december 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: [14]
Ik ben op de hoogte dat mijn vriendin [getuige 4] samen met [getuige 5] naar Nederland is gereden om daar een partij speed te gaan afhalen. Dat was in mijn opdracht. Ik heb de drugs ginder besteld. Normaal rijd ik steeds zelf. Hiermee bedoel ik niet dat ik steeds voor speed naar Nederland rij. Ik heb die partij ongeveer een week geleden in Nederland aangekocht. Ik had [getuige 5] gevraagd om [getuige 4] te rijden.
Er waren voorgaande bestellingen. Ik wens wel heel uitdrukkelijk te benadrukken dat ik die persoonlijk ben gaan halen met mijn motor. Ik schat dat ik in totaal ongeveer een 10 kilogram heb gekocht. Verder heb ik ook nog eens 3 kilogram wiet gekocht. Dit is binnen een tijdsspanne van ongeveer een jaar.
[betrokkene 5]verklaarde op 11 december 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: [15]
Ik ben gewoon open eerlijk geweest. Het is in mijn opdracht dat de 3 kilo speed is overgebracht en opgehaald. Op uw vraag antwoord ik u dat ik ongeveer een 3 à 4 keer hiervoor speed ofwel zelf ben gaan halen ofwel heb laten overkomen. Ik zette die dan verder door, maar ik wens de namen van die mensen niet te noemen.
[getuige 4]verklaarde op 10 december 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt: [16]
Ik werd verplicht door mijn vriend [betrokkene 5] om iets te gaan halen in Nederland. Ik moest een bericht sturen naar iemand en deze zou me het adres doorsturen. Ik heb de gsm van [betrokkene 5] mee naar Nederland genomen en de persoon staat opgeslagen als [bijnaam verdachte 16] . [betrokkene 5] staat in mijn toestel opgeslagen als [bijnaam betrokkene 5] . De [bijnaam verdachte 16] stuurde mij een adres in Oirsbeek. Aan het adres aangekomen ben ik alleen naar binnen gegaan en [getuige 5] bleef wachten bij de wagen. De [bijnaam verdachte 16] kwam de deur opendoen van een rijwoning. De [bijnaam verdachte 16] kijkt inderdaad scheel. [betrokkene 5] had me bij vertrek een enveloppe gegeven met geld. In de plaats kreeg ik een plastieken zak met daarin een paar pakken drugs. Ik weet niet precies wat erin zat, maar dat het drugs waren zag ik op dat moment. [betrokkene 5] heeft mij opgedragen om met de zaak naar huis te komen.
Zaakdossier 10E: Opiumwet [verdachte 16] [17]
Tijdens de actiedag van het onderzoek Kievit op 27 mei 2015 vond een
doorzoekingplaats in de woning van [verdachte 16] aan de [adres 3] te Oirsbeek, gemeente Schinnen. Daarbij werden onder meer aangetroffen:
  • 5 witte tabletten;
  • 23 tabletten met diverse kleuren;
  • 2 gram grijze substantie;
  • 4 gram witte substantie.
Het
NFIheeft (monsters van) voormelde voorwerpen onderzocht en geconcludeerd dat:
  • de 5 witte tabletten amfetamine bevatten;
  • de 23 tabletten met diverse kleuren MDMA bevatten;
  • de 2 gram (netto: 1,32 gram) grijze substantie cocaïne bevat;
- de 4 gram crèmekleurige brokjes MDMA bevat (de rechtbank constateert dat de beschrijving van het goed weliswaar anders is, maar dat het genoemde SIN wel overeenkomt met dat van de 4 gram witte substantie). [20]
De
verdachte[verdachte 16] verklaarde ter terechtzitting van 7 april 2021 – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
De op 27 mei 2015 in mijn woning aangetroffen MDMA, amfetamine en cocaïne waren van mij.
Zaakdossier 10E1: Wet wapens en munitie [verdachte 16] [21]
Tijdens de actiedag van het onderzoek Kievit op 27 mei 2015 vond een
doorzoekingplaats in de woning van [verdachte 16] aan de [adres 3] te Oirsbeek, gemeente Schinnen. Daarbij werden onder meer aangetroffen:
  • een pistool met een houder, gevuld met 9 patronen, kaliber 9mm;
  • een busje pepperspray, voorzien van het opschrift Pro secur.
De Forensische Opsporing heeft het
pistool en de munitieonderzoek. Het proces-verbaal vermeldt hieromtrent dat sprake is van:
  • een semiautomatisch pistool van het merk Walther, model P99 C AS, kaliber 9mm x 19, zijnde een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, Categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie;
  • een gevuld patroonmagazijn met 9 patronen;
  • 9 kogelpatronen kaliber 9mm, zijnde dit munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
De Forensische Opsporing heeft ook de in beslag genomen
peppersprayonderzocht. Het proces-verbaal vermeldt hieromtrent dat sprake is van een pepperspraybus, voorzien van onder meer het opschrift Pro secur, deels gevuld met een vloeistof, zijnde een voorwerp dat bestemd is voor het treffen van personen met een giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende of soortgelijke stof en een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, Categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie. [24]
De
verdachte [verdachte 16]verklaarde op 9 juni 2015 tegenover de politie – zakelijk weergegeven – dat het in zijn woning aangetroffen pistool en munitie van hem was. [25]
De
verdachte [verdachte 16]verklaarde op 14 juli 2015 tegenover de politie – zakelijk weergegeven – dat de in zijn woning aangetroffen pepperspray van hem was. [26]

Voetnoten

1.Waar in deze paragraaf wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, dienst regionale recherche, afdeling Generiek, team opsporing, proces-verbaalnummer 2015093950-Z07, zaakdossier 7 van het onderzoek Kievit (met onderzoeksnummer 2451114005), gesloten d.d. 7 juni 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1099.
2.Proces-verbaal zaakdossier 07 d.d. 7 juni 2016, pg. 9-15.
3.Proces-verbaal (van observatie) d.d. 16 oktober 2014, pg. 76-77 van zaakdossier 7.
4.Proces-verbaal zaakdossier 7 d.d. 7 juni 2016, pg. 20-24.
5.Proces-verbaal zaakdossier 07 d.d. 7 juni 2016, pg. 21.
6.Proces-verbaal (van observatie) d.d. 12 november 2014, pg. 79-83 van zaakdossier 7.
7.Proces-verbaal zaakdossier 7 d.d. 7 juni 2016, pg. 35-36.
8.Proces-verbaal zaakdossier 7 d.d. 7 juni 2016, pg. 37-38.
9.Proces-verbaal (van observatie) d.d. 14 januari 2015, pg. 85-87.
10.Een (Belgisch) proces-verbaal pro justitia met kenmerk AN.45.F1.022809/2014, pg. 952-953.
11.Een (Belgisch) proces-verbaal pro justitia met kenmerk 022815/2014, pg. 928.
12.Een (Belgisch) deskundigenrapport van dr. Apr. Natalie Meert, gerechtelijk deskundige afdeling drugs en toxicologie d.d. 20 januari 2015, pg. 946-948.
13.Proces-verbaal 4e verhoor verdachte [verdachte 16] d.d. 14 juli 2015, pg. 132-138 van zaakdossier 7.
14.Een geschrift, te weten een Belgisch “verhoorblad” inhoudende de weergave van een verhoor van [betrokkene 5] d.d. 10 december 2014, pg. 91-93 van zaakdossier 7.
15.Een geschrift, te weten een Belgisch proces-verbaal betreffende de “ondervraging van inverdenkinggestelde” [betrokkene 5] d.d. 11 december 2014, pg. 890-891 van zaakdossier 7.
16.Een geschrift, te weten een Belgisch “verhoorblad” inhoudende de weergave van een verhoor van [getuige 4] d.d. 10 december 2014, pg. 99-101 van zaakdossier 7.
17.Waar in deze paragraaf wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, dienst regionale recherche, afdeling Generiek, team opsporing, proces-verbaalnummer 2015093950-Z10E, zaakdossier 10E van het onderzoek Kievit (met onderzoeksnummer 2451114005), gesloten d.d. 21 maart 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 58.
18.Proces-verbaal zaakdossier 10E d.d. 21 maart 2016, pg. 6-12.
19.Het deskundigenverslag van ing. P.H. Wallinga, NFI-deskundige forensische drugsanalyse d.d. 1 juli 2015, pg. 29-30 van zaakdossier 10E.
20.Het deskundigenverslag van ing. P.H. Wallinga, NFI-deskundige forensische drugsanalyse d.d. 29 juni 2015, pg. 32-33 van zaakdossier 10E.
21.Waar in deze paragraaf wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, dienst regionale recherche, afdeling Generiek, team opsporing, proces-verbaalnummer 2015093950-Z10E1, zaakdossier 10E1 van het onderzoek Kievit (met onderzoeksnummer 2451114005), gesloten d.d. 25 april 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 68.
22.Proces-verbaal zaakdossier 10E1 d.d. 25 april 2016, pg. 5-8 van zaakdossier 10E1.
23.Proces-verbaal van [verbalisant] d.d. 6 juli 2015, pg. 22-28 van zaakdossier 10E1.
24.Proces-verbaal van [verbalisant] d.d. 24 juni 2015, pg. 34-35 van zaakdossier 10E1.
25.Proces-verbaal 4e verhoor verdachte [verdachte 16] d.d. 14 juli 2015, pg. 100-106 van het persoonsdossier [verdachte 16] .
26.Proces-verbaal 3e verhoor verdachte [verdachte 16] d.d. 9 juni 2015, pg. 62-68 van zaakdossier 10E1.