ECLI:NL:RBLIM:2021:544

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 januari 2021
Publicatiedatum
25 januari 2021
Zaaknummer
C/03/260208 / HA ZA 19-78
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opschorting van werkzaamheden door aannemer wegens uitblijven betaling en de rechtsgeldigheid van ontbinding van de overeenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee partijen over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. De eiser in conventie, die samen met een medeeiser optreedt, heeft de aannemer, De Baer B.V., aangeklaagd omdat deze haar werkzaamheden heeft stilgelegd wegens het uitblijven van betalingen voor geleverde diensten. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 15 april 2020 de eisers toegelaten tot bewijslevering over de vraag of er een richtprijs was afgesproken voor de werkzaamheden. De eisers hebben echter geen overtuigend bewijs kunnen leveren dat er een richtprijs was overeengekomen, wat de rechtbank heeft geleid tot de conclusie dat er geen vaste prijs was afgesproken.

De rechtbank heeft ook de vraag behandeld of De Baer B.V. tekort is geschoten in haar verplichtingen door het werk stil te leggen en of de eisers op goede gronden de overeenkomst buitengerechtelijk hebben ontbonden. De rechtbank oordeelt dat De Baer B.V. gerechtigd was om haar werkzaamheden op te schorten, omdat de eisers in verzuim verkeerden door het niet betalen van facturen. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor een deskundigenbericht om de waarde van de uitgevoerde werkzaamheden vast te stellen en om te beoordelen of de opschorting rechtsgeldig was. De beslissing over de vorderingen in reconventie is eveneens aangehouden in afwachting van de uitkomst van het deskundigenonderzoek.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/260208 / HA ZA 19-78
Vonnis van 20 januari 2021
in de zaak van

1.[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. L.W.J.P.F. Einig,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE BAER B.V.,
gevestigd te Gronsveld ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R.H.J.G. Borger.
Partijen zullen hierna [eisers in conventie, verweerders in reconventie] en De Baer B.V. genoemd worden.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 april 2020,
  • de akte uitlaten tevens overleggen producties van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] ,
  • de antwoordakte van De Baer B.V. ,
  • de akte uitlaten producties De Baer van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] ,
  • de antwoordakte van De Baer B.V.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie
vordering 1 in conventie: richtprijs?
2.1.
De rechtbank heeft [eisers in conventie, verweerders in reconventie] bij tussenvonnis van 15 april 2020 toegelaten tot het leveren van bewijs van de stelling dat
primair:
partijen een maximumprijs van € 930.949,00 voor de aannemingswerkzaamheden en de meubels zijn overeengekomen,
subsidiair:
een richtprijs van € 619.681,00 is bepaald die (in afwijking van artikel 7:752 lid 2 BW) na tijdige waarschuwing maximaal met € 30.000,00 mag worden overschreden,
meer subsidiair:
een richtprijs van € 619.681,00 is bepaald.
2.2.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] hebben afgezien van het horen van getuigen. Als productie 27 bij akte uitlaten tevens overleggen producties hebben zij hun visie op de zaak, zoals ook al toegelicht tijdens de mondelinge behandeling, schriftelijk uiteengezet. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] zijn van mening dat zij door middel van reeds overgelegde producties en de aanvullende producties 28, 29 en 30 het bewijs geleverd hebben dat een maximumprijs althans een richtprijs is overeengekomen.
2.3.
Productie 28 betreft betalingsbewijzen en een overzicht getiteld “Zusatzkosten unvorhersehbar [adres] ” met als totaalbedrag € 102.550,- dat reeds als productie 12 bij dagvaarding is overgelegd. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] laten naar het oordeel van de rechtbank na te concretiseren in welke zin productie 28, al dan niet in combinatie met productie 12, bewijs oplevert voor het bestaan van een richtprijs.
2.4.
Productie 29 is een e-mail van De Baer B.V. van 15 augustus 2018. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] verwijzen naar een specifieke zinsnede in die e-mail waarin staat
“der bestehenden Fussbodenheizung passte preislich in <>”. Deze zinsnede verwijst volgens [eisers in conventie, verweerders in reconventie] letterlijk naar post “L” van het als productie 4 bij dagvaarding ingebrachte kostenoverzicht. “L” ziet op het bedrag van € 30.000,- waarmee de door hen gestelde richtprijs volgens [eisers in conventie, verweerders in reconventie] mocht worden overschreden. Een nadere toelichting waarom daarmee (mede) het bewijs zou zijn geleverd dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] erop mochten vertrouwen dat productie 4 in elk geval een richtprijs betreft, ontbreekt.
2.5.
Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt evenmin in te zien in welke zin de als productie 30 ingebrachte literatuur bewijs oplevert van het – in dit concrete geval – bestaan van een richtprijs.
2.6.
Uit het tijdens de mondelinge behandeling door [naam 1] gestelde, valt in tegenstelling tot wat door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] wordt betoogd, geen erkenning van het bestaan van een richtprijs af te leiden. [naam 1] blijft bij zijn verweer dat de lijst van
12 februari 2018 een (in een paar dagen opgezette) grove opgave betreft, die is gemaakt ten behoeve van de (uit te brengen) taxatie. Hieraan zijn, aldus [naam 1] , vervolgens de meubels nog toegevoegd.
2.7.
In de kern blijven [eisers in conventie, verweerders in reconventie] zich beroepen op de door hen als productie 4 ingebrachte lijst (zie r.o. 2.5 tussenvonnis 15 april 2020) en de betekenis die zij daaraan hechten. Namelijk dat hieruit valt op te maken dat sprake is van een richtprijs, althans dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] (als leken) erop mochten vertrouwen dat dit het geval was. De plannen/wensen zouden volgens hen in februari 2018 zijn besproken en de keuzes al gemaakt, zodat productie 4 voldoende “sluitend” is. Verder stellen zij dat De Baer B.V. op dat moment beschikte over een complete tekeningenset waaruit afgeleid kon worden welke (ruw)bouwwerkzaamheden dienden te worden verricht.
2.8.
De Baer B.V. stelt daar tegenover dat ten tijde van het opstellen van de als productie 4 ingebrachte lijst nog geen (dan wel niet alle) keuzes gemaakt waren. De gesprekken in februari 2018 gingen enkel over de nieuwe taxatie die nodig was voor de bank. Het betrof aldus De Baer B.V. een niet ondertekend “spreekstuk” met een grove “Kostenschätzung” waarin grofweg de te plannen bouwwerkzaamheden werden weergegeven. Materiaalkeuzes voor bijvoorbeeld de zwembadinstallaties, tegels, parket en lampen waren toen nog niet gemaakt. Ook kwamen er nadien steeds nieuwe dure wensen bij zoals bijvoorbeeld uitgebreidere betontrappen langs het zwembad, een tegenstroom-installatie, horren voor ramen en deuren en een luchtbehandelingssysteem in huis. Al die wensen stonden niet op de lijst. Dit onderstreept volgens De Baer B.V. dat er geen prijs was afgesproken en dat productie 4 niet de status heeft die [eisers in conventie, verweerders in reconventie] eraan toe willen kennen. Ook betwist De Baer B.V. dat zij beschikte over een complete tekeningenset ten tijde van het opstellen van productie 4. Zij stelt dat zij niet beschikte over bestektekeningen en dat zij evenmin een werkomschrijving had.
2.9.
De rechtbank is van oordeel dat productie 4, zeker in het licht van het door De Baer B.V. gevoerde gemotiveerde verweer, op zichzelf staand, onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van een richtprijs. Om die reden zijn [eisers in conventie, verweerders in reconventie] toegelaten tot bewijslevering. Enig concreet bewijs voor hun stellingen hebben [eisers in conventie, verweerders in reconventie] echter niet geleverd. Het blijft in grote lijnen bij een herhaling dan wel nadere toelichting van reeds door hen ingenomen stellingen, die door De Baer B.V. gemotiveerd zijn betwist. De stelling dat De Baer B.V. beschikte over een complete tekeningenset op het moment van opstellen van productie 4, is niet onderbouwd en door De Baer B.V. gemotiveerd betwist. Al het voorgaande leidt ertoe dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] niet geslaagd zijn in hun bewijsopdracht.
2.10.
Nu een vaste prijs niet is overeengekomen en het bewijs van het bestaan van een richtprijs, in welke vorm dan ook, niet is geleverd, betekent dit dat voor het project geen prijs is bepaald.
vordering 1 in conventie: is De Baer B.V. tekortgeschoten door niet te waarschuwen voor prijsoverschrijding?
2.11.
Volgens [eisers in conventie, verweerders in reconventie] is De Baer B.V. tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, omdat zij hen niet tijdig heeft gewaarschuwd voor het overschrijden van de (maximum)richtprijs. De Baer B.V. betwist dat sprake is van tekortschieten.
2.12.
Nu [eisers in conventie, verweerders in reconventie] niet erin zijn geslaagd om bewijs te leveren van het bestaan van de door hen gestelde richtprijs in welke vorm dan ook, rustte op De Baer B.V. geen waarschuwingsplicht ex art. 7:752 lid 2 BW. Van het gestelde tekortschieten wegens het schenden van voormelde waarschuwingsplicht kan daarom geen sprake zijn. Voor zover vordering 1 gegrond is op die stelling wordt deze afgewezen.
vordering 1 in conventie: is De Baer B.V. tekortgeschoten door het werk stil te leggen in augustus 2018 en te weigeren het werk te hervatten?
en
vordering 2 in conventie en vordering 1 in reconventie: hebben [eisers in conventie, verweerders in reconventie] op goede grond de overeenkomst op 23 oktober 2018 buitengerechtelijk partieel ontbonden?
2.13.
Partijen verschillen van mening of De Baer B.V. haar werkzaamheden in augustus 2018 mocht opschorten, omdat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] facturen onbetaald lieten en of [eisers in conventie, verweerders in reconventie] op 23 oktober 2018 de overeenkomst partieel mochten ontbinden. In de buitengerechtelijke ontbindingsverklaring van 23 oktober 2018 verwijzen zij naar de e-mail van hun advocaat van 1 oktober 2018. In die mail staat een opsomming van tekortkomingen die [eisers in conventie, verweerders in reconventie] De Baer B.V. verwijten, onder meer het stilleggen van het werk.
2.14.
Volgens [eisers in conventie, verweerders in reconventie] was De Baer B.V. niet bevoegd in augustus 2018 haar werkzaamheden op te schorten. Uit de overeenkomst vloeien voor beide partijen verplichtingen: De Baer B.V. moet het werk realiseren en [eisers in conventie, verweerders in reconventie] moeten de werkzaamheden betalen. De Baer B.V. moet echter als eerste presteren. Zij mocht daarom niet eerst betaling van facturen door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] verlangen. Dit gold te meer nu de stand van het werk niet in verhouding stond tot de hoogte van de reeds betaalde facturen.
Uit haar mededeling dat zij weigerde het werk te hervatten, konden [eisers in conventie, verweerders in reconventie] afleiden dat De Baer B.V. in haar verplichtingen zou tekortschieten. Daardoor was De Baer B.V. op grond van art. 6:83 sub c BW in verzuim komen te verkeren. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] hebben de overeenkomst daarom met recht op grond van art. 6:265 BW juncto 6:267 lid 1 BW op 23 oktober 2018 partieel ontbonden, voor het deel van het werk dat op dat moment nog niet was uitgevoerd, zo stellen zij. Uit het rapport van [naam 2] van 9 januari 2019 volgt volgens [eisers in conventie, verweerders in reconventie] dat de waarde van het werk € 408.146,- bedroeg, terwijl zij € 925.701,- aan facturen hebben betaald. Zij hebben een bedrag van € 517.555,- (€ 925.701,- min € 408.146,-) teveel betaald en dat vorderen zijn terug (vordering 3 in conventie).
2.15.
Wat betreft de volgorde van presteren, is De Baer B.V. een andere mening toegedaan. Volgens De Baer B.V. hadden partijen afgesproken dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] in ieder geval de grotere uitgaven bij bevoorschotting in termijnen zouden betalen. In de praktijk is daar ook uitvoering aan gegeven. Juist [eisers in conventie, verweerders in reconventie] zijn in verzuim komen te verkeren door de facturen van 11 en 19 augustus 2018 niet te betalen. Voor die facturen gold bovendien dat De Baer B.V. reeds gepresteerd had. De keuken en de meubels waren namelijk al door De Baer B.V. besteld – na de zomer zouden ze aan [eisers in conventie, verweerders in reconventie] geleverd worden – en onder meer het luchtbehandelingssysteem en de vloerverwarming waren al grotendeels geïnstalleerd in het pand. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] waren daarom volgens De Baer B.V. tot voldoening van die facturen gehouden. De Baer B.V. had bovendien twijfels over de vraag of de financiering van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] toereikend was om de verbouwing te bekostigen. De Baer B.V. had goede grond om te vrezen dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] hun verdere verplichtingen niet zouden nakomen. De Baer B.V. heeft daarom gerechtvaardigd haar werkzaamheden opgeschort. Omdat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] zelf in verzuim verkeerden, kon De Baer B.V. niet in verzuim raken. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] waren niet gerechtigd om de overeenkomst partieel te ontbinden, zo stelt De Baer B.V.
Is rechtsgeldig opgeschort door De Baer B.V. ?
2.16.
De Baer B.V. is tot opschorting van haar verplichting tot uitvoering van de bouwwerkzaamheden overgegaan, omdat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] de volgende facturen onbetaald hebben gelaten:
- [nr. 1] ad € 24.200,00 inclusief btw (Lieferung Küche) van 11 augustus 2018,
- [nr. 2] ad € 5.000,00 inclusief btw (Beleuchtung Innenbereich) van 11 augustus 2018,
- [nr. 3] ad € 25.000,00 inclusief btw (Fussbodenheizung) van 11 augustus 2018,
- [nr. 4] ad € 54.341,10 inclusief btw (Nebenkosten Baubetreuung, Bauüberwachung und zusätzl. Arbeiten auf der Baustelle und im Projekt) van 19 augustus 2018.
2.17.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van ‘bouw van een woning’ in de zin van artikel 7:765 BW, ook al is er geen sprake van nieuwbouw. De renovatie van de bestaande woning was immers zeer ingrijpend en daarnaast is er een nieuw deel aangebouwd. Artikel 7:765 BW bepaalt dat de artikelen 7:766 tot en met 769 BW van toepassing zijn in geval van de bouw van een woning in opdracht van een consument, zoals in het geval van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] Artikel 7:767 BW bevat een regeling over de betaling. Op grond van artikel 7:769 BW kan niet ten nadele van de consument worden afgeweken, behoudens in geval van een standaardregeling als bedoeld in artikel 6:214 BW. De opdrachtgever kan slechts worden verplicht tot het doen van betalingen die, althans bij benadering, overeenstemmen met de voortgang van de bouw of met de waarde van de aan hem overgedragen goederen, behoudens dat kan worden bedongen dat hij ter verzekering van de nakoming van zijn verplichtingen een bedrag dat niet hoger is dan 10% van de aanneemsom, in depot stort bij een notaris dan wel voor dit bedrag vervangende zekerheid stelt. Het teveel betaalde geldt als onverschuldigd betaald.
2.18.
Nu niet gesteld of gebleken is dat er sprake is van een standaardregeling als bedoeld in artikel 6:214 BW bepaalt artikel 7:767 BW dwingend de rechtsverhouding van partijen. Of partijen betalingsafspraken gemaakt hebben, zoals door De Baer B.V. gesteld is en door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] betwist is, kan daarom onbeoordeeld blijven.
2.19.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] waren in augustus 2018 slechts tot betalingen verplicht die bij benadering overeenstemmen met de voortgang van de bouw of met de waarde van de aan hen overgedragen goederen. Niet gesteld of gebleken is dat bedongen is dat 10% van de aanneemsom in depot gestort moest worden of dat voor dit bedrag vervangende zekerheid gesteld moest worden.
2.20.
Partijen twisten over de voortgang van de bouw zoals gerealiseerd tot in augustus 2018. De rechtbank begrijpt dat De Baer B.V. stelt dat de voorgang van het werk en de omvang van de nevenactiviteiten (advies en begeleiding) dusdanig waren dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] verplicht waren de facturen te betalen. De Baer B.V. verwijst daarbij naar de verklaring van de door haar ingeschakelde deskundige [naam 3] van 25 maart 2019 waaruit volgt dat, op basis van de door De Baer B.V. verstrekte informatie, aan het werk een bedrag van € 1.046.130,29 is uitgegeven door De Baer B.V. inclusief kosten nevenactiviteiten. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] verwijzen naar het rapport van de door hen ingeschakelde deskundige [naam 2] van 9 januari 2019. Deze deskundige concludeert dat uitgaande van het overzicht ‘Zu erwartende kosten Project [adres] ab 12 februari 2018 – ALLES’ (productie 4 bij dagvaarding) waarin een bedrag van € 619.681,- inclusief btw is genoemd, een bedrag van € 183.681,- is uitgevoerd en € 436.000,- niet is uitgevoerd. Volgens [naam 2] bedraagt het totaal van de tot en met 8 februari 2018 reeds gemaakte kosten aan uitgevoerde werkzaamheden (€ 224.465,-) vermeerderd met de tot 30 oktober 2018 gerealiseerde bouwdelen (€ 183.681,00) een bedrag van € 408.146,00. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] zijn van mening dat zij terecht de bovengenoemde vier facturen niet betaald hebben. Zij hadden in augustus 2018 immers al € 925.701,- betaald, terwijl de waarde van het werk slechts € 408.146,- was.
2.21.
Nu De Baer B.V. stelt dat zij in augustus 2018 haar verplichtingen uit de overeenkomst niet meer hoefde na te komen, omdat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] hun betalingsverplichting niet nakwamen, rust op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv op De Baer B.V. in conventie de bewijslast van de feiten en omstandigheden waaruit het bestaan van haar bevoegdheid tot opschorting volgt.
2.22.
Om te kunnen beoordelen of De Baer B.V. bevoegd was tot opschorting acht de rechtbank een deskundigenbericht nodig, nu de bevindingen van [naam 2] en [naam 3] ver uiteenlopen.
2.23.
De rechtbank is voornemens om de deskundige de navolgende vragen voor te leggen.
Welke (ver)bouw(ings)werkzaamheden waren er door De Baer B.V. omstreeks augustus 2018 (op het moment van het stilleggen van het werk) voltooid dan wel gedeeltelijk voltooid in en om het woonhuis met tuin gelegen aan de [adres] te [plaatsnaam] ?
Wat was de waarde van het werk omstreeks augustus 2018? In dat kader dient u meer specifiek de volgende vragen te beantwoorden:
a) Welke waarde vertegenwoordigde de omstreeks augustus 2018 geheel dan wel gedeeltelijk voltooide bouwwerkzaamheden?
b) Welke waarde vertegenwoordigde de omstreeks augustus 2018 door De Baer B.V. in en om het woonhuis geïnstalleerde/aangebrachte apparatuur/materialen en dergelijken?
c) welke waarde vertegenwoordigde de nevenactiviteiten die De Baer B.V. verricht heeft en die blijken uit verschillende facturen (onder meer bouwbegeleiding)?
Welke waarde vertegenwoordigden de nog opgeslagen artikelen/materialen die bestemd waren voor het woonhuis en/of de tuin omstreeks augustus 2018?
Heeft u overigens in het kader van dit geding naar aanleiding van uw onderzoek nog op- of aanmerkingen?
2.24.
Partijen worden in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag welke deskundige (aard deskundigheid en persoon deskundige) moet worden benoemd, hoeveel deskundigen, wat het maximaal toelaatbare voorschot is en welke vragen de deskundige(en) moet(en) beantwoorden.
2.25.
Nu de bewijslast van de feiten en omstandigheden waaruit het bestaan van haar bevoegdheid tot opschorting bij De Baer B.V. ligt, ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de hoofdregel van artikel 195 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. De rechtbank zal De Baer B.V. belasten met het betalen van het voorschot van de deskundige.
Is rechtsgeldig ontbonden door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] ?
2.26.
De uitkomst van de bewijsopdracht aan De Baer B.V. in het kader van het beroep op opschorting is van invloed op de uitkomst van de rechtsvraag of [eisers in conventie, verweerders in reconventie] op 23 oktober 2018 rechtsgeldig partieel mochten ontbinden. In afwachting van de uitkomst daarvan zal ieder verdere beslissing ten aanzien van de vordering 2 in conventie en vordering 1 in reconventie worden aangehouden.
vordering 3 tot en met 5 in conventie: ongedaanmakingsverbintenissen na ontbinding, althans vergoeding uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking althans vergoeding uit hoofde van onverschuldigde betaling en (ontbindings)schade
2.27.
In afwachting van de uitkomst van de bewijsopdracht aan De Baer B.V. in het kader van het beroep op opschorting, zal ook iedere verdere beslissing worden aangehouden.
vordering 2 in reconventie
2.28.
De Baer B.V. vordert van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] een bedrag van € 212.354,55. Dit bedrag is opgebouwd uit een bedrag van € 120.428,62 (berekening [naam 3] : omvang kosten project € 1.046.130,29 minus € 925.701,67 dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] reeds
betaald hebben) + € 91.925,93 kosten keuken. Uit de toelichting die door De Baer B.V. gegeven is tijdens de mondelinge behandeling op 12 november 2019 begrijpt de rechtbank dat de facturen met de nummers [nr. 1] , [nr. 2] , [nr. 3] en [nr. 4] deels zijn meegenomen in de berekening van [naam 3] .
2.29.
In afwachting van de uitkomst van de bewijsopdracht in conventie, zal ook ten aanzien van deze vordering iedere verdere beslissing worden aangehouden.
vordering 5 in reconventie – kosten [naam 3]
2.30.
In afwachting van de uitkomst van de bewijsopdracht in conventie, zal ook ten aanzien van deze vordering iedere verdere beslissing worden aangehouden.
vordering 7 in reconventie
2.31.
In afwachting van de uitkomst van de bewijsopdracht in conventie, zal ook ten aanzien van deze vorderingen iedere verdere beslissing worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
17 februari 2021voor akte uitlating rechtsoverwegingen 2.23 en 2.24 aan de zijde van beide partijen,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: CB