ECLI:NL:RBLIM:2021:540

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 januari 2021
Publicatiedatum
25 januari 2021
Zaaknummer
C/03/285782 / HA ZA 20-605
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident bij vervroeging inzake terugbetaling lening en vrijwaring

Op 20 januari 2021 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vonnis gewezen in een incident bij vervroeging. In deze zaak vorderden de eisers, die ook verweerders in het incident zijn, terugbetaling van een lening van € 45.000,- die zij aan de gedaagde, die tevens eiser in het incident is, hadden verstrekt. De gedaagde stelde dat het bedrag een schuld was die in de gemeenschap van goederen viel en dat hij de dochter van de eisers in vrijwaring wilde oproepen. De eisers voerden aan dat de lening was verstrekt voor de aankoop van een woning door hun dochter en de gedaagde, en dat deze lening dus ook onder de hypotheekverplichtingen viel die de gedaagde had aanvaard in het echtscheidingsconvenant.

De rechtbank oordeelde dat de incidentele vordering van de gedaagde moest worden toegewezen. De rechtbank vond dat de feiten die door de gedaagde waren aangevoerd voldeden aan de maatstaf voor vrijwaring. De eisers werden als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident. De rechtbank stond toe dat de dochter van de eisers door de gedaagde werd gedagvaard voor de terechtzitting op 3 maart 2021, en bepaalde dat de zaak weer op de rol zou komen voor conclusie van antwoord.

Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.R. Sijmonsma.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/285782 / HA ZA 20-605
Vonnis in incident bij vervroeging van 20 januari 2021
in de zaak van

1.[eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident sub 1] ,

2.
[eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 2],
wonend te [woonplaats] ,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. P.J.H.C. Glenz,
tegen
[gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. R.A.G. Smeets.
Partijen zullen hierna [eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van de kantonrechter van deze rechtbank van 2 december 2020 (8604018 CV EXPL 20-2948) waarbij de zaak is verwezen naar deze kamer van de rechtbank, waarna is bepaald dat vonnis in het incident zal worden gewezen.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
[eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] vorderen voor zover hier van belang terugbetaling van de volledige (nog openstaande) somma van de door hen aan [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] verstrekte lening van € 45.000,-.
2.2.
[gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] stelt dat voor zover het bedrag van € 45.000,00 niet aan hem en/of de dochter van eisers ( [naam dochter ] ) waarmee hij in gemeenschap van goederen was getrouwd, zou zijn geschonken, het bedrag een schuld is die in de algehele gemeenschap van goederen is gevallen en dus gemeenschappelijk is geworden. Voornoemde lening, indien daarvan sprake is, is volgens [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] niet betrokken in de verdeling tussen partijen bij de echtscheiding. [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] vordert derhalve dat hem wordt toegestaan [naam dochter ] in vrijwaring op te roepen.
2.3.
[eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] voeren verweer, zij stellen dat zij de lening hebben verstrekt voor de aankoop van een woning door hun dochter en [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] . De lening is derhalve gekoppeld aan de woning, welke bij de echtscheiding aan [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] is toebedeeld. [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] heeft in het convenant alle hypotheekverplichtingen voor zijn rekening genomen. Hieronder valt volgens [eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] tevens de lening.
2.4.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden toegewezen, omdat met de door [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] aangevoerde feiten is voldaan aan de maatstaf voor de vrijwaring. In de eventuele bodemprocedure tussen [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] en [naam dochter ] zal, afhankelijk van hetgeen daarin wordt aangevoerd, moeten worden uitgezocht of juist is hetgeen [eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] hebben aangevoerd, zoals vermeld in rov. 2.3.
2.5.
[eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
staat toe dat [naam dochter ] door [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van 3 maart 2021,
3.2.
veroordeelt [eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] in de kosten van het incident, aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] tot op heden begroot op € 543,00,
in de hoofdzaak
3.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
3 maart 2021voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: AH