ECLI:NL:RBLIM:2021:5395

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
7 juli 2021
Zaaknummer
03/720250-16 + 03/702510-20 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van financieren van terrorisme en deelname aan een terroristische organisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het financieren van terrorisme en deelname aan een terroristische organisatie. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van beide beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte hulpgoederen selectief had uitgedeeld aan gezinnen van jihadisten of terroristische organisaties. De rechtbank concludeerde dat de gedoneerde hulpgoederen, zoals medicijnen en voedsel, humanitaire hulp waren en niet konden worden aangemerkt als financiering van terrorisme. Daarnaast was er onvoldoende bewijs dat de verdachte had deelgenomen aan een terroristische organisatie. De rechtbank merkte op dat sympathieën voor IS niet strafbaar zijn en dat de wetgever niet heeft bepaald dat het aanhangen van dergelijk gedachtegoed strafbaar is. De rechtbank bekritiseerde ook het Openbaar Ministerie voor een gebrek aan professionele afstand en betrokkenheid bij de zaak, wat leidde tot een uit de hand gelopen onderzoek. De rechtbank gelastte de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte en zijn broer.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers: 03/720250-16 + 03/702510-20 (ttz. gev.)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 8 juli 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. T.M.D. Buruma, advocaat, kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de openbare terechtzittingen van 1, 3 en 8 juni 2021.
De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De rechtbank heeft ter terechtzitting van 1 juni 2021 de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vervolging ten aanzien van feit 1 op de tenlastelegging met parketnummer 03/702510-20, wegens gebrek aan enig strafvorderlijk belang.
De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten ten aanzien van de feiten 1 en 2 op de tenlastelegging met parketnummer 03/720250-16 en ten aanzien van feit 2 op de tenlastelegging met parketnummer 03/702510-20 kenbaar gemaakt. Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw hebben hun requisitoir respectievelijk pleidooi schriftelijk vastgelegd en overgelegd aan de rechtbank.
De zaken onder beide genoemde parketnummers zijn ter terechtzitting gevoegd behandeld.
Het onderzoek ter terechtzitting is op 8 juli 2021 gesloten, waarna direct het vonnis is gewezen.

2.De tenlastelegging

De gewijzigde tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Parketnummer 03/720250-16
Feit 1: samen met of via [naam stichting 1] terrorisme heeft gefinancierd;
Feit 2: heeft deelgenomen aan een terroristische organisatie.
Parketnummer 03/702510-20
Feit 2 primair: feitelijk leiding heeft gegeven aan dan wel opdracht heeft gegeven tot het valselijk opmaken dan wel vervalsen van de (donateurs)administratie van de [naam stichting 2] door deze stichting met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te (doen) gebruiken;
Feit 2 subsidiair: samen met een ander of anderen opzettelijk de donateurs(administratie) valselijk heeft opgemaakt dan wel vervalst met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de tenlastegelegde deelneming aan een terroristische organisatie (
feit 2 - 03/720250-16), omdat het dossier hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat. Het financieren van terrorisme (
feit 1 - 03/720250-16) kan volgens de officier van justitie wel wettig en overtuigend worden bewezen. Het dossier bevat voldoende bewijs dat de verdachte hulpgoederen selectief heeft uitgedeeld en dat er door verdachte geen hulpgoederen zijn uitgedeeld aan niet-IS’ers. Volgens de officier van justitie heeft de verdachte dan ook geen hulp verleend zonder aanziens des persoons. Daarnaast heeft [naam stichting 1] in twee jaar tijd in totaal meer dan € 100.000,00 overgemaakt aan [naam organisatie] voor de aanschaf van hulpgoederen. Volgens de officier van justitie is bekend dat [naam organisatie] de jihadstrijd ondersteunt en ligt het dan ook voor de hand dat hulpgoederen alleen terecht zijn gekomen bij mensen die IS steunen. Daarmee kan worden bewezen dat de verdachte samen met [naam stichting 1] terrorisme heeft gefinancierd.
Ook het feitelijk leiding geven aan de door [naam stichting 2] (verder: de Stichting) gepleegde valsheid in geschrifte (
feit 2 primair - 03/702510-20) kan volgens de officier van justitie wettig en overtuigend worden bewezen. Daartoe heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat er is geknoeid met handgeschreven donateurslijsten, te weten de zogenaamde meterlijst en giftenlijst van de Stichting. Deze lijsten zijn door de (voormalig) raadsman van de verdachte overgelegd tijdens de raadkamer gevangenhouding van 23 november 2017 en hadden tot doel het afleggen van financiële verantwoording. De tijdens de raadkamer gevangenhouding overgelegde lijsten zijn vergeleken met gelijknamige lijsten die zijn aangetroffen in de computer van de moskee. De bedragen op de overgelegde giftenlijst en meterlijst zijn een stuk hoger dan die op de giftenlijst en meterlijst in de computer van de moskee. Volgens de officier van justitie zijn de bedragen op de overgelegde lijsten kunstmatig verhoogd dan wel kunstmatig toegevoegd met als doel om te verdoezelen dat een deel van de gelden, waarmee de nieuwe moskee was gefinancierd, afkomstig was uit het Midden-Oosten. Het opmaken van een financiële administratie van de Stichting betreft de normale bedrijfsvoering ten bate van de Stichting en de Stichting kon via haar bestuurders invloed uitoefenen op deze gedragingen. De valsheid in geschrifte kan derhalve aan de Stichting worden toegerekend. De verdachte heeft aan die gedragingen feitelijk leiding gegeven, omdat hij als secretaris van de Stichting, in die hoedanigheid, verantwoordelijk was voor de financiële administratie. De verdachte speelde tevens een belangrijke rol bij de inzamelingen van gelden en staat meermalen op de giftenlijst vermeld als persoon die de gift heeft ontvangen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van alle tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van de tenlastegelegde deelname aan een terroristische organisatie (
feit 2 - 03/720250-16), heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat de verdachte lid was van een terroristische organisatie. Alleen al om die reden zou de verdachte van dat feit moeten worden vrijgesproken. Ten aanzien van het tenlastegelegde financieren van terrorisme heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte met [naam stichting 1] , door het uitdelen van luiers, babymelk, medicijnen, water en dekens aan kinderen en gezinnen, humanitaire hulp bood. Daarmee valt [naam stichting 1] in de categorie onpartijdige humanitaire organisatie die door het internationaal humanitair recht is erkend. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat [naam stichting 1] inderdaad selecteerde, namelijk aan wie en waar er hulp werd geboden. [naam stichting 1] richtte zich op kinderen en gezinnen en bood hulp in Turkije en Syrië. Het onderscheid wie er wel of geen hulp kreeg werd echter gemaakt op basis van behoefte en niet op basis van religie en herkomst. Bovendien was het bieden van het soort hulp een methode om eventuele discussies over het bieden van hulp aan strijders in IS gebied te voorkomen, omdat zij immers niet direct zullen profiteren van babymelk en medicatie. De verdachte moet dan ook worden vrijgesproken van het financieren van terrorisme.
Ten aanzien van het feitelijk leiding geven aan de valsheid in geschrifte (
feit 2 primair – 03/702510-20) heeft de raadsvrouw primair aangevoerd dat de handgeschreven lijsten niet kunnen worden beschouwd als onderdeel van de administratie. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het opstellen van die lijsten niet kan worden beschouwd als handeling van de rechtspersoon. De verdachte moet dan ook van dit feit worden vrijgesproken. Ten aanzien van het medeplegen van de valsheid in geschrifte (
feit 2 subsidiair – 03/702510-20) heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat de verdachte betrokken is geweest bij het opstellen van de handgeschreven lijsten, laat staan dat dit voor de moskee zou zijn gebeurd. Ook van dit feit moet de verdachte worden vrijgesproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak – financieren van terrorisme (feit 1 – 03/720250-16)
Gedachtegoed
Op 14 februari 2017 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van de verdachte. Er zijn (onder meer) een computer en een harde schijf inbeslaggenomen. Op de computer en op de harde schijf is een groot aantal films en audiobestanden aangetroffen waarin de terroristische organisatie IS wordt verheerlijkt. Daarnaast stond op de computer een grote hoeveelheid jihadliederen waarin onder andere wordt opgeroepen om ten strijde te trekken en de afvalligen te bestrijden. Dat de verdachte naar dit soort liederen luisterde blijkt uit opgenomen vertrouwelijke communicatie. Op een van de opnames is te horen dat de verdachte in zijn auto naar liederen luistert waarin wordt aangemoedigd om ten strijde te trekken, omdat de beste martelaars aan het front staan. Evenals op zijn computer thuis, is op de computer in de [naam moskee] , in de map van de verdachte, soortgelijke IS-propaganda aangetroffen. Daarnaast is in een videofragment dat is opgenomen bij de Eufraat in Syrië in 2014, op de achtergrond een gesprek tussen de verdachte en [naam 1] , een (voormalig) lid van de Hofstadgroep, te horen. De verdachte zegt in dat gesprek: “De kinderen worden gewoon opgevoed in de Islamitische Staat, wat wil je nog meer?”. Ter terechtzitting heeft de verdachte, desgevraagd, niet voluit weersproken dat hij het gedachtegoed van IS aanhangt. Integendeel: hij stelt zich op verschillende onderdelen te vinden in het gedachtegoed van IS, al geeft hij ook aan zich op een aantal onderdelen juist weer niet hierin te vinden.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het niet onaannemelijk dat de verdachte sympathieën heeft voor IS. De wetgever heeft echter bepaald dat dit, en dat wordt ook ondersteund door vaste jurisprudentie, niet strafbaar is. Hoe onsympathiek en verwerpelijk dit gedachtegoed ook mag zijn, het is niet strafbaar gesteld. Het is de taak en de plicht van de rechtbank om te onderzoeken of de verdachte, los van mogelijke IS-sympathieën, de aan hem verweten delictsomschrijving heeft vervuld. De rechtbank is bij haar oordeel gebonden aan de wet.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, stelt de rechtbank het volgende vast.
Reizen naar Syrië
In mei 2014 is de verdachte, samen met [naam stichting 3] , naar Syrië afgereisd. De verdachte heeft tijdens die reis twee ziekenhuizen bezocht; in de steden Tabqa en Raqqa. Beide steden stonden in die periode onder controle van IS. Op de weg van Tabqa naar Raqqa heeft de verdachte hulpgoederen uitgedeeld aan (in) vluchtelingen(kampen) langs de weg. Aan het ziekenhuis in Tabqa heeft de verdachte medicatie voor kinderen, babymelk, luiers en water gedoneerd. De verdachte heeft contant geld aan een contactpersoon gegeven en die heeft vervolgens de benodigde goederen ter plaatse ingekocht. Tijdens die reis heeft de verdachte in Syrië zelf in totaal ongeveer € 7.000,00 uitgegeven aan hulpgoederen.
In januari 2016 is de verdachte, samen met de organisatie [naam organisatie] , opnieuw naar Syrië afgereisd. De verdachte heeft daar de provincie Idlib bezocht. In die periode waren in Idlib veel verschillende strijdgroepen, waaronder Jabhat al-Nusra, aanwezig. Jabhat al-Nusra wordt beschouwd als een terroristische organisatie. Uit het dossier volgt dat de verdachte tijdens die reis verschillende hulpgoederen heeft uitgedeeld. Deze hulpgoederen bestonden uit luiers, melkpoeder, water en dekens en zijn uitgedeeld aan vluchtelingen. Dat is te zien op verschillende video’s die in het dossier staan beschreven. Uit het dossier blijkt niet dat hulpgoederen, zoals de officier van justitie stelt, selectief zijn uitgedeeld.
Op basis van de inhoud van het dossier kan de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte in 2015 naar Syrië is afgereisd. De officier van justitie heeft op basis van een vertaalde factuur van een apotheek ‘ [naam apotheek] ’ de conclusie getrokken dat de verdachte ook in 2015 in Syrië is geweest. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie echter naar voren gebracht dat mogelijk sprake is van een vertalingsfout en dat het jaartal niet 2015, maar 2014 moet zijn.
[naam organisatie]
De verdachte is oprichter en voorzitter van [naam stichting 1] . Tijdens zijn reis in Syrië, in mei 2014, heeft de verdachte [naam 2] leren kennen. [naam 2] was voorzitter van [naam organisatie] ; een Turkse organisatie die toestemming heeft van de Turkse autoriteiten om vluchtelingen in Turkije en Syrië te helpen. [naam stichting 1] is een samenwerking aangegaan met deze organisatie. In de periode van juni 2015 tot mei 2017 heeft [naam stichting 1] in totaal ongeveer € 100.000,00 overgemaakt aan [naam organisatie] . [naam organisatie] heeft verschillende projecten, zoals het weesproject en het ramadanproject en [naam stichting 1] droeg bij aan deze projecten door het overmaken van geld. Van dat geld werden vervolgens goederen in Turkije gekocht. [naam stichting 1] sprak van tevoren met [naam organisatie] af welk aandeel voor haar rekening zou komen. Wanneer [naam organisatie] bijvoorbeeld driehonderd voedselpakketten zou gaan maken en uitdelen, werd afgesproken dat honderd van die pakketten door [naam stichting 1] zouden worden betaald. Bij elke betaling die [naam stichting 1] aan [naam organisatie] deed, stond vermeld waar het geld voor was bedoeld, bijvoorbeeld voor het weesproject of het offerproject.
[naam 2] heeft in 2014 twee interviews gegeven in Turkije over de doelstelling van [naam organisatie] . In het eerste interview heeft [naam 2] verklaard dat [naam organisatie] zich voornamelijk richt op weeskinderen, gezinnen van martelaren en gezinnen die strijden tegen het regime van Assad; de president van Syrië. Die gezinnen hebben de prioriteit. In het tweede interview heeft [naam 2] verklaard dat [naam organisatie] , bij het uitdelen van hulp, voorrang verleent aan drie groepen: weeskinderen, gezinnen van martelaren en ‘mujahideen’ gezinnen. Op 10 maart 2020 is [naam 2] door de rechter-commissaris gehoord over deze uitspraken. Hij heeft toen verklaard dat hij met ‘families van martelaren’, de families bedoelde van mensen die als gevolg van oorlog zijn gesneuveld. Daarmee bedoelde hij niet dat deze mensen lid waren van een terroristische organisatie.
In België was tot 2016 [naam organisatie] België actief. De voorzitter van deze organisatie was [naam voorzitter] . Tijdens een doorzoeking in de woning van [naam voorzitter] is op een nachtkastje naast zijn bed een notitieboekje van ‘ [naam organisatie] ’ aangetroffen. In dat notitieboekje stonden namen van gezinnen en achter die namen stond: vader is ‘shaheed’. In 2014 is [naam voorzitter] hierover gehoord bij de politie en heeft hij verklaard dat het notitieboekje door hem en zijn vrouw werd gebruikt. In het notitieboekje stonden de adresgegevens van de families die zij steunden, alsmede de geldbedragen die zij hebben ontvangen. [naam voorzitter] heeft verklaard dat met ‘shaheed’ wordt bedoeld dat de vader van het gezin strijder was bij het Vrij Syrisch Leger of zeer zelden Jabhat al-Nusra of is gedood bij een raketaanval.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat [naam organisatie] steun geeft aan jihadisten en daarmee IS.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het in Turkije niet per definitie verkeerd is om ‘mujahideen’ te zijn. Die term wordt gebruikt voor velen in de oppositie van Assad, die in Nederland ‘rebellen’ worden genoemd. Volgens de raadsvrouw heeft [naam 2] ook deze bredere betekenis aan het woord ‘mujahideen’ gegeven, gelet op de twee interviews. [naam 2] beschrijft de derde groep in het ene interview als “mujahideen gezinnen” en in het andere interview als “gezinnen die strijden tegen het regime van Assad”. Ook de term ‘shaheed’ ziet volgens de raadsvrouw niet uitsluitend op strijders. In Turkije is het gebruik van de term ‘shaheed’ of martelaar gebruikelijk voor alle slachtoffers van oorlog.
De officier van justitie heeft deze uitleg die de verdediging aan de begrippen ‘mujahideen’ en ‘shaheed’ heeft gegeven, niet (onderbouwd) weersproken.
Overwegingen rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet worden vastgesteld dat hulpgoederen selectief zijn uitgedeeld en dat hulpgoederen terecht zijn gekomen bij terroristische organisaties, in het bijzonder IS en Jabhat al-Nusra.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of hulpverlening in gebieden die onder controle van bijvoorbeeld IS staan mogelijk moet kunnen zijn.
De rechtbank stelt vast dat de door [naam stichting 1] gedoneerde hulpgoederen, zoals medicijnen, dekens, babymelk(poeder) en luiers uit de aard der zaak bestemd waren voor zeer jonge kinderen, in het bijzonder baby’s. De rechtbank stelt tevens vast dat de door de verdachte tijdens zijn reizen uitgedeelde hulpgoederen in zijn algemeenheid aan vluchtelingen zijn verstrekt. De rechtbank wijst hierbij op de vele afbeeldingen en video-opnames in het dossier, waaronder die van het gezamenlijke project van [naam stichting 1] en [naam organisatie] : ‘Warme Winter 2016’. Gelet op de aard van de gedoneerde hulpgoederen, ziet de rechtbank niet in hoe het doneren daarvan zondermeer heeft bijgedragen aan het financieren van terrorisme. De rechtbank overweegt dat zelfs als een deel van de hulpgoederen selectief terecht zou zijn gekomen, zij gelet op haar aard als humanitaire hulp moet worden beschouwd. De rechtbank heeft zich daarbij gebogen over de vraag of het feit dat de kosten die IS gezinnen niet hoeven te maken voor deze goederen waardoor deze uitgespaarde kosten kunnen worden besteed aan terroristische gedragingen, maakt dat sprake is van als financiering van terrorisme. Indien deze vraag met ‘ja’ zou worden beantwoord, zou iedere hulp, selectief of willekeurig, kunnen worden aangemerkt als financiering van terrorisme. Zo’n standpunt vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in de wet en wetsgeschiedenis en in de internationale humanitaire verdragen waarbij Nederland zich heeft aangesloten. De rechtbank verwerpt derhalve deze redenering. De rechtbank stelt hierbij expliciet dat het beschreven oordeel met name ziet op de aard van de genoemde goederen. Het verstrekken van andersoortige goederen, waarvan in casu niet is gebleken, kan naar het oordeel van de rechtbank eventueel tot een ander oordeel leiden.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot het oordeel dat met name gezien de aard van de hulpgoederen in casu sprake was van humanitaire hulp en niet van het financieren van terrorisme. Nu evenmin kan worden vastgesteld dat gedoneerde gelden bij terroristische organisaties terecht zijn gekomen, spreekt de rechtbank de verdachte vrij van het financieren van terrorisme.
3.3.2
Vrijspraak – deelname aan een terroristische organisatie (feit 2 - 03/720250-16)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om vast te kunnen stellen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een terroristische organisatie.
De rechtbank spreekt de verdachte dan ook vrij van deelname aan een terroristische organisatie.
3.3.3
Vrijspraak – valsheid in geschrifte (feit 2 primair en subsidiair - 03/702510-20)
Feit 2 primair – feitelijk leiding geven/opdracht geven
De rechtbank stelt op grond van artikel 2:285 van het Burgerlijk Wetboek vast dat een stichting een rechtspersoon is. Op grond van artikel 52 van de Algemene Wet Rijksbelastingen is een stichting administratieplichtig.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de Stichting haar donaties heeft verantwoord door middel van een zogenaamde ‘meterlijst’, ‘giftenlijst’ en ‘1750-lijst’, welke lijsten zijn teruggevonden in de computer die in de moskee is aangetroffen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze lijsten onderdeel uitmaken van de financiële administratie van de Stichting.
Bij de beantwoording van de vraag of een verdachte strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld ter zake van het feitelijke leidinggeven aan dan wel opdracht geven tot een door een rechtspersoon verrichte verboden gedraging, dient eerst vast te worden gesteld of die rechtspersoon een strafbaar feit heeft begaan (dat wil zeggen: een strafbaar feit heeft gepleegd of daaraan heeft deelgenomen). Ingeval die vraag bevestigend kan worden beantwoord, komt de vraag aan de orde of kan worden bewezen dat de verdachte aan die gedraging feitelijke leiding heeft gegeven dan wel opdracht daartoe heeft gegeven.
De vraag of de Stichting een strafbaar feit heeft gepleegd beantwoordt de rechtbank ontkennend. Uit de bewijsmiddelen noch het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat de (donateurs)administratie van de Stichting is vervalst. In de computer, die in de moskee te Geleen op 14 februari 2017 is aangetroffen en in beslag is genomen, zijn Excelbestanden aangetroffen waarin (onder meer) een ‘meterlijst’ en een ‘giftenlijst’ is opgenomen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat deze lijsten vals of vervalst zijn en aldus van de correctheid van die lijsten mag worden uitgegaan. De lijsten die door of namens de verdachte tijdens de zitting in de raadkamer gevangenhouding op 23 november 2017 zijn overgelegd, zijn mogelijk vervalst omdat enkele donateursbedragen op die lijsten niet te achterhalen zijn of niet overeenkomen met de lijsten die in de computer zijn aangetroffen. Echter, niet is komen vast te staan dat deze mogelijke vervalste lijsten in de administratie van de Stichting zijn opgenomen.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de Stichting het strafbare feit, zoals ten laste gelegd, heeft gepleegd. Dit maakt dat van strafbaar opdracht geven of feitelijk leiding geven door de verdachte aan het door de Stichting gepleegde strafbare feit, geen sprake kan zijn. De rechtbank spreekt de verdachte dan ook vrij van het onder 2 primair tenlastegelegde feit.
Feit 2 subsidiair - medeplegen
De verdachte wordt verweten dat hij samen met een ander of anderen de (donateurs)administratie van de Stichting heeft vervalst, doordat hij in die administratie een ‘meterlijst’ en ‘giftenlijst’ heeft opgenomen waarop in strijd met de waarheid staat beschreven dat donaties plaatsvonden door bezoekers van de [naam moskee] , dan wel door een aantal verschillende personen, terwijl de beschreven bedragen deels afkomstig waren uit een andere bron.
De rechtbank acht weliswaar mogelijk dat de lijsten die tijdens de raadkamer gevangenhouding op 23 november 2017 zijn overgelegd vervalst dan wel vals zijn, echter niet is komen vast te staan dat deze lijsten zijn opgenomen in de administratie van de Stichting, zoals eerder overwogen onder feit 2 primair. Bovendien heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat van de correctheid van de lijsten die in de computer zijn aangetroffen, mag worden uitgegaan.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen spreekt de rechtbank de verdachte vrij van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde feit.
Overwegingen ten overvloede
Gelet op de aard van de zaak en de lange duur van de behandeling van de zaak geeft de rechtbank, bij hoge uitzondering, een aantal overwegingen ten overvloede.
De rechtbank heeft bij het Openbaar Ministerie (OM) onvoldoende betrokkenheid en professionele afstand tot de zaak alsmede een onvoldoende magistratelijke houding waargenomen. De houding van het OM kenmerkte zich bij het nemen van beslissingen met betrekking tot het onderzoek en beslissingen jegens de verdachten door een tunnelvisie.
Hoe oninvoelbaar sympathieën voor het gedachtegoed van IS(IS) ook mogen zijn, het enkele aanhangen van dit gedachtengoed is – zoals hiervoor reeds is overwogen – door de wetgever niet strafbaar gesteld. Hoezeer ook vragen bij buitenlandse financieringen van religieuze instellingen kunnen worden gesteld, dit is door de wetgever tot op heden niet strafbaar gesteld.
Het lijkt erop dat de afkeer van deze fenomenen leidend is geweest voor het OM en de politie om het onderzoek in te stellen. Na kritische vragen van de rechtbank bij regiezittingen vielen steeds meer ongefundeerde verwijten aan de verdachte en zijn medeverdachte af, simpelweg omdat daar geen bewijs voor te vinden was of omdat hetgeen werd verweten niet strafbaar is. De zorgvuldigheid jegens de verdachte met betrekking tot de verwijten die door het OM aan hem werd gemaakt, is steeds meer uit het oog verloren. De rechtbank heeft het OM op een gegeven moment moeten dwingen haar verantwoordelijkheid te nemen, door als voorwaarde te stellen dat het OM voorafgaand aan de planning van de inhoudelijke behandeling van de zaak duidelijkheid gaf over de verwijten die zij ging laten vallen en voor de verwijten die zij wilde handhaven een bewijsmiddelenoverzicht te verlangen. Het OM heeft daarop wederom een aantal verwijten laten vallen wegens gebrek aan strafbaarheid daarvan. Toch heeft het OM zelfs op de laatste zittingsdag nog vrijspraak gevraagd voor de verdenking van deelname aan een terroristische organisatie wegens gebrek aan bewijs, zodat voor wat betreft de terrorismeverdenking enkel nog het financieren van terrorisme als verwijt overbleef.
Ter zitting viel bovendien op dat het OM nagenoeg naliet om op relevante verweren van de zijde van de verdediging in te gaan. Ook op vragen van de rechtbank kon het OM nauwelijks antwoord geven of in haar requisitoir onderbouwing geven.
Dit alles brengt mee dat sprake is van een uit de hand gelopen onderzoek van meer dan elfduizend pagina’s. Ook bij het opsporingsonderzoek hebben het OM en de politie de nodige steken laten vallen. Hierdoor hebben de verdachte, de leden van de moskee en de samenleving als geheel langer op duidelijkheid moeten wachten dan nodig zou zijn geweest indien aan het onderzoek door het OM duidelijk(er) leiding was gegeven, met een meer magistratelijke houding en met meer juridische kennis op dit terrein. Beeldvorming in de pers zou eerder genuanceerd zijn, wanneer de juridische en onderzoeksresultaten eerder bekend waren geworden. Onnodige voorbereidingstijd en zittingstijd is met dit alles verloren gegaan, welke gebruikt had kunnen worden voor de vele zaken die nog op berechting liggen te wachten.
De rechtbank heeft in dit vonnis reeds overwogen hoe afkeurenswaardig sympathieën voor terroristische organisaties of een dergelijk gedachtengoed zijn. Deze afkeer en afkeuring is goed invoelbaar, maar is uitdrukkelijk door de wetgever niet strafbaar gesteld en moet daarom scherp worden onderscheiden van de vormen van steun aan terroristische instellingen of daden die wel strafbaar zijn gesteld.

4.Het beslag

De rechtbank gelast de teruggave van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte en diens broer.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
  • spreektde verdachte
    vrijvan de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten met parketnummer 03/720250-16;
  • spreektde verdachte
    vrijvan het onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde feit met parketnummer 03/702510-20;
Beslag
- gelast de
teruggavevan de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de
verdachte:
  • Zie lijst Ligom 2 EUR 16,22 (ibn 14-2-2017)
  • Zie lijst Ligom 3 EUR 70,- (ibn 14-2-2017)
  • Zie lijst Ligom 4 EUR 158,99 (ibn 14-2-2017)
  • Zie lijst Ligom 6 EUR 20,75 (ibn 14-2-2017)
  • Zie lijst Ligom 7 EUR 113,50 (ibn 14-2-2017)
  • Zie lijst Ligom 8 EUR 20,23 (ibn 14-2-2017)
  • Zie lijst Ligom 9 EUR 29,34 (ibn 14-2-2017)
- gelast de
teruggavevan het volgende in beslag genomen voorwerp aan
[naam broer](broer van de verdachte):
- Zie lijst Ligom 16 EUR 112,25 (ibn 14-2-2017)
Bevel tot voorlopige hechtenis
-
heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opin de zaak met parketnummer 03/720250-16.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koster-van der Linden, voorzitter,
mr. drs. J.M.A. van Atteveld en mr. S.A.M.C. van de Winkel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.F. Stuurman en mr. M.J.M. Penders, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 8 juli 2021.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 03/720250-16 - na wijziging van de tenlastelegging - ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014
november 2017
te Geleen in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in Nederland,
en/of Turkije en/of Syrië en/of Irak,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(meermalen, althans eenmaal) (telkens)
opzettelijk middelen of inlichtingen heeft verschaft dan wel opzettelijk
voorwerpen heeft verzameld, heeft verworven, voorhanden heeft gehad of aan een
ander heeft verschaft, die geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk,
dienden om geldelijke steun te verlenen aan het plegen van een terroristisch
misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een
terroristisch misdrijf, te weten:
- deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven (art. 140a Wetboek van Strafrecht) en/of
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (te) begaan met een terroristisch oogmerk (art. 157 en/of 176a jo art. 83 Wetboek van Strafrecht) en/of voorbereiding van en/of bevordering tot het in artikel 157 van het wetboek van Strafrecht
omschreven misdrijf (zoals bedoeld in artikel 176b jo 96 lid 2 Wetboek van Strafrecht) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
- moord en/of doodslag (te) begaan en/of (te) plegen met een terroristisch oogmerk (art. 289 jo art. 83 en/of art. 288a Wetboek van Strafrecht) en/of voorbereiding van en/of bevordering tot de in artikelen 288a en/of 289 van het wetboek van Strafrecht omschreven misdrijven (zoals bedoeld in artikel 289 a jo 96 lid 2 Wetboek van Strafrecht) (te) begaan met een terroristisch oogmerk,
immers heeft verdachte zelf en/of via de [naam stichting 1]
A. hulpgoederen het gebied van terroristische organisatie(s) Islamitische Staat (IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) en/of Jabhat al-Nusra, althans (telkens) een aan IS en/of aan Al Qaida gelieerde Organisatie(s), althans (telkens) (een) Organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan,
binnengebracht en/of ter beschikking gesteld aan die terroristische organisatie(s) Islamitische Staat (IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) en/of Jabhat al-Nusra, althans (telkens) een aan IS en/of aan Al Qaida gelieerde organisatie(s), althans (telkens) (een) Organisatie(s) die de gewapende
Jihadstrijd voorstaat/voorstaan,
B. via en/of aan [naam organisatie] en/of [naam 3] en/of en/of andere(n) stichtingen en/of organisaties en/of (een) een tussenpersoon in Turkije in totaal 242.526,94 euro, althans één of meer (geld) bedrag(en) verzonden en/of doen toekomen terwijl dit/deze middel(en) en/of geld(bedrag)en (telkens) bestemd was/waren om geldelijke steun te verlenen aan de gewapende Jihadstrijd en/of familie en/of (een) nabestaande(n) van (een) strijder(s) van de gewapende Jihadstrijd en/of gewapende Jihadistische strijdgroep(en), in
welke strijd terroristische misdrijven worden gepleegd,
te weten ten behoeve van,
een strijder van een gewapende Jihadistische strijdgroep, te weten van terroristische organisatie(s) Islamitische Staat (IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) en/of Jabhat al-Nusra, althans (telkens) een aan IS en/of aan Al Qaida gelieerde Organisatie(s), althans (telkens) (een) Organisatie(s) die de
gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan,
welke strijder en/of strijdgroep(en)/organisatie(s) tot oogmerk had(den)/ heeft/ hebben het plegen van terroristische misdrijven, en/of aldus diende(n) om geldelijke steun en/of middelen te verlenen aan de gewapende strijd in Syrië en/of in Irak, in elk geval om geldelijke steun en/of middelen te verlenen aan het plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf dan wel een van de hiervoor specifiek genoemde misdrijven;
Artikel 421 lid 1 afh/subs a Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 7
november 2017 te Geleen in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in Nederland, en/of te
Turkije en/of Syrië en/of Irak, tezamen en in vereniging met (een) ander (en) althans alleen,
(meermalen, althans eenmaal) heeft deelgenomen aan (een) organisatie(s), te weten de terroristische Organisatie(s) Islamitische Staat (IS), dan wel IslarrNc State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) en/of Jabhat al-Nusra, althans (telkens) een aan IS en/of aan Al Qaida gelieerde Organisatie(s), althans (telkens) (een) Organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, welke Organisatie(s) tot oogmerk had(den) het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
B. doodslag (te) plegen met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. het opzettelijk en wederrechtelijk doen zinken en/of stranden en/of verongelukken en/of vernielen en/of onbruikbaar maken en/of beschadigen van een vaartuig en/of voertuig en/of luchtvaartuig, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 168 Wetboek van Strafrecht) (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
E. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176b en/of 289a en/of 96 lid 2) en/of
F. het voorhanden hebben van een of meer wapens en/of van munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet Wapens en Munitie)
en/of waarbij dat deelnemen bestond uit
- het verleen van geldelijke steun en/of
- het meermalen contact hebben met personen in het strijdgebied en/of
- het fysiek aanwezig zijn in het strijdgebied
art. 140a lid 1 en/of 3 jo 140 lid 4 Wetboek van Strafrecht
Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 03/702510-20 - na wijziging van de tenlastelegging - ten laste gelegd dat
1.
[naam stichting 2] , in of omstreeks de periode 1 januari 2011 tot en met 7 november 2017 te Sittard in de gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) , althans alleen, meermalen, althans eenmaal van een voorwerp, te weten:
een geldbedrag van (ongeveer) 205.801,99 euro, althans een (groot) geldbedrag de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen of verhuld, en/of heeft/hebben verborgen of verhuld wie de rechthebbende op bovenomschreven voorwerp was en/of wie het bovenomschreven voorwerp voorhanden had
en/of
een voorwerp, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 205.801,99 euro, althans een (groot) geldbedrag heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van bovenomschreven voorwerp gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl [naam stichting 2] en/of haar mededader(s), wist(en) dat bovenomschreven voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf
(en [naam stichting 2] en/of haar mededader(s), van het plegen van dit feit (aldus) een gewoonte heeft gemaakt),
aan welke bovenomschreven feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
(artikel 420 bis lid 1 a/b jo artikel 51 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, in of omstreeks de periode 1 januari 2011 tot en met 7 november 2017 te Sittard in de gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander (en) (rechts)perso(o)n en/of de [naam stichting 2] meermalen, althans eenmaal van een voorwerp, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 205.801,99 euro, althans een (groot) geldbedrag de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen of
verhuld, en/of heeft/hebben verborgen of verhuld wie de rechthebbende op bovenomschreven voorwerp was en/of wie het bovenomschreven voorwerp voorhanden had
en/of
een voorwerp, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 205.801,99 euro, althans een (groot) geldbedrag heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van bovenomschreven voorwerp gebruik heeft/hebben gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist (en) dat bovenomschreven voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf (en hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), van het plegen van dit feit (aldus) een gewoonte heeft gemaakt);
(artikel 420 bis lid 1 a/b jo artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
2.
[naam stichting 2] , in of omstreeks de periode van in of omstreeks de periode van 8 januari 2011 tot en met 23 november 2017 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland,
een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten de (donateurs)administratie van [naam stichting 2] , valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, immers heeft zij in die administratie een meterlijst en een giftenlijst opgenomen waarop - in strijd met de waarheid - staat beschreven dat donaties plaats vonden door bezoekers van de Moskee, danwel door een aantal verschillende personen
terwijl de beschreven bedragen deels afkomstig waren uit een andere bron, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
(artikel 225 jo artikel 51 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, in of omstreeks de periode van 8 januari 2011 tot en met 6 februari 2017
te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met anderen, danwel alleen, een geschrift dat bestemd was om tot
bewijs van enig feit te dienen, te weten de (donateurs)administratie van [naam stichting 2] , valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, immers heeft hij verdachte en/of zijn mededader(s), in die administratie een meterlijst en een giftenlijst
opgenomen waarop - in strijd met de waarheid - staat beschreven dat donaties plaats vonden door bezoekers van de Moskee, danwel door een aantal verschillende personen terwijl de beschreven bedragen deels afkomstig waren uit een andere bron, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
(artikel 225 jo artikel 47 Wetboek van Strafrecht)