ECLI:NL:RBLIM:2021:5353

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 juni 2021
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
C/03/291720 / JE RK 21-920
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een machtiging tot plaatsing in een gesloten jeugdhulp instelling voor een minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 4 juni 2021 een machtiging tot gesloten jeugdhulp verleend voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], die zich op 26 mei 2021 bij de autoriteiten heeft gemeld. De kinderrechter had eerder op 7 en 12 mei 2021 een spoedmachtiging verleend, die inging op het moment dat [minderjarige] zich meldde bij de behandelgroep. De machtiging is verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot uiterlijk 13 augustus 2021. De kinderrechter heeft de minderjarige en haar advocaat, mr. J.F.C. Eliëns, gehoord tijdens de zitting op 4 juni 2021, evenals de moeder en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn, waaronder een verstandelijke beperking, trauma's, en onvoorspelbaar gedrag. De minderjarige heeft eerder al meerdere kansen gekregen, maar blijft zich onttrekken aan de noodzakelijke behandeling. De GI heeft ernstige zorgen over de veiligheid van [minderjarige] en is van mening dat gesloten jeugdhulp noodzakelijk is. De moeder heeft aangegeven dat ze de beslissing aan de kinderrechter overlaat, maar heeft ook aangegeven dat [minderjarige] haar beloofd heeft niet meer weg te lopen.

De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten dat de machtiging gesloten jeugdhulp noodzakelijk is om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan de jeugdhulp onttrekt. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de resterende periode van de ondertoezichtstelling, tot 13 augustus 2021, en heeft het meer of anders verzochte afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 16 juni 2021.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK LIMBURG
Familie en jeugd
Zittingsplaats: Maastricht
Zaakgegevens : C/03/291720 / JE RK 21-920
datum uitspraak: 4 juni 2021
Beschikking machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] ,
advocaat mr. J.F.C. Eliëns gevestigd te Beek.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonend te [woonplaats] .
Wederom gezien de stukken, waaronder de door deze rechtbank gegeven en op
7 en 12 mei 2021 uitgesproken beschikkingen.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Het verdere procesverloop blijkt uit:
- de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 1 juni 2021, ingediend door de GI op 2 juni 2021.
1.2.
Op 4 juni 2021 is de mondelinge behandeling inzake het horen van belanghebbenden met betrekking tot het verzoek spoedmachtiging gesloten jeugdhulp en inzake het reguliere verzoek machtiging gesloten jeugdhulp voortgezet tijdens de zitting met gesloten deuren. Verschenen zijn:
  • de moeder, bijgestaan door een Marokkaanse/Arabische tolk;
  • een vertegenwoordigster van de GI;
  • [minderjarige] , bijgestaan door mr. Eliëns.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij voornoemde beschikking van 7 mei 2021 is het verzoek om onverwijld, zonder verhoor van de belanghebbenden, een spoedmachtiging gesloten jeugdzorg te verlenen voor de minderjarige [minderjarige] afgewezen en bepaald dat [minderjarige] , haar advocaat en de overige belanghebbenden zullen worden gehoord ter zitting van 12 mei 2021, waarbij iedere verdere beslissing is aangehouden.
Aan het einde van de zitting van 12 mei 2021 heeft de kinderrechter mondeling uitspraak gedaan. Daarbij heeft de kinderrechter een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van twee weken, waarvan de termijn ingaat op het moment (dag en uur) dat de minderjarige [minderjarige] in handen is gekomen van de autoriteiten (politie, justitie of de GI) of zich heeft gemeld (om aldaar te verblijven) bij de behandelgroep waar zij tot voor kort verbleef, maar niet langer dan tot uiterlijk 13 augustus 2021. Iedere verdere beslissing op de verzoeken is aangehouden in afwachting van een nadere mondelinge behandeling. Deze beslissing is op 12 mei 2021 middels een verkorte uitspraak op schrift gesteld. De uitgewerkte versie van de uitspraak is op 20 mei 2021 afgegeven.
2.2.
Op 26 mei 2021 om 01.00 uur heeft [minderjarige] zich gemeld bij de open groep. Daarmee is de voorwaarde voor het ingaan van de spoedmachtiging vervuld. Op 26 mei 2021 is daarmee de termijn van de twee weken geldende spoedmachtiging ingegaan en deze geldt tot derhalve tot uiterlijk 9 juni 2021. In de beschikking van 12 mei 2021 heeft de kinderrechter bepaald dat de GI, indien de tenuitvoerlegging van de machtiging gesloten jeugdhulp betreffende [minderjarige] voor 13 augustus 2021 is gestart, de rechtbank hierover dient te berichten, waarna vóór de afloop van de twee weken termijn een mondelinge behandeling zal plaatsvinden in verband met het horen van de belanghebbenden, waarvoor de GI, [minderjarige] , mr. Eliëns en de moeder dan zullen worden opgeroepen. Deze mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 juni 2021.
2.3.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2 lid 6 Jeugdwet moest bij het verzoek alsnog worden overgelegd een instemmingsverklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper, die [minderjarige] met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht. De GI heeft op 2 juni 2021 een instemmende verklaring van 1 juni 2021 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper drs. P. Kroon overgelegd, die [minderjarige] op 31 mei 2021 heeft gesproken. Daarmee is aan dit vereiste voldaan.
2.4.
De standpunten ter zitting van 4 juni 2021
2.4.1.
De kinderrechter heeft de minderjarige [minderjarige] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt en is ter zitting in aanwezigheid van haar advocaat afzonderlijk en buiten aanwezigheid van de belanghebbenden gehoord. Nadien heeft de kinderrechter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren. [minderjarige] heeft verklaard dat nu zij tien dagen in de gesloten instelling verblijft, zij haar lesje wel heeft geleerd. [minderjarige] wil daar niet langer blijven. Ze wil naar huis of naar een open groep. [minderjarige] belooft dat ze niet meer gaat weglopen.
2.4.2.
Ter zitting heeft de GI de verzoeken gehandhaafd. De GI maakt zich ernstige zorgen over [minderjarige] en verwijst daarvoor naar het verzoekschrift. De GI gelooft [minderjarige] wel dat ze heel veel spijt heeft, maar de ervaring met [minderjarige] leert dat het heel even goed gaat en daarna weer bergafwaarts. [minderjarige] heeft al meerdere kansen gekregen en dit is ook niet de eerste keer dat voor [minderjarige] een spoedmachtiging is aangevraagd. [minderjarige] neemt besluiten die niet alleen haar eigen veiligheid, maar ook die van anderen in gevaar brengen. De GI noemt als voorbeelden dat [minderjarige] uit het raam van de eerste verdieping is gesprongen en een handdoek tussen de spaken van de fiets van een man heeft gegooid. [minderjarige] kan heel heftig reageren en heel erg boos en heel erg verdrietig worden. De GI is van mening dat [minderjarige] binnen de gesloten kaders diagnostiek, behandeling en stabilisering nodig heeft en dat van daaruit kan worden gekeken naar de te nemen stappen richting een open setting. De GI vindt [minderjarige] zowel emotioneel als fysiek onveilig en ze heeft daarvoor behandeling nodig. Dit moet binnen geslotenheid plaatsvinden, omdat de behandeling anders niet van de grond komt door het weglopen en onttrekken aan behandeling (niet in gesprek gaan met de therapeut) van [minderjarige] . In de komende periode kan [minderjarige] ook geobserveerd worden en worden gekeken of zij de juiste mediatie krijgt voor haar ADHD. Een plaatsing in een open setting is niet meer passend. De moeder heeft bovendien onvoldoende opvoedvaardigheden voor de verzwaarde opvoeding die [minderjarige] nodig heeft. De moeder wordt volledig overvraagd en doet vierentwintig uur per dag een beroep op de hulpverlening.
2.4.3.
De moeder laat de beslissing aan de kinderrechter. De moeder heeft van [minderjarige] begrepen dat zij heel erg veel spijt heeft en [minderjarige] heeft de moeder beloofd het nooit meer te doen. Van de moeder mag [minderjarige] daarom wel naar huis komen, maar dan moet [minderjarige] dit keer ook echt naar de moeder luisteren. Volgens de moeder weet [minderjarige] dat als zij niet luistert, zij voorgoed gesloten geplaatst wordt.
2.4.4.
Mr. Eliëns heeft namens [minderjarige] formeel verweer gevoerd tegen het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp en hij verzoekt primair om het verzoek af te wijzen en subsidiair om de machtiging voor een kortere termijn (van maximaal één tot twee maanden) te verlenen. Het is een zorgwekkende situatie geweest, waarvan [minderjarige] spijt heeft. [minderjarige] bestrijdt echter meerdere door de GI gestelde feiten, die betrekking hebben op prostitutie, naaktfoto’s, verdovende middelen en een vechtpartij, welke feiten volgens haar ook niet worden onderbouwd. Ze erkent wel dat ze geld heeft verdiend met het doorverkopen van foto’s van andere meisjes, maar daarmee is ze inmiddels gestopt. Behandeling kan ook vanuit de moeder of vanuit een open groep plaatsvinden. [minderjarige] weet ook dat als ze zich niet bij de moeder thuis aan de regels houdt, ze dan echt gesloten wordt geplaatst. Het verblijf van tien dagen in de gesloten instelling is hard aangekomen bij [minderjarige] en daarom is dat nu een echte stok achter de deur.
2.5.
De nadere beoordeling
2.5.1.
De kinderrechter dient nader te beoordelen of jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren, en de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan de jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
De kinderrechter beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt ter zake als volgt. Op grond van de stukken, waaronder de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper, en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, wordt duidelijk dat bij [minderjarige] sprake is van ernstige problematiek, namelijk een verstandelijke beperking en late sociaal-emotionele ontwikkelingsleeftijd, trauma’s, schoolverzuim, onvoorspelbaar gedrag door het niet consequent innemen van ADHD-medicatie en grensoverschrijdend gedrag waaronder het niet accepteren van gezag en het veelvuldig weglopen en lange tijd weg blijven. [minderjarige] weet zich hierdoor, en doordat ze weigert met een therapeut in gesprek te gaan, telkens te onttrekken aan de voor haar zo noodzakelijke behandeling. Gelet op die zorgen die er zijn en haar wegloopgedrag kan nu niet worden volstaan met een andere beschermingsmaatregel dan gesloten jeugdhulp.
2.5.2.
De kinderrechter zal de machtiging gesloten jeugdhulp ten behoeve van [minderjarige] verlenen, en wel voor de resterende periode van de ondertoezichtstelling, aldus tot 13 augustus 2021.
2.5.3.
Wellicht ten overvloede wijst de kinderrechter erop dat de eerder verleende spoedmachtiging geldt tot het tijdstip waarop een beslissing op een verzoek om een machtiging is genomen, aldus tot heden. Verder wijst de kinderrechter erop dat een machtiging gesloten jeugdhulp op grond van het bepaalde in artikel 6.1.12, eerste lid, van de Jeugdwet van rechtswege bij voorraad uitvoerbaar is.

6.De beslissing

De kinderrechter:
- verleent een machtiging gesloten jeugdhulp betreffende [minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp met ingang van 4 juni 2021, voor de duur van de ondertoezichtstelling, aldus tot uiterlijk 13 augustus 2021;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Drent, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2021 en op schrift gesteld op 16 juni 2021.
BGW
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch