ECLI:NL:RBLIM:2021:5352

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
C/03/275012 / HA ZA 20-127
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en verrekening in het kader van een dienstverleningsovereenkomst

In deze zaak vordert CS Plus B.V. betaling van onbetaalde facturen van Diga Colmore Venlo B.V. die voortvloeien uit een dienstverleningsovereenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat Diga Colmore in de jaren 2011 tot en met 2018 gebruik heeft gemaakt van de diensten van CS Plus, waarbij een overeenkomst genaamd 'A Large Enterprise' is gesloten. CS Plus vordert een totaalbedrag van € 21.840,50, inclusief btw, voor geleverde diensten, en daarnaast buitengerechtelijke incassokosten van € 993,41. Diga Colmore heeft verweer gevoerd en stelt dat de overeenkomst per 1 januari 2019 met wederzijds goedvinden is beëindigd, waardoor CS Plus geen vorderingen meer kan maken. De rechtbank heeft geoordeeld dat Diga Colmore onvoldoende heeft onderbouwd dat er een vaste prijsafspraak was voor de geleverde diensten en dat de vordering van CS Plus voor het grootste deel toewijsbaar is. De rechtbank heeft de vordering tot betaling van de facturen toegewezen, maar de vordering die betrekking heeft op facturen na 1 januari 2019 afgewezen, omdat de overeenkomst toen was beëindigd. De rechtbank heeft Diga Colmore ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/275012 / HA ZA 20-127
Vonnis van 7 juli 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CSPLUS B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres,
advocaat mr. N.H.A. Kampschreur,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DIGA COLMORE VENLO B.V.,
gevestigd te Venlo,
gedaagde,
advocaat mr. A.W.J.D. Ray-Engels.
Partijen zullen hierna CS Plus en Diga Colmore genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 20 mei 2020,
  • de akte uitlating van 25 januari 2021 van Diga Colmore,
  • de akte houdende aanvullende producties van 28 januari 2021 van CS Plus,
  • de akte overlegging productie van 26 januari 2021 van Diga Colmore,
  • de akte overlegging productie van 27 januari 2021 van Diga Colmore,
  • de comparitie van 20 mei 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
CS Plus verleent diensten op het gebied van informatietechnologie. Diga Colmore exploiteert een groothandel in de woninginterieurbranche.
2.2.
Diga Colmore heeft in de jaren 2011 tot en met 2018 gebruik gemaakt van de diensten van CS Plus.
2.3.
Tussen partijen is onder andere een overeenkomst genaamd “A Large Enterprise” gesloten, uit hoofde van welke overeenkomst Diga Colmore maandelijks een bedrag van € 2.000,- exclusief btw aan CS Plus verschuldigd is. Als tegenprestatie ontvangt Diga Colmore op basis van die overeenkomst twee dagen per maand ondersteuning op locatie (à € 800,- per consult) en 32 “remote consult calls” (per 15 minuten) à € 12,50 per 15 minuten.
2.4.
Naast voornoemde “A Large Enterprise”-overeenkomst hebben partijen nog een aantal separate overeenkomsten gesloten die betrekking hebben op diverse “opdrachten”.
2.4.1.
Één van deze opdrachten betrof “MCL”, een op verzoek van Diga Colmore door CS Plus ontwikkelde scan-applicatie.
2.4.2.
Een andere opdracht waarvoor een separate overeenkomst is gesloten betrof “PIM”. Deze opdracht betrof de invoering van een Product Informatie Management Systeem (“PIM”, zijnde een voorraadbeheersysteem) dat CS Plus voor Diga Colmore diende te verzorgen.

3.Het geschil

3.1.
CS Plus vordert na eisvermeerdering dat de rechtbank uitvoerbaar bij voorraad Diga Colmore veroordeelt tot:
Betaling aan CS Plus van een bedrag van € 21.840,50 (inclusief btw) aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek (BW) vanaf 30 dagen na factuurdatum en voorts tot aan de dag van algehele voldoening, te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten ad € 993,41 en wettelijke handelsrente daarover vanaf heden.
Betaling aan CS Plus van een bedrag van € 21.780 (inclusief btw) aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 30 dagen na factuurdatum en voorts tot aan de dag van algehele voldoening.
Betaling van de proceskosten, de nakosten daaronder inbegrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis.
3.2.
CS Plus legt aan haar vordering onder A ten grondslag dat Diga Colmore twee facturen van 30 november 2018 en 31 december 2018 onbetaald heeft gelaten. Deze facturen hebben betrekking op door CS Plus voor Diga Colmore verrichtte werkzaamheden.
Ook de vordering onder B ziet op onbetaald gelaten facturen. Ter onderbouwing van dat deel van haar vordering voert CS Plus aan dat partijen een overeenkomst voor bepaalde tijd zijn aangegaan, te weten tot 30 september 2019. Op grond van de tussen partijen toepasselijke algemene voorwaarden (FENIT) kon deze overeenkomst niet tussentijds worden opgezegd. CS Plus heeft ook niet ingestemd met een voortijdige beëindiging van de overeenkomst. Als gevolg daarvan is Diga Colmore gehouden om de tussen partijen in de “A Large Enterprise”-overeenkomst overeengekomen maandelijkse basisvergoeding van € 2.000,- te voldoen aan CS Plus over de maanden januari 2019 tot en met september 2019. Negen maal het bedrag van € 2.000,-, vermeerderd met de btw, levert het onder B gevorderde bedrag op.
3.3.
Diga Colmore voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Vordering onder A
4.1.
Onder A vordert CS Plus Diga Colmore te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 21.840,50 (inclusief btw). Diga Colmore heeft op de comparitie verduidelijkt dat zij uitsluitend voor een bedrag van € 11.200,- exclusief btw de verschuldigdheid van dat bedrag betwist. Dat betwiste bedrag bestaat allereerst uit een door CS Plus ten onrechte bij haar in rekening gebrachte bedrag van € 9.600,- exclusief btw voor de opdracht MCL. Ten tweede heeft CS Plus volgens Diga Colmore onterecht een bedrag van € 1.600,- exclusief btw gefactureerd voor de opdracht PIM. Daarnaast doet Diga Colmore een beroep op verrekening.
Te veel in rekening gebracht voor MCL?
4.2.
Ter onderbouwing van de stelling dat CS Plus voor wat betreft de opdracht MCL te veel bij haar in rekening heeft gebracht voert Diga Colmore het volgende aan. Tussen partijen is voor wat betreft MCL een vaste prijsafspraak gemaakt van € 9.438,- exclusief btw. Het in rekening gebrachte bedrag dat voornoemd bedrag overschrijdt, is gelet daarop niet verschuldigd, aldus Diga Colmore.
4.3.
CS Plus betwist dat er een vaste prijsafspraak is gemaakt. De opdracht MCL vond plaats op basis van nacalculatie, zoals ook blijkt uit de uitgebrachte (weliswaar niet ondertekende) offerte. Het is volgens CS Plus veelzeggend dat Diga Colmore pas in een zeer laat stadium van de procedure heeft aangevoerd dat een vaste prijsafspraak zou zijn gemaakt. De rechtbank overweegt als volgt.
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat op degene die zich op de rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten beroept, in beginsel de stelplicht en, zo nodig, de bewijslast rust. In dit geval is dat CS Plus, nu zij zich beroept op nakoming van de gemaakte afspraken, bestaande uit facturatie op basis van nacalculatie (vgl. ECLI:NL:HR:2008:BC1844). Verder geldt dat aan bewijslevering pas wordt toegekomen wanneer de partij die zich beroept op een bepaald rechtsgevolg, alle feiten stelt die nodig zijn voor het intreden van dit rechtsgevolg en de wederpartij deze feiten voldoende gemotiveerd betwist (artikel 149 lid 1 Rv).
4.5.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de stelling van CS Plus dat werd gewerkt op basis van nacalculatie wordt ondersteund door de (weliswaar niet ondertekende) door CS Plus uitgebrachte offerte voor de opdracht MCL. Daaruit volgt immers met zo veel woorden dat CS Plus heeft geoffreerd op basis van nacalculatie en dus uitdrukkelijk niet op basis van een vaste prijsafspraak.
4.6.
Verder heeft Diga Colmore in haar akte van 25 januari 2021 en op de comparitie erkend dat zij voor de opdracht MCL een bedrag van (€ 16.987,50 minus € 2.400,-) € 14.587,50 heeft betaald aan CS Plus. Diga Colmore heeft daarmee fors meer betaald dan zij op grond van de door haar zelf gestelde vaste prijsafspraak verschuldigd zou zijn.
4.7.
In het licht van die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat Diga Colmore haar pas op de comparitie ingenomen blote stelling dat een vaste prijsafspraak zou zijn gemaakt, onvoldoende heeft onderbouwd. In deze procedure is geprocedeerd tot en met conclusie van dupliek; Diga Colmore heeft in deze procedure ruimschoots de gelegenheid gehad om haar stellingen uit te werken en nader te onderbouwen. Datzelfde geldt voor de eveneens pas ter comparitie geponeerde (door CS Plus betwiste en door Diga Colmore niet nader onderbouwde) stelling dat het tussen partijen gebruikelijk was dat Diga Colmore facturen, zonder ze inhoudelijk te bestuderen, betaalde en dat facturen nadien na overleg vaak alsnog gedeeltelijk werden gecrediteerd.
4.8.
Kortom: Diga Colmore heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat tussen partijen is overeengekomen dat CS Plus haar uren voor de opdracht MCL in rekening zou brengen op basis van nacalculatie. Aan bewijslevering wordt gelet op die conclusie niet toegekomen. Dit betekent dat het verweer ten aanzien van het onterecht in rekening brengen van het bedrag van € 9.600,- exclusief btw wordt gepasseerd.
4.9.
Aanvankelijk voerde Diga Colmore aan dat er voor de opdracht MCL een fatale termijn is overeengekomen en dat de uren die zijn geschreven na afloop van die termijn niet bij haar in rekening gebracht hadden mogen worden. Op de comparitie heeft Diga Colmore echter gesteld c.q. verduidelijkt dat deze stelling niet werd ingenomen in het kader van de betwisting van de verschuldigdheid van de facturen, maar enkel in het kader van de onderbouwing van het verzuim aan de zijde van CS Plus. De stellingen van Diga Colmore omtrent de fatale oplevertermijn behoeven daarom op dit punt geen nadere bespreking.
Te veel in rekening gebracht voor PIM?
4.10.
Tot slot betwist Diga Colmore de verschuldigdheid van een bedrag van € 1.600,-. Ter onderbouwing van dat verweer voert Diga Colmore het volgende aan. Het in rekening gebrachte bedrag van € 1.600,- ziet op gewerkte uren ná de uitrol van PIM, zodat deze werkzaamheden niet gefactureerd kunnen worden binnen de opdracht PIM. Volgens Diga Colmore lijkt het er daarnaast op dat CS Plus, na de beëindiging van de samenwerking op enig moment het systeem heeft versleuteld, waardoor het systeem voor Diga Colmore onbruikbaar is gemaakt. De in rekening gebrachte uren lijken betrekking te hebben op die versleuteling. Deze uren komen volgens Diga Colmore in ieder geval niet voor vergoeding in aanmerking.
4.11.
De rechtbank overweegt als volgt. De eerste stelling van Diga Colmore komt er de facto op neer dat zij zich op het standpunt stelt dat CS Plus na het uitrollen van PIM nooit meer uren in rekening zou mogen brengen voor het doorvoeren van (klant-specifieke) aanpassingen in de PIM-software. Deze stelling wordt door CS Plus betwist; CS Plus stelt gemotiveerd, onder verwijzing naar de tussen partijen gesloten “A Large Enterprise”-overeenkomst, dat de in rekening gebrachte € 1.600,- betrekking had op de op basis van die overeenkomst verschuldigde vaste maandelijkse twee daagse ondersteuning (ad € 800,- per consult). Die vaste uren werden volgens CS Plus voor verschillende opdrachten ingezet, waaronder ook voor PIM. De uren waarvan Diga Colmore nu de verschuldigdheid betwist, zijn besteed aan het aanpassen van PIM aan specifieke klantwensen van Diga Colmore, aldus CS Plus. Diga Colmore heeft deze stellingen van CS Plus vervolgens niet gemotiveerd weersproken.
4.12.
Ook de stelling van Diga Colmore met betrekking tot de bewuste versleuteling door CS Plus is op de comparitie gemotiveerd door CS Plus betwist. CS Plus heeft toegelicht dat de vergrendeling van het systeem waarschijnlijk is opgetreden door het niet (kunnen) uitvoeren van een software-update van het systeem. Van een bewuste versleuteling door CS Plus is in ieder geval geen sprake geweest. Ook die stellingen zijn door Diga Colmore vervolgens niet gemotiveerd weersproken.
Diga Colmore heeft daarmee onvoldoende gemotiveerd betwist dat het bedrag van € 1.600,- door haar verschuldigd is.
4.13.
Nu Diga Colmore voor het overige de verschuldigdheid van de in rekening gebrachte werkzaamheden niet heeft betwist, kan de vordering onder A worden toegewezen, tenzij het door Diga Colmore gedane beroep op verrekening slaagt.
Verrekening
4.14.
Diga Colmore voert ter onderbouwing van haar beroep op verrekening samengevat het volgende aan:
De MCL scan-applicatie is gebrekkig opgeleverd, waardoor Diga Colmore de applicatie niet volledig heeft kunnen benutten. Diga Colmore wil de maandelijkse vergoeding van € 50,- die CS Plus nog steeds incasseert voor het gebruik van de applicatie, verrekenen. Door het ontbreken van een deugdelijk opgeleverde MCL-applicatie, beschikt Diga Colmore niet over een goede logistieke administratie en heeft de accountant ca. € 30.000,- meer aan uren aan Diga Colmore moeten doorbelasten dan hij normaliter zou spenderen aan de jaarrekening. Bovendien heeft Diga Colmore duizenden euro’s moeten besteden om de applicatie werkend te krijgen.
Na beëindiging van de samenwerking heeft CS Plus op enig moment PIM versleuteld, waardoor het systeem voor Diga Colmore onbruikbaar is gemaakt. Daarnaast is er tussen CS Plus en Diga Colmore een afspraak gemaakt die inhield dat PIM vrij van auteursrechten zonder beperkingen en zonder licenties aan Diga Colmore beschikbaar zou worden gesteld. Deze afspraak is door CS Plus geschonden. Diga Colmore is daardoor genoodzaakt om een ander systeem te gaan implementeren. De investering door Diga Colmore in PIM is door dit alles nutteloos gebleken, om welke reden Diga Colmore de kosten daarvan vergoed wil zien. De schade wordt begroot op € 200.000,- (zijnde 200 man-uren x € 100,-).
CS Plus heeft voor een zustervennootschap van Diga Colmore in Zwitserland (Colmore Swiss) een opdracht uitgevoerd. CS Plus zou eenzelfde kassasysteem bij Colmore Swiss implementeren als CS Plus bij Diga Colmore heeft geïmplementeerd. Het is CS Plus echter niet gelukt het systeem werkend te krijgen doordat het toegezegde systeem in Zwitserland niet blijkt te werken. Colmore Swiss heeft aanspraak gemaakt op terugbetaling van het aan CS Plus betaalde bedrag van € 77.658,47. Colmore Swiss heeft haar vorderingsrecht overgedragen aan Diga Colmore door middel van een akte van cessie.
4.15.
De rechtbank stelt vast dat Diga Colmore ter zake deze gestelde (tegen)vorderingen geen eis in reconventie heeft ingesteld. Op grond van artikel 6:136 BW kan de rechtbank dan de vordering van CS Plus ondanks een beroep van Diga Colmore op verrekening toewijzen, indien de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en de vordering overigens voor toewijzing vatbaar is. De gegrondheid van het verweer is niet op eenvoudige wijze vast te stellen, als de inhoud van de tegenvordering van Diga Colmore niet vaststaat en ook niet zeker is dat de omvang daarvan de vordering van CS Plus overtreft (‘materieel illiquide’) en uitgebreide bewijslevering nodig is om deze tegenvordering vast te stellen (‘processueel illiquide’).
4.16.
De rechtbank stelt verder vast dat alle drie de door Diga Colmore gestelde vorderingen zijn gebaseerd op een gestelde tekortkoming in de nakoming van een op CS Plus rustende verbintenis. Voor al deze vorderingen geldt het volgende. Om te kunnen concluderen dat CS Plus op enig punt tekort is geschoten in een op haar rustende verbintenis is vereist dat wordt vastgesteld (i) welke verbintenis(sen) op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst(en) op CS Plus rust(en) en (ii) dat CS Plus tekortgeschoten is in de nakoming van (een van die) op haar rustende verbintenis(sen).
Ad 1: MCL scan-applicatie
4.17.
CS Plus betwist dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming op dit punt.
Diga Colmore verwijst ter onderbouwing van haar stellingen allereerst naar een verklaring van dhr. [naam 1] (hierna: dhr. [naam 1] ). Voor wat betreft die verklaring geldt dat deze naar het oordeel van de rechtbank met enige terughoudendheid moet worden bezien, nu is komen vast te staan dat dhr. [naam 1] als voormalig mede-bestuurder van CS Plus na een conflict met de overige bestuurders is vertrokken bij CS Plus en vervolgens is gaan werken voor Diga Colmore. Verder geldt dat de verklaring met betrekking tot de gestelde verbintenis en tekortkoming aan de zijde van CS Plus ook betrekkelijk summier is. In de verklaring van dhr. [naam 1] is met betrekking tot de gestelde tekortkoming immers enkel opgenomen dat “men niet kon spreken van een enigszins werkend systeem”.
4.18.
Diga Colmore verwijst ter onderbouwing van de gestelde tekortkoming verder naar een verklaring van haar accountant ( [naam accountant] ). In die verklaring is onder meer het volgende opgenomen:
Uiteindelijk heeft de controle van de jaarrekening 2018 exclusief opstartkosten ruim € 30.000,- meer gekost dan het budget.
Een belangrijke oorzaak voor deze overschrijding is de ontoereikende AO/IB rondom het voorraadproces, waaronder de inrichting en controls binnen Exact. Dit werd hoofdzakelijk veroorzaakt door het ontbreken van of onvoldoende inzicht hebben in geautomatiseerde boekingsgangen ten aanzien van voorraadposities en -transacties. Het onvoldoende inzicht had met name betrekking op de werking van de geautomatiseerde boekingen die wel waren ingericht (wat wordt geboekt?), waardoor er intern ook geen kennis was over de juistheid van de boekingsgangen (zowel hoeveelheden als prijzen). Daarnaast ontbrak het in Exact aan geautomatiseerde controles waarmee fouten, of zaken die over de administraties heen niet aansluiten, onopgemerkt bleven.
4.19.
Deze verklaring zegt naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf verder niets over de inhoud van de verbintenis die op grond van de overeenkomst tussen CS Plus en Diga Colmore op CS Plus rustte. Evenmin zegt die verklaring iets over de vraag of al dan niet sprake is van een tekortkoming in de nakoming van (een van die) op CS Plus rustende verbintenis(sen). Gelet daarop zijn de verklaringen waarop Diga Colmore zich beroept onvoldoende om op dit moment op basis daarvan vast te stellen dat sprake is van een tekortkoming. Dit brengt mee dat van een vordering die materieel liquide is geen sprake is.
Daarnaast geldt dat, om de inhoud van de verbintenissen aan de zijde van CS Plus vast te stellen en de vraag te beantwoorden of sprake is van een tekortkoming in de nakoming van (een van die) op CS Plus rustende verbintenis(sen), nadere (uitgebreide) bewijslevering vereist is. Gelet daarop is ook geen sprake van een processueel liquide vordering.
Ad 2: PIM
4.20.
Ter onderbouwing van deze vordering stelt Diga Colmore dat CS Plus PIM, in strijd met gemaakte contractuele afspraken, voor haar onbruikbaar heeft gemaakt. Als gevolg daarvan dient zij kosten te maken om een alternatief systeem te implementeren. Diga Colmore beroept zich daarbij op een overeenkomst genaamd “DISCLAIMER IE-RECHTEN” waaruit volgens haar onmiskenbaar volgt dat alle ie-rechten, waaronder auteursrecht, en ook het eigendomsrecht zijn overgedragen aan Diga Colmore. CS Plus betwist (onder andere) dat sprake is van schending van enige contractuele afspraak.
4.21.
Diga Colmore heeft een kopie van een schriftelijke overeenkomst overgelegd. De rechtbank constateert dat deze overeenkomst door of namens CS Plus (te weten door dhr. [naam 1] ) is ondertekend. Deze overeenkomst kwalificeert als een onderhandse akte. Een dergelijke onderhandse akte levert in beginsel dwingend bewijs op (artikel 157 lid 1 Rv). CS Plus betoogt echter dat het stuk is vervalst. Zij onderbouwt dit standpunt met de volgende argumenten: (i) CS Plus heeft geen exemplaar van dit stuk aangetroffen in haar administratie, (ii) Diga Colmore heeft geen correspondentie over dit stuk overgelegd in deze procedure, (iii) de vermelde ondertekendatum was een zondag, (iv) het gebruikte briefpapier is later geïntroduceerd en (v) de vermeende overdracht van intellectuele eigendom zou de bedrijfsvoering van CS Plus praktisch onmogelijk maken (en is dus ongeloofwaardig), omdat Diga Colmore dan toestemming zou moeten geven voor de ontwikkeling van dergelijke software voor andere klanten. CS Plus heeft daartegenover aangevoerd (a) dat Diga Colmore ook op zondag mensen ontvangt, (b) dat zij geen ander briefpapier kent en (c) dat de software ‘open source’ is. Om de vraag te beantwoorden of Diga Colmore een aan deze overeenkomst te ontlenen vordering heeft op CS Plus is aldus onderzoek naar de echtheid van de akte, en daarmee bewijslevering, vereist. Daarbij komt dat CS Plus (onder andere) ook de begroting van de schade en het causaal verband tussen deze schade en de gestelde tekortkoming in de nakoming voldoende heeft betwist. Dit alles brengt mee dat de onder 2 gestelde vordering van Diga Colmore materieel en processueel illiquide is.
Ad 3: Colmore Swiss
4.22.
Voor wat betreft de gestelde tekortkoming van CS Plus jegens Colmore Swiss geldt dat partijen (onder meer) van mening verschillen over de vraag welke product of dienst CS Plus op grond van de overeenkomst aan Colmore Swiss diende te leveren. Uit de offerte en de facturen blijkt niet dat een kassasysteem (‘Point of Sale’-module) is overeengekomen zoals Diga Colmore stelt. Zij beroept zich dan ook wederom op nadere mondelingen afspraken. Zonder nader onderzoek naar de feiten op dit punt kan in deze procedure de inhoud van de verbintenissen die op grond van de overeenkomst met Colmore Swiss op CS Plus rusten, niet worden vastgesteld. Daardoor kan evenmin worden vastgesteld of sprake is van een tekortkoming in de nakoming van (een van de) op CS Plus rustende verbintenis(sen). Daarmee is ook het bestaan van de onder 3 gestelde vordering, waarop Diga Colmore zich in het kader van de verrekening beroept, niet voldoende komen vast staan.
4.23.
De conclusie is dat vooralsnog niet geconcludeerd kan worden dat Diga Colmore (een) vordering(en) heeft op CS Plus. Daarnaast geldt dat uitgebreide bewijslevering wordt gevergd om de vraag te beantwoorden of Diga Colmore vorderingen heeft op CS Plus.
Nu de gegrondheid van het verrekeningsverweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen, zal dit verweer worden gepasseerd. Dit betekent dat de vordering van CS Plus onder A wordt toegewezen.
Wettelijke handelsrente
4.24.
Diga Colmore heeft slechts aangevoerd dat de wettelijke handelsrente niet toewijsbaar is omdat ook de hoofdsom niet toewijsbaar is. Nu de vordering onder A zal worden toegewezen en Diga Colmore voor het overige geen verweer heeft gevoerd tegen de gevorderde wettelijke handelsrente kan deze worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.25.
CS Plus maakt onder A tevens aanspraak op een bedrag van € 993,41 aan buitengerechtelijke incassokosten. Diga Colmore betwist dat zij buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is. Volgens haar zijn er geen substantiële buitengerechtelijke incassowerkzaamheden verricht. De rechtbank is van oordeel dat CS Plus voldoende onderbouwd heeft gesteld dat zij buitengerechtelijke incassowerkzaamheden, bestaande uit brieven waarin Diga Colmore wordt gesommeerd te betalen, heeft verricht. Voor de verschuldigdheid van de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet relevant welke incassohandelingen de schuldeiser heeft verricht (HR 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:1405, r.o. 3.6). Naar het oordeel van de rechtbank zijn die sommatiebrieven dan ook voldoende. Het gevorderde bedrag komt overeen met het tarief zoals opgenomen in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en kan zoals gevorderd worden toegewezen.
CS Plus maakt tevens aanspraak op wettelijke handelsrente over de buitengerechtelijke incassokosten. Nu de wettelijke handelsrente-regeling van artikel 6:119a en 6:119b BW niet van toepassing is op de buitengerechtelijke incassokosten, zal de rechtbank de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over deze kosten vanaf de dag van dagvaarding toewijzen.
Vordering onder B
4.26.
CS Plus vordert onder B betaling van een bedrag van € 21.780,-. Diga Colmore betwist dat zij dit bedrag verschuldigd is. Als meest verstrekkende verweer voert Diga Colmore aan dat de overeenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd per 1 januari 2019. Diga Colmore voert daartoe aan dat dhr. [naam 1] vanuit CS Plus het vaste aanspreekpunt was voor Diga Colmore. In november 2018 werd dhr. [naam 1] op non-actief gesteld. Volgens Diga Colmore werd zij daarna gebeld door mw. D. [naam 2] (hierna: mw. [naam 2] ), (destijds) werkzaam bij CS Plus. In dat telefoongesprek werd volgens Diga Colmore aan haar de vraag voorgelegd of zij - gezien het vertrek van haar vaste contactpersoon dhr. [naam 1] - de samenwerking nog wilde voortzetten met CS Plus. Diga Colmore voert aan dat zij in dat telefoongesprek heeft aangegeven dat zij vanwege het vertrek van dhr. [naam 1] geen reden zag om de overeenkomst na 31 december 2018 nog voort te zetten. Ter onderbouwing van haar stelling verwijst Diga Colmore naar een schriftelijke verklaring van mw. [naam 2] . Verder wijst Diga Colmore erop dat er vanaf 1 januari 2019 ook feitelijk geen uitvoering meer werd gegeven aan het contract door het inplannen van nieuwe maandelijkse consulten en bezoeken.
4.27.
CS Plus betwist dat de overeenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd per 1 januari 2019. CS Plus stelt dat na de op non-actiefstelling van de heer [naam 1] aan mw. [naam 2] is verzocht om telefonisch contact op te nemen met klanten om een bespreking in te plannen met de overige bestuurders van CS Plus. Uit de terugkoppeling van mw. [naam 2] blijkt volgens CS Plus juist dat Diga Colmore klant wilde blijven bij CS Plus.
4.28.
De rechtbank is van oordeel dat het verweer van Diga Colmore slaagt. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.29.
Allereerst geldt dat de layout/opzet van het door CS Plus overgelegde door mw. [naam 2] opgestelde Excel-bestand naar het oordeel van de rechtbank eerder de weergave van de feiten zoals door Diga Colmore geschetst lijkt te ondersteunen. In dat bestand is specifiek een kopje opgenomen aangeduid als: “Klanten behouden”. Uit het bestand volgt verder dat vervolgens per klant wordt aangegeven of de klant al dan niet is behouden, dan wel of sprake is van “twijfel” of “NVT”. Het opnemen van dat kopje “Klanten behouden” lijkt te bevestigen dat per klant in kaart moest worden gebracht of hij/zij al dan niet aanbleef bij CS Plus.
4.30.
Verder is in de door Diga Colmore in de procedure gebrachte schriftelijke verklaring van mw. [naam 2] onder meer het volgende opgenomen:
Mij werd door de directie gevraagd om contact op te nemen met de klanten waar [naam 1] als contactpersoon fungeerde. Ik moest aan deze klanten vragen of ze door het vertrek van [naam 1] nog verder wilden met CSplus.
Zo heb ik ook telefonisch contact opgenomen met Diga Colmore Venlo B.V. Ik sprak mevrouw [naam 3] . Ik heb haar op de hoogte gesteld van het vertrek van [naam 1] en gevraagd of ze de werkzaamheden na 31 december 2018 wilden doorzetten met CS Plus. Mevrouw [naam 3] heeft aangegeven de samenwerking met CSplus te willen beëindigen. Namens CSplus heb ik het einde van de samenwerking per 1 januari 2019 geaccepteerd.
4.31.
De rechtbank stelt vast dat de inhoud van die verklaring de door Diga Colmore geschetste weergave van de feiten ondersteunt. CS Plus stelt weliswaar dat aan mw. [naam 2] enkel de opdracht was gegeven om klanten te bellen voor het inplannen van een gesprek met de overige bestuurders van CS Plus. CS Plus heeft echter niet gesteld dat een dergelijk gesprek tussen Diga Colmore en de overige bestuurders van CS Plus ook daadwerkelijk is ingepland en heeft plaatsgevonden.
4.32.
Daarbij komt dat tussen partijen niet in geschil is dat CS Plus vanaf 1 januari 2019 feitelijk ook geen uitvoering meer heeft gegeven aan de dienstverleningsovereenkomst op grond waarvan CS Plus maandelijks diensten verleende aan Diga Colmore. Evenmin is in geschil dat CS Plus geen pogingen heeft gedaan om die feitelijke uitvoering alsnog tot stand te brengen.
4.33.
Dit alles duidt er naar het oordeel van de rechtbank op dat de overeenkomst, zoals Diga Colmore stelt, per 1 januari 2019 met wederzijds goedvinden is beëindigd.
4.34.
CS Plus heeft erop gewezen dat na de gestelde beëindiging met wederzijds goedvinden nog facturen zijn gestuurd aan Diga Colmore. Dit doet op zichzelf echter niet af aan bovengenoemde omstandigheden die lijken te duiden op een beëindiging met wederzijds goedvinden. Daarbij komt dat CS Plus op de comparitie zelf heeft gesteld dat CS Plus zich eind 2018/begin 2019 in een zeer turbulente periode bevond. In die periode stonden de bestuurders onder enorme druk en lag de focus op het dagelijkse besturen van de onderneming en niet zo zeer op de administratieve zaken; verder was de administratief medewerker in de periode begin 2019 met zwangerschapsverlof. Tegen die achtergrond legt het enkele toesturen van facturen aan Diga Colmore als zodanig naar het oordeel van de rechtbank, afgezet tegen bovengenoemde omstandigheden, onvoldoende gewicht in de schaal. Hierbij is van belang dat deze facturen elke maand geautomatiseerd per mail werden verstuurd en dat CS Plus op de comparitie heeft verklaard dat zij dit pas in juni 2019 zelf heeft ontdekt.
4.35.
De rechtbank is gezien al het voorgaande van oordeel dat het ervoor moet worden gehouden dat de overeenkomst per 1 januari 2019 met wederzijds goedvinden is beëindigd.
Dit betekent dat CS Plus uit hoofde van die overeenkomst van Diga Colmore na 1 januari 2019 niets meer te vorderen heeft. De vordering onder B moet dan ook worden afgewezen.
De vraag of op de overeenkomst tussen partijen de FENIT-voorwaarden van toepassing zijn kan gelet op deze conclusie onbeantwoord blijven.
Vordering onder C
4.36.
Diga Colmore zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van CS Plus op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 86,62
- griffierecht 2.042,00
- salaris advocaat
2.163,00(3 punten × tarief € 721,-)
Totaal € 4.291,62.
4.37.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Diga Colmore om aan CS Plus te betalen een bedrag van € 21.840,50 (éénentwintig duizendachthonderdveertig euro en vijftig eurocent) (inclusief btw), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW vanaf 30 dagen na factuurdatum tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Diga Colmore om aan CS Plus te betalen een bedrag van € 993,41 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 15 maart 2019 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Diga Colmore in de proceskosten, aan de zijde van CS Plus tot op heden begroot op € 4.291,62, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Diga Colmore in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat indien Diga Colmore niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. van de Pasch en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2021.