ECLI:NL:RBLIM:2021:5342

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
2 juli 2021
Zaaknummer
C/03/293176 / KG ZA 21-212
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de exploitatie van een pop-up restaurant en de vof-overeenkomst tussen voormalige vennoten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee voormalige vennoten, eiser en gedaagde, die samen een pop-up restaurant hebben geëxploiteerd. De eiser vordert een verbod voor de gedaagde om een nieuw pop-up restaurant te exploiteren dat vergelijkbaar is met hun eerdere samenwerking. De voorzieningenrechter oordeelt dat het pop-up restaurant van eiser, hoewel bijzonder, niet uniek was en dat de samenwerking tussen de partijen tijdelijk was. De vof is per 1 januari 2021 ontbonden, en de gedaagde heeft in 2021 een nieuw pop-up restaurant geopend zonder de eiser. De rechter concludeert dat de gedaagde niet onrechtmatig handelt door het nieuwe restaurant te exploiteren, aangezien de vof was afhankelijk van de locatie die niet opnieuw ter beschikking was gesteld aan de eiser. De vorderingen van de eiser worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/293176 / KG ZA 21-212
Vonnis in kort geding van 2 juli 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. P.P.M. Kerckhoffs te Maastricht,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. S.E.G.N. Schnabel te Maastricht.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 juni 2021 met 25 producties
  • de akte eiswijziging tevens overlegging producties, met de productie 26
  • de conclusie van antwoord met 18 producties
  • de aanvullende producties 27 tot en met 29 van [eiser]
  • de aanvullende productie 30 van [eiser]
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van [gedaagde]
  • de ondertekende verklaring van [naam 1] en [naam 2] (productie 1 [gedaagde] ).
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. “
[bedrijfsnaam 1]” is een onderneming van de vennoten [eiser] en [medevennoot] en heeft als bedrijfsactiviteit - kort gezegd - tent- en partyverhuur (productie 30 [eiser] ).
2.2. “
[bedrijfsnaam 2]” is een bedrijf van [gedaagde] en gespecialiseerd in catering en het ter beschikking stellen van cateringpersoneel.
2.3.
De onderneming van [eiser] en het bedrijf van [gedaagde] zijn begin 2020 bij de bedrijfsuitoefening geconfronteerd met de beperkende maatregelen van de overheid als gevolg van de coronapandemie. Partijen zijn gelet hierop op zoek gegaan naar (aanvullende) financiële mogelijkheden en zijn het hierna te noemen (rov. 2.6) samenwerkingsverband aangegaan. [gedaagde] heeft contact gelegd met [naam 2] en diens echtgenote [naam 1] (hierna: [eigenaren B&B] .), eigenaren van een perceel grond gelegen aan [adres 1] in [plaatsnaam] , waar zij onder meer een bed & breakfast onder de naam [bedrijfsnaam B&B] exploiteren. [eigenaren B&B] . hebben [gedaagde] toestemming gegeven om op hun perceel in een pop-up restaurant te openen.
2.4.
[gedaagde] heeft op 22 april 2020 [eiser] benaderd om te bezien of hij de benodigde materialen zou kunnen leveren om het pop-up restaurant op te bouwen. In overleg met [eigenaren B&B] . is gekozen voor glazen kassen.
2.5.
[gedaagde] heeft op 27 mei 2020 een omgevingsvergunning aangevraagd, die op 29 mei 2020 is verleend voor de periode tot 1 oktober 2020.
2.6.
Partijen hebben op 28 mei 2020 een vennootschap onder firma (hierna “de vof”) opgericht met als handelsnaam “
[handelsnaam pop-up restaurant 1]”. In het uittreksel handelsregister van de Kamer van Koophandel is te lezen dat de bedrijfsactiviteit van de vof het runnen van een pop-up restaurant is. [gedaagde] en [eiser] zijn de enige vennoten en onbeperkt bevoegd.
2.7.
Partijen - in hoedanigheid van vennoten van de vof - hebben ter zake van het bovenstaande samenwerkingsverband een “
Overeenkomst van vennootschap onder firma (vof) [handelsnaam pop-up restaurant 1]” (hierna: de vof-overeenkomst) gesloten. In de aanhef en artikel 1 van de vof-overeenkomst is vermeld dat de vennoten de vof zijn aangegaan teneinde, voor gezamenlijke rekening en risico, het pop-up restaurant [handelsnaam pop-up restaurant 1] uit te oefenen. Doel van de vof is de uitoefening van dat pop-up restaurant in de zomer van 2020 (artikel 2 vof-overeenkomst). De samenwerking is aangegaan voor de periode van 28 mei 2020 tot en met 31 december 2020 (artikel 4 lid 1 vof-overeenkomst).
2.8.
Het pop-up restaurant [handelsnaam pop-up restaurant 1] is geopend op 17 juni 2020 en werd tot september 2020 door de vof geëxploiteerd vanuit elf glazen veldkassen te [plaatsnaam] aan de [adres 1] , in de weilanden gelegen naast het recreatiebedrijf “
[adres 2]”. [eigenaren B&B] . is eigenaar van de betreffende weilanden en [adres 2] en heeft de locatie aan de vof tijdelijk om niet ter beschikking gesteld (randnr. 2.2 dagvaarding en randnr. 8 conclusie van antwoord). In september is de bedrijfsuitoefening verlengd.
2.9.
De vof is met ingang van 1 januari 2021 ontbonden.
2.10.
[gedaagde] en [eigenaren B&B] . hebben in 2021 een pop-up restaurant geopend onder de naam “
[handelsnaam pop-up restaurant 2]”.
2.11.
[eiser] heeft bij brief van zijn advocaat van 2 juni 2021 [gedaagde] gesommeerd de exploitatie van pop-up restaurant [handelsnaam pop-up restaurant 2] niet aan te vangen, respectievelijk te staken en gestaakt te houden.
3. Het geschil
3.1.
Doordat [gedaagde] niet aan de sommatie van 2 juni 2021 heeft voldaan vordert [eiser] bij vonnis in kort geding, voor zover uitvoerbaar bij voorraad, na wijziging van eis, samengevat:
1. [gedaagde] te verbieden om een tweede en (eventueel) volgende editie van [handelsnaam pop-up restaurant 1] , te weten: pop-up restaurant [handelsnaam pop-up restaurant 2] , althans een gelijk concept met een andere naam dat het ‘ [handelsnaam pop-up restaurant 1] -concept’ exploiteert, (nog langer) te exploiteren te [plaatsnaam] aan de [adres 1] en/of een andere locatie binnen 20 kilometer van die [adres 1] , zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom,
2. veroordeling van [gedaagde] in de (na)kosten, vermeerderd met rente.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak en de in dat kader gevorderde voorziening.
Handelt [gedaagde] in strijd met de vof-overeenkomst dan wel onrechtmatig jegens [eiser] door met derden een pop-up restaurant vanuit glazen kassen te exploiteren?
4.2.
Een pop-up restaurant is een tijdelijk trendy restaurant op een bijzondere locatie (bron: Van Dale). [handelsnaam pop-up restaurant 1] was in 2020 een dergelijk pop-up restaurant, waarbij gebruik werd gemaakt van glazen kassen in een landelijke omgeving. Niet ter discussie staat dat bijvoorbeeld ook B&B Great in Gent (maart 2020) en dineren in glazen kassen in Amsterdam (mei 2020) (productie 1 [gedaagde] , p. 1 en 2) soortgelijke pop-up restaurants exploiteerden, waarbij in glazen kassen door gasten werd getafeld. [gedaagde] heeft voorts (reclame)materiaal overgelegd van restaurants die in 2021 de mogelijkheid aanbieden om - kort gezegd - in glazen kassen te dineren (producties 14 a-c [gedaagde] ).
Anders dan [eiser] is de voorzieningenrechter dan ook voorshands van oordeel dat het pop-up restaurant [handelsnaam pop-up restaurant 1] , hoewel bijzonder, niet uniek was.
4.3.
Het vorenoverwogene maakt ook dat het pop-up restaurant [handelsnaam pop-up restaurant 1] , met inachtneming van de doelstelling van de vof en de vof-overeenkomst (zie rov. 2.7), gelet op de aard en strekking ervan, tijdelijk was en feitelijk op 31 december 2020 van rechtswege is geëindigd. Partijen hebben in januari 2021 met hun wederzijdse accountants een bespreking gehad. Daarbij zijn de activa (de kassen en de drankvoorraad) al dan niet voorlopig verdeeld, waarbij partijen van mening verschillen over de vraag of inmiddels volledige vereffening heeft plaatsgevonden. [eiser] stelt zich in die discussie op het standpunt dat de goodwill van het concept [handelsnaam pop-up restaurant 1] nog moet worden verdeeld, terwijl [gedaagde] stelt dat er geen sprake is van goodwill omdat het concept geen voorwerp is van intellectuele eigendom en er in de vof geen (over)winst is gemaakt, maar een klein verlies is geleden.
4.4.
Partijen zijn het er over eens dat elk van hen (als voormalig vennoot) afzonderlijk, alleen of met anderen, de vof ( [handelsnaam pop-up restaurant 1] ) kan voortzetten, maar in dit kort geding kan bij gebreke van voldoende rechtens relevante feiten, niet worden vastgesteld dat één van de (voormalige) vennoten, om toedeling van het pop-up restaurant [handelsnaam pop-up restaurant 1] heeft gevraagd teneinde dit alleen of met anderen voort te zetten. Voldoende concrete aanknopingspunten daartoe ontbreken, waarbij ook de vraag rijst of artikel 14 lid 1 van vof-overeenkomst van toepassing is bij een beëindiging van rechtswege die zich in deze situatie voordoet.
Bij de mondelinge behandeling heeft [eiser] weliswaar geopperd dat hij [handelsnaam pop-up restaurant 1] zou willen voortzetten, doch door hem is omtrent concrete plannen voor een dergelijke voortzetting niets gesteld. Dit klemt te meer omdat hij bij de mondelinge behandeling heeft gesteld dat [handelsnaam pop-up restaurant 1] locatiegebonden zou zijn (te weten aan de locatie van [bedrijfsnaam B&B] ), maar geen afspraken met [eigenaren B&B] . heeft gemaakt om op die locatie met [handelsnaam pop-up restaurant 1] door te kunnen gaan.
4.5.
Dat de vof [handelsnaam pop-up restaurant 1] - naar de stelling van [eiser] , die door [gedaagde] wordt betwist - nog niet definitief zou zijn afgerond omdat geen volledige vereffening zou hebben plaatsgevonden, maakt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet dat [gedaagde] niet buiten [eiser] om, zonder de uitkomst van voormelde discussie (in een bodemprocedure) af te wachten, een soortgelijk pop-up restaurant onder een andere naam vanuit glazen kassen op de locatie van [eigenaren B&B] . mag gaan exploiteren. Zoals hiervoor al is overwogen was het concept pop-up restaurant [handelsnaam pop-up restaurant 1] weliswaar bijzonder maar niet uniek en partijen hebben bewust voor een tijdelijke samenwerking gekozen en daarnaar gehandeld.
4.6.
[gedaagde] en [eigenaren B&B] . zijn in 2021 een nieuw pop-up restaurant onder de naam [handelsnaam pop-up restaurant 2] begonnen waarbij [eiser] niet is betrokken. Die situatie is gelet op al het vorenoverwogene voorshands niet onrechtmatig te achten jegens [eiser] . De vof was voor de exploitatie van [handelsnaam pop-up restaurant 1] van meet af aan afhankelijk van [eigenaren B&B] ., die de locatie alleen voor de zomer 2020 om niet aan de vof ter beschikking had gesteld. [eigenaren B&B] . heeft die locatie niet opnieuw aan [gedaagde] en [eiser] ter beschikking gesteld, maar is in een zakelijke samenwerking met alleen [gedaagde] op eigen terrein het pop-up restaurant [handelsnaam pop-up restaurant 2] begonnen.
4.7.
De omstandigheid dat bij de totstandkoming en exploitatie van [handelsnaam pop-up restaurant 2] (in de media) kennelijk naar derden toe door [gedaagde] in 2021 - al dan niet per abuis - is gerefereerd aan [handelsnaam pop-up restaurant 1] maakt al het vorenoverwogene niet anders. [gedaagde] heeft naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat het klantenbestand van vof [handelsnaam pop-up restaurant 1] voor beide voormalige vennoten beschikbaar was en is en niet valt in te zien, zonder concrete uitleg die onvoldoende door [eiser] is gegeven, dat de beide voormalige vennoten elk afzonderlijk, in de voortzetting van hun huidige ondernemingen, dan wel bij nieuw op te starten concepten niet zouden mogen refereren aan het succes van [handelsnaam pop-up restaurant 1] in 2020. [handelsnaam pop-up restaurant 2] is een met [handelsnaam pop-up restaurant 1] vergelijkbaar concept, maar onvoldoende is onderbouwd dat [handelsnaam pop-up restaurant 2] een voorzetting van [handelsnaam pop-up restaurant 1] is. In het licht van de gestelde feiten kan evenmin worden geoordeeld dat het enkele refereren aan de naam [handelsnaam pop-up restaurant 1] door [gedaagde] onrechtmatig is jegens [eiser] en dit een verbod als gevorderd rechtvaardigt.
4.8.
Het gevorderde verbod en de nevenvordering zal dan ook als ongegrond worden afgewezen. Gelet hierop behoeven de overige weren van [gedaagde] geen verdere beoordeling.
4.9.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 309,00
- salaris advocaat €
1.016,00
totaal € 1.325,00.
4.10.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot en worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.325,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van veertien dagen na datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E. Elzinga en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: CM