3.3.1Het bewijs
Verbalisanten [naam 2] en [naam 3]relateerden – zakelijk weergegeven – onder meer:
Op zondag 23 februari 2020 omstreeks 06:00 uur ontvingen wij de melding om te gaan naar de [adres] gelegen te Simpelveld in de gemeente Simpelveld. Wij hoorden de dienstdoende centralist van het Operationeel Centrum Limburg zeggen dat aldaar een persoon onwel was geworden en er vermoedelijk een reanimatie opgestart diende te worden. Tijdens het rijden naar deze locatie hoorden wij deze centralist zeggen dat de persoon vermoedelijk al langer geleden was overleden en dat het een vakantiehuisje met nummer [getal] zou betreffen. Omstreeks 06:10 uur betraden wij deze woning. Wij zagen dat onmiddellijk na binnenkomst aan de rechterzijde een klein gangetje was en dat de rechterdeur van dit gangetje naar een slaapkamer leidde. Ik, [naam 2] , zag dat de deur van die slaapkamer openstond en er een man op het bed lag. Ik zag dat de man met een ontblote bovenlijf op het bed lag en er bloed op zijn neus en linkeroog zat.
Verbalisanten [naam 4] en [naam 5]relateerden – zakelijk weergegeven – onder meer:
Op zondag 23 februari 2020 om 08:40 uur werd door de aangewezen schouwarts dr. H. van der Loo, in het bijzijn van ons, ter plaatse in de bungalow een lijkschouw verricht. De overledene betrof [slachtoffer] , geboren [geboortegegevens] te [plaats] in [land] . Wij zagen uitgebreide bloeduitstortingen, verspreid over het gelaat tot in de hals. Wij zagen een klein (open) wondje bij de linker wenkbrauw, waaruit bloed was gedruppeld. Verder zagen wij opgedroogd bloed in beide neusgaten. Wij zagen dat de neus scheef stond en dat er een streepvormige bloeduitstorting zichtbaar was over de linkerzijde van de neus. Verder zagen wij een blauw/groene verkleuring (bloeduitstorting) op de bovenzijde van de linkerhand. Wij voelden dat er sprake was van (beginnende) lijkstijfheid en de aanwezige wegdrukbare lijkvlekken waren conform de aangetroffen houding van het stoffelijk overschot. Met behulp van een post mortem app is er onderzoek gedaan naar een indicatie van de tijd van overlijden van het slachtoffer. Op basis hiervan lag de tijd van overlijden van het slachtoffer, hoogstwaarschijnlijk, tussen zaterdag 22 februari 2020 om 22:06 uur en zondag 23 februari 2020 om 03:42 uur.
Het verslag van de lijkschouwervermeldt – zakelijk weergegeven – onder meer:
De ondergetekende H. van der Loo, lijkschouwer van de gemeente Simpelveld verklaart het lijk persoonlijk te hebben geschouwd en bericht u er niet van overtuigd te zijn dat de dood ten gevolge van een natuurlijke oorzaak is ingetreden. Bijzonderheden zijn: meervoudige letsels, bloeduitstortingen, kraswonden, schaafwonden ter hoogte van het linker jukbeen, linkerzijde voorhoofd, linker wenkbrauw, neus, bloedneus, linker heup, linker hand, die wijzen op geweld van buitenaf. Niet passend bij een klap met de vlakke hand en de meervoudigheid van letsels past ook niet bij klap tegen deur/ wc-pot. Dus niet natuurlijk overlijden.
Het NFI rapportvermeldt – zakelijk weergegeven – onder meer:
Het overlijden van [slachtoffer] , 50 jaren oud, wordt verklaard door bij leven opgelopen hevig uitwendig mechanisch stomp botsend geweld (trauma) op het hoofd met als gevolg uitgebreid hersen(vlies)letsel en hersenfunctiestoornissen.
Bij sectie werden uitwendig verspreid aan het hoofd op meerdere plaatsen letsels
vastgesteld en werden inwendig aan de binnenzijde van de schedelhuid tot op het
botvlies links en aan de rand van de linkerslaapspier bloeduitstortingen vastgesteld.
Ook werd er een hersen(vlies)letsel vastgesteld. Er was uitgebreide bloeduitstorting
onder het harde hersenvlies (subduraal) rechts, met geringe uitbreiding onder de
zachte hersenvliezen rechts en afplatting van de rechterhersenhelft (massawerking).
Voorts waren er tekenen van vochtophoping in de hersenen (sub B4). Deze letsels waren bij leven ontstaan door uitwendig mechanisch hevig stomp botsend geweld (trauma) op het hoofd, zoals door één of meerdere vallen, meervoudig slaan (al of niet met voorwerpen) of een combinatie daarvan. Bovengenoemde geweldsinwerking op het hoofd heeft geleid tot bovengenoemde verwikkelingen, waaronder bloedophopingen in de schedelholte en vochtophoping in de hersenen. Dit gaat doorgaans gepaard met hersenfunctiestoornissen, waarmee het overlijden kan worden verklaard.
Getuige [naam 6]verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer:
[slachtoffer] en [verdachte] hadden ruzie. [slachtoffer] is een stuk groter en [verdachte] wilde [slachtoffer] slaan in het gezicht, maar raakte hem op de borst. [slachtoffer] viel hierdoor om. Hij raakte toen waarschijnlijk met zijn hoofd de grond want hij had bloed op zijn hoofd, bij zijn wenkbrauw.
Getuige [naam 7]verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer:
[verdachte] sloeg [slachtoffer] . Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer] naast de verwarming meerdere keren sloeg. [slachtoffer] lag op de grond en [verdachte] was naast hem. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer] meerdere keren met zijn vuisten sloeg. Op zijn hoofd en zijn gezicht raakte hij hem.
Getuige [naam 8]verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer:
[verdachte] is opgestaan en begon [slachtoffer] met beide vuisten te boksen. [slachtoffer] was aan het bloeden bij zijn oog en slaap en oor. Toen [verdachte] hem zo aan het boksen was is [slachtoffer] gevallen. Hij kwam naast de verwarming voor het toilet op de grond. Terwijl [slachtoffer] op de grond lag ging [verdachte] door met boksen. Houding van [verdachte] was gebukt, voorover gebukt en boksend.
3.3.2De overwegingen
Op grond van voormelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 22 februari 2020 is er in bungalow [getal] op het vakantiepark in Simpelveld een ruzie ontstaan tussen verdachte en het slachtoffer. Verdachte heeft het slachtoffer hierbij geduwd en geslagen. Als gevolg hiervan is het slachtoffer gevallen. Verdachte heeft het slachtoffer, terwijl deze op de grond lag, meerdere malen tegen het hoofd geslagen. Dit is door meerdere getuigen gezien. Het slachtoffer is tussen zaterdag 22 februari 2020 om 22:06 uur en zondag 23 februari 2020 om 03:42 uur overleden. Het slachtoffer had meervoudig letsel wat wijst op geweld van buitenaf. Het slachtoffer is overleden aan uitgebreid hersen(vlies)letsel en hersenfunctiestoornissen. Dit letsel is ontstaan door uitwendig mechanisch hevig stomp botsend geweld op het hoofd, zoals door één of meerdere vallen, meervoudig slaan of een combinatie daarvan.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de hiervoor weergegeven getuigenverklaringen. De verklaringen die zijn afgelegd over het door verdachte toegepaste geweld komen op wezenlijke punten met elkaar overeen en passen bij het door de deskundigen geconstateerde letsel bij het slachtoffer.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is hoe het handelen van verdachte moet worden gekwalificeerd.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat het opzet van verdachte op de dood van het slachtoffer onvoldoende wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de primair tenlastegelegde doodslag.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat de subsidiair tenlastegelegde zware mishandeling de dood ten gevolge hebbende, evenmin wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank is, gelet op de aard en de mate van het toegepaste geweld alsmede de context waarbinnen dit heeft plaatsgevonden, van oordeel dat niet bewezen kan worden verklaard dat bij verdachte sprake is geweest van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Bij dit oordeel weegt de rechtbank ook de omstandigheden mee dat het slachtoffer zelf meerdere malen de confrontatie met verdachte heeft gezocht en dat zowel verdachte als het slachtoffer dronken waren en die fatale avond uiteindelijk een opeenstapeling van afzonderlijke confrontaties is geweest. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van zware mishandeling de dood ten gevolge hebbende.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien acht de rechtbank de mishandeling de dood ten gevolge hebbend wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft het slachtoffer geslagen en geduwd. Dit handelen is gericht geweest op het toebrengen van pijn dan wel letsel bij het slachtoffer. Ten gevolge van dit handelen is het slachtoffer ten val gekomen. Verdachte heeft het slachtoffer ook na die val meerdere malen tegen zijn hoofd geslagen, waarna het slachtoffer een paar uur later is overleden. Het letsel van het slachtoffer kan worden gekenmerkt als lichamelijk letsel dat is ontstaan door het handelen van verdachte. De dood is ingetreden als gevolg van dit letsel en dus is er sprake van mishandeling, de dood ten gevolge hebbende.
Dat de dood van het slachtoffer is veroorzaakt door een andere omstandigheid dan het handelen van verdachte, acht de rechtbank gelet op het voorgaande niet aannemelijk.
Noodweer
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte een geslaagd beroep op noodweer kan doen, omdat [naam 1] – getuige [naam 9] – door het slachtoffer op enig moment werd aangevallen en verdachte haar daartegen heeft verdedigd.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier onvoldoende aannemelijk is geworden dat sprake was van een noodweersituatie. Verdachte heeft immers ter zitting aangegeven dat de confrontaties die hij die avond met het slachtoffer had niet anders waren dan anders en niet aangegeven dat zijn handelen het gevolg was van het (telkens) verdedigen van [naam 1] tegen een aanval door het slachtoffer. Het handelen van verdachte was derhalve niet geboden ter verdediging van [naam 1] tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.