ECLI:NL:RBLIM:2021:5246

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
ROE 19 _ 259
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake inzageverzoek persoonsgegevens op grond van de AVG

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Limburg, gedateerd 17 juni 2021, staat de vraag centraal of eiseres recht heeft op inzage in haar persoonsgegevens die door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, worden verwerkt. Eiseres had eerder een inzageverzoek ingediend op basis van artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De rechtbank oordeelt dat eiseres geen recht heeft op documenten waarin haar persoonsgegevens zijn opgenomen, maar dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom inzage in correspondentie tussen verweerder en zijn advocaat niet kan worden verstrekt. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om het gebrekkige besluit te herstellen. Eiseres had in haar verzoek om inzage gevraagd om een breed scala aan informatie over haar persoonsgegevens, inclusief de hoedanigheid waarin deze zijn verwerkt en de betrokken verwerkers. Verweerder heeft in eerdere besluiten aangegeven dat hij niet verplicht is om documenten te verstrekken, maar alleen om een overzicht van de verwerkingen te geven. De rechtbank volgt dit standpunt, maar vindt dat de afweging van verweerder met betrekking tot de correspondentie met zijn advocaat niet voldoende is onderbouwd. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken te reageren op de mogelijkheid om de gebreken in het besluit te herstellen en een nieuw besluit te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 19/259

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juni 2021 in de zaak tussen

[Naam 1] , wonende in [woonplaats] , eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, verweerder
(gemachtigde: mr. V.L.S. van Cruijningen).

Procesverloop

Bij besluit van 24 augustus 2018 heeft verweerder beslist op het inzageverzoek van eiseres dat is gebaseerd op artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
Bij besluit van 18 december 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, het bezwaar op één onderdeel gehonoreerd, en het besluit van
24 augustus 2018 gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 april 2019. Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend. Ter zitting van
8 maart 2021 is het onderzoek hervat en vervolgens weer gesloten.
Eiseres is op beide zittingen verschenen. Verweerder heeft zich op beide zittingen laten vertegenwoordigen door zijn hiervoor genoemde gemachtigde en gemachtigden
mr. L.J.M. Bindels en V.M.P.J. Tilmann, werkzaam bij de gemeente van verweerder.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres heeft haar inzageverzoek gericht aan verweerder, de burgemeester en de gemeenteraad van de gemeente van verweerder. Eiseres heeft verzocht om kopieën van haar persoonsgegevens die worden verwerkt met een toelichting op de hoedanigheid waarin is gehandeld, de doelen, de rechtsgrond en/of de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingen, de categorieën van persoonsgegevens, de afkomst/bron en ontvangers van de persoonsgegevens, de duur van de verwerking en opslag, de wijze van beveiliging van de persoonsgegevens, het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, om de contactgegevens van de functionaris gegevensbescherming en gegevens over de betrokken verwerkers en dergelijke conform het bepaalde in hoofdstuk III van de AVG. Het verzoek betreft persoonsgegevens vanaf september 2001. Eiseres heeft daarbij aangegeven in verband met welke hoedanigheden van haar onder meer persoonsgegevens van haar worden verwerkt en waarover en waar naar verwerkingen zou kunnen worden gezocht.
2. Op 24 augustus 2018 heeft verweerder namens de gemeente en haar bestuursorganen op het verzoek beslist. Verweerder is ervan uitgegaan dat hij bevoegd was namens de burgemeester en de gemeenteraad te beslissen. Verweerder heeft in kaart gebracht op welke plekken binnen de gemeente persoonsgegevens van eiseres worden verwerkt en eiseres een overzicht verstrekt met daarin persoonsgegevens van haar die worden verwerkt. In het overzicht is per document uitgesplitst welk team over het document beschikt, wat het documentsoort is waarin de persoonsgegevens staan, wat de categorie persoonsgegevens is van de persoonsgegevens in het document, wat de reden is voor de verwerking van de persoonsgegevens in het document, met wie de persoonsgegevens zijn gedeeld, hoe lang deze worden bewaard en van wie deze persoonsgegevens zijn ontvangen. Verweerder heeft afschriften van documenten verstrekt voor zover de daarin vervatte persoonsgegevens niet in het overzicht konden worden verwerkt. Documenten die door eiseres zijn verstuurd of in het kader van bezwaar- of beroepsprocedures van de kant van de gemeente zijn opgesteld, heeft verweerder niet verstrekt omdat eiseres deze documenten heeft.
3. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en onder meer aangevoerd dat verweerder niet voor de burgemeester en de gemeenteraad kan beslissen, dat verweerder kopieën van documenten moet verstrekken en dat het overzicht dat zij heeft gekregen niet compleet is.
Het bestreden besluit
4. Verweerder heeft het besluit op het inzageverzoek gehandhaafd, eiseres naar aanleiding van haar bezwaar nog afschriften van documenten verstrekt die verweerder niet eerder aan haar heeft verstrekt, het eerder aan haar verstrekte overzicht gewijzigd en haar een gewijzigd overzicht verstrekt. Verweerder heeft volhard in zijn standpunt dat de correspondentie met zijn advocaat niet met eiseres hoeft te worden gedeeld en dat de AVG geen recht geeft op stukken. Dit besluit is niet namens de burgemeester en de gemeenteraad genomen.
Het beroep en de beoordeling van het beroep
Heeft eiseres recht op kopieën van documenten?
5. Eiseres voert aan dat zij op grond van artikel 15, derde lid, van de AVG recht heeft op kopieën van alle in de overzichten opgenomen documenten.
5.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de AVG geen aanspraak geeft op documenten.
5.2
De rechtbank overweegt dat in artikel 15, eerste lid, van de AVG is bepaald dat de betrokkene het recht heeft om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te krijgen van die persoonsgegevens en de onder a) tot en met h) in deze bepaling genoemde informatie. In het derde lid is bepaald dat de verwerkingsverantwoordelijke de betrokkene een kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt verstrekt.
5.2.1
Gelet op deze bepalingen en onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder de Afdeling) van 3 maart 2021 (ECLI:NL:RVS:20201:452) waarin de Afdeling het oordeel van de rechtbank heeft bevestigd dat de verplichting een 'kopie van de persoonsgegevens’ te verstrekken op grond van artikel 15, derde lid, van de AVG, niet betekent dat een bestuursorgaan verplicht is een kopie te verstrekken van de documenten waarin die persoonsgegevens voorkomen, stelt de rechtbank verweerder in het gelijk.
In deze uitspraak heeft de Afdeling overwogen dat een bestuursorgaan een kopie van documenten mag verstrekken, maar ook voor een andere vorm mag kiezen waarin een kopie van persoonsgegevens die worden verwerkt wordt verstrekt, als met de gekozen manier van verstrekking maar aan het doel van artikel 15, derde lid, van de AVG wordt voldaan en dat is dat de betrokkene kennis krijgt van de persoonsgegevens van hem die worden verwerkt om hem in staat te stellen te controleren of deze gegevens juist zijn en rechtmatig worden verwerkt. Verweerder heeft met de aan eiseres verstrekte overzichten voldaan aan het doel van artikel 15, derde lid, van de AVG. Eiseres kan door middel van deze overzichten namelijk kennis nemen van de daarin opgenomen persoonsgegevens van haar die worden verwerkt, de juistheid van deze persoonsgegevens controleren en controleren of deze persoonsgegevens rechtmatig worden verwerkt. Verweerder was daarom niet gehouden een afschrift van de onderliggende documenten te geven. Het beroep slaagt in zoverre niet.
Is sprake van reformatio in peius?
6. Eiseres voert verder aan dat sprake is van reformatio in peius omdat verweerder naar aanleiding van het inzageverzoek documenten heeft verstrekt en naar aanleiding van het bezwaarschift zich op het standpunt heeft gesteld dat zij daar geen recht op heeft.
6.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van reformatio in peius.
6.2
De rechtbank stelt verweerder ook in zoverre in het gelijk. Nog los van het feit dat gebleken is dat eiseres naar aanleiding van haar bezwaar nog documenten van verweerder heeft ontvangen, is eiseres door het maken van bezwaar niet in een slechtere situatie terecht gekomen dan de situatie waarin zij had gezeten wanneer zij geen bezwaar had gemaakt. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft geoordeeld was verweerder niet gehouden eiseres naar aanleiding van haar inzageverzoek documenten te verstrekken en is zij dus door het maken van bezwaar niet in een slechtere situatie terecht gekomen dan de situatie waarin zij geen bezwaar had gemaakt en dus ook geen recht op documenten had gehad. Verweerder is ook niet teruggekomen op zijn besluit om documenten te verstrekken. Het beroep slaagt tot zover dus ook niet.
Is de gegeven inzage incompleet?
7. Eiseres voert verder nog aan dat haar niet is gebleken dat verweerder naar aanleiding van haar bezwaar nog eens goed naar persoonsgegevens van haar heeft gezocht, terwijl hij aannemelijk moet maken dat hij op professionele en ordentelijke wijze heeft gezocht en stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit al daarom geen stand kan houden. Eiseres stelt dat niet is gezocht in interne memo’s, mails en andere interne documenten. Zelfs in voor de hand liggende mailboxen van leidinggevenden die betrokken waren bij haar ontslag, klokkenluidersmelding en herplaatsing, de gemeentesecretarissen en personeelsfunctionarissen is volgens eiseres niet gezocht. Eiseres is er verder van overtuigd dat het lijstje van 1 augustus 2013 dat aan een andere advocaat is verstrekt om haar op
15 augustus 2013 in diskrediet te brengen, zoals zij stelt, en bij haar pleitaantekeningen is gevoegd, in het betreffende dossier moet zitten. Het onderzoek is volgens eiseres daarom in elk geval niet volledig geweest. Zij stelt zelf duizenden mails te hebben bewaard die zij in de overzichten niet terugziet. Eiseres betwist dat op grond van artikel 15, vierde lid, van de AVG kennisname van verwerkingen in correspondentie tussen advocaat en verweerder kan worden geweigerd. Zij stelt zich op het standpunt dat ‘anderen’ in deze bepaling niet ziet op verweerder of een advocaat. Volgens eiseres dient de AVG niet ter bescherming van organisaties. Zij wil weten wat er achter de schermen is gebeurd.
7.1
Verweerder heeft overwogen dat naar aanleiding van het bezwaar van eiseres nogmaals is gezocht naar persoonsgegevens van eiseres en dat voor zover deze zijn gevonden de documenten waarin de persoonsgegevens staan bij de verstrekte afschriften zijn gevoegd. Aanwezige informatie over meldingen aan de helpdesk heeft verweerder in het overzicht opgenomen. Verder heeft hij een afschrift van de postregistratie toegevoegd.
Verweerder stelt zich ten aanzien van correspondentie tussen hem en zijn advocaat op het standpunt dat artikel 15, eerste lid, van de AVG ten aanzien van deze correspondentie buiten toepassing kan worden gelaten omdat deze correspondentie onder de geheimhoudingsplicht valt en ingevolge artikel 15, vierde lid, van de AVG in verbinding met artikel 41, eerste lid, van de Uitvoeringswet AVG (UAVG) niet aan eiseres bekend hoeft te worden gemaakt. Dit impliceert volgens verweerder dat vermelding van dergelijke correspondentie in het overzicht achterwege heeft kunnen blijven.
Ter zitting heeft gemachtigde Van Cruijningen aangevoerd dat de overzichten alle verwerkingen bevatten waaronder ook verwerkingen die verband houden met contact tussen advocaat en verweerder. Gemachtigde heeft verder toegelicht dat er toen het inzageverzoek werd ingediend al zaken waren afgerond en e-mailboxen opgeschoond. Hij vindt het niet vreemd dat niet alle documenten waarvan eiseres denkt dat deze er moeten zijn er toen niet meer waren omdat niet alle documenten moeten worden bewaard en heeft daarbij verwezen naar de Archiefwet. In het dossier over de rechtszaak waarin eiseres getuige was is volgens gemachtigde op haar naam gezocht.
7.2
De rechtbank overweegt dat toen de Wbp nog gold vaste rechtspraak was (zij verwijst naar hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling van 26 februari 2020) dat als een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document waarvan verstrekking wordt gevraagd niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. De rechtbank heeft geen reden aan te nemen dat deze jurisprudentie sinds de AVG in werking is getreden niet meer geldt, zodat zij ook in deze zaak van dit uitgangspunt uitgaat.
7.2.1
Uit het bestreden besluit is af te leiden dat verweerder naar aanleiding van het bezwaar van eiseres opnieuw onderzoek heeft gedaan naar persoonsgegevens van eiseres die hij verwerkt en documenten die eiseres specifiek in haar bezwaarschrift heeft genoemd, meldingen aan de helpdesk over ict-problemen en de afdoening ervan en een uitdraai uit het postregistratiesysteem, in kopie aan haar heeft verstrekt, dan wel aan het overzicht heeft toegevoegd. Mede gelet op de toelichting onder 7.1 die verweerder heeft gegeven komt de stelling van verweerder dat hij niet over nog meer documenten beschikt de rechtbank niet ongeloofwaardig voor, behoudens de documenten die zien op correspondentie tussen advocaat en verweerder waarop de rechtbank hierna ingaat.
Eiseres heeft met wat zij in beroep heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat de daarbij genoemde documenten op het moment van het inzageverzoek (nog) bij verweerder berustten. Gelet op het uitgebreide onderzoek naar persoonsgegevens dat naar aanleiding van het inzageverzoek van eiseres is gehouden, zoals de rechtbank uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken, als ook uit het grote aantal documenten dat het onderzoek blijkens de aan eiseres verstrekte overzichten heeft opgeleverd, vindt de rechtbank de enkele niet geconcretiseerde mededeling dat er nog interne memo’s, e-mails en interne documenten die niet in het overzicht staan of niet verstrekt zijn onvoldoende om aan te kunnen nemen dat deze documenten op het moment van het inzageverzoek bij verweerder berustten. Ten aanzien van de genoemde gespecificeerde e-mails en het genoemde lijstje overweegt de rechtbank nog dat deze documenten gedateerde en (kennelijk) afgeronde aangelegenheden betreffen en documenten zijn waarvoor geen bewaartermijn geldt. Het enkel noemen van deze documenten maakt naar haar oordeel daarom niet aannemelijk dat deze documenten ten tijde van de aanvraag toch nog bij verweerder berustten. Ten aanzien van de e-mails te meer omdat veel andere e-mails wel in de overzichten zijn opgenomen en ten aanzien van het lijstje omdat onbestreden is gesteld dat in het dossier waarin het lijstje volgens eiseres zou moeten zitten op haar naam naar documenten is gezocht en het lijstje niet is gevonden. In zoverre slaagt het beroep van eiseres dus evenmin.
7.2.2
Over de correspondentie tussen advocaat en verweerder overweegt de rechtbank het volgende.
In artikel 23 van de AVG is bepaald in welke gevallen aan onder meer het recht op inzage beperkingen mogen worden gesteld. De nationale wetgever heeft in artikel 41 van de UAVG bepaald in welke gevallen onder meer het recht op inzage buiten toepassing kan worden gelaten. Ingevolge deze bepaling kan de verwerkingsverantwoordelijke het recht op inzage buiten toepassing laten ter waarborging van de onder a. tot en met j. genoemde belangen voor zover dit noodzakelijk en evenredig is. Onder i. is vermeld de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen. De verwerkingsverantwoordelijke moet dus een afweging maken tussen het recht dat hij buiten toepassing wil laten en één of meer van de onder a. tot en met j. genoemde belangen én mag dat recht pas buiten toepassing laten als dat noodzakelijk en evenredig is ter waarborging van één of meer van de genoemde belangen.
7.2.2.1 Voor deze zaak betekent dit dat verweerder een afweging had moeten maken tussen het recht van eiseres op inzage van haar persoonsgegevens in de correspondentie tussen advocaat en verweerder en de rechten en vrijheden van anderen. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat ‘anderen’ niet ziet op verweerder of een advocaat, omdat niet blijkt dat ‘anderen’ zo beperkt moet worden uitgelegd als eiseres stelt.
7.2.2.2 De afweging die verweerder heeft gemaakt ziet in beginsel op het verstrekken van documenten. De rechtbank heeft hiervoor onder 5.2 en 5.2.1 al geoordeeld dat verweerder niet gehouden is documenten te verstrekken als overzichten worden verstrekt zoals de overzichten die verweerder heeft verstrekt, zodat de rechtbank verweerder in zoverre in zijn afweging kan volgen. Dat eiseres graag wil weten wat achter de schermen is gebeurd geeft geen reden anders te oordelen. Het recht op inzage op grond van de AVG ziet immers alleen op persoonsgegevens. De rechtbank vindt evenwel onvoldoende in de afweging tot uitdrukking komen dat het noodzakelijk en evenredig is dat ter waarborging van rechten en vrijheden van anderen eiseres niet via de overzichten kennis kan nemen van haar persoonsgegevens in deze correspondentie. Gemachtigde Van Cruijningen heeft ter zitting weliswaar aangegeven dat de overzichten alle verwerkingen bevatten waaronder ook verwerkingen die verband houden met contact tussen advocaat en verweerder, maar dat strookt niet met wat in het bestreden besluit staat, namelijk dat deze verwerkingen in de overzichten achterwege konden blijven. Gelet op de verschillende procedures die tussen eiseres en verweerder zijn gevoerd, zoals uit de overzichten blijkt, en het geringe aantal verwerkingen in de overzichten dat ziet op contact tussen advocaat en verweerder, acht de rechtbank ook onaannemelijk dat alle verwerkingen die verband houden met contact tussen advocaat en verweerder in de overzichten staan, zodat hiervan niet kan worden uitgegaan. Omdat de afweging die verweerder kenbaar in het bestreden besluit heeft gemaakt niet voldoet is het bestreden besluit in zoverre in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel genomen. Het beroep slaagt daarom in zoverre. Het bestreden besluit kan in zoverre niet in stand blijven. Aan de beantwoording van de vraag of de overzichten in zoverre incompleet zijn komt de rechtbank aldus nog niet toe.
Had het bezwaar van eiseres gegrond moeten worden verklaard?
8. Eiseres voert ook aan dat haar bezwaar gegrond had moeten worden verklaard, omdat er naar aanleiding van haar bezwaar nog stukken zijn verstrekt en het overzicht is gewijzigd.
8.1
Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder eiseres volgt in haar standpunt dat de in het overzicht opgenomen verwerking over de verschuldigdheid van een dwangsom van eiseres aan verweerder onjuist is, dat verweerder deze verwerking in het overzicht heeft aangepast zodat er nu staat dat het een van verweerder aan eiseres verschuldigde dwangsom betreft en dat verweerder het bezwaar van eiseres op dit punt gegrond verklaart. Uit het bestreden besluit blijkt verder dat naar aanleiding van het bezwaar van eiseres nog eens naar verwerkingen van haar persoonsgegevens is gezocht en dat deze, voor zover gevonden, nog in afschrift aan haar zijn verstrekt, dat er nog aanwezige informatie over meldingen aan de helpdesk in het overzicht zijn opgenomen en een afschrift van de postregistratie is toegevoegd.
8.2
De rechtbank stelt vast dat verweerder het bezwaar van eiseres gegrond heeft verklaard voor zover de verschuldigdheid van een dwangsom van eiseres aan verweerder onjuist in het overzicht is opgenomen. De rechtbank is het met eiseres eens dat haar bezwaar ook gegrond was voor zover de inzage is uitgebreid. Eiseres heeft daardoor immers gelijk voor zover zij in bezwaar heeft aangevoerd dat het overzicht incompleet is.
8.2.1
Ervan uitgaande dat eiseres ook bedoeld heeft aan te voeren dat verweerder het besluit op haar inzageverzoek had moeten herroepen slaagt het beroep in zoverre, omdat verweerder door uitbreiding van het eerste overzicht de rechtsgevolgen van het besluit op het inzageverzoek van 24 augustus 2018 heeft gewijzigd. Het bestreden besluit kan daarom ook in zoverre niet in stand blijven.
Is het bestreden besluit een besluit van verweerder?
9. Eiseres voert verder aan dat het bestreden besluit geen besluit is van verweerder omdat het slechts door een wethouder is getekend, wethouders niet gemandateerd zijn om
besluiten voor verweerder te nemen en omdat er geen delegatiebesluit is genomen.
9.1
Gemachtigde van verweerder heeft aangegeven dat het bestreden besluit in een collegevergadering is genomen en de wethouder die het bestreden besluit heeft ondertekend gemandateerd is en dus bevoegd is om besluiten op bezwaar te nemen, maar dat het bestreden besluit niet op de juiste manier is ondertekend.
9.2
De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is ondertekend door wethouder
[naam 2] , maar gaat ervan uit dat het bestreden besluit een besluit is van verweerder, omdat gemachtigde van verweerder onbestreden heeft gesteld dat het bestreden besluit in een collegevergadering is genomen. De rechtbank volgt eiseres dus niet in haar standpunt dat het bestreden besluit geen besluit is van verweerder. Omdat het bestreden besluit in naam van verweerder had moeten worden ondertekend en dit niet is gebeurd, is de ondertekening van het bestreden besluit gebrekkig. Alhoewel niet aannemelijk is dat eiseres door dit gebrek is benadeeld en dit gebrek dus met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden gepasseerd zal de rechtbank dat in dit geval niet doen omdat verweerder toch een nieuw besluit zal moeten nemen en dan ook dit gebrek kan herstellen.
Wat is er overigens nog aangevoerd?
10. Eiseres heeft ook nog aangevoerd dat verweerder niet bevoegd was mede namens het college en de raad van zijn gemeente op haar inzageverzoek te beslissen. De rechtbank gaat aan dit standpunt van eiseres voorbij omdat het bestreden besluit niet ook namens de gemeenteraad en burgemeester van de gemeente van verweerder is genomen en de rechtbank is gebleken dat voortschrijdend inzicht bij de gemeente van verweerder ertoe heeft geleid dat de verschillende gemeentelijke bestuursorganen inmiddels als verwerkingsverantwoordelijken worden aangemerkt ten aanzien van de verwerkingen die onder de eigen verantwoordelijkheid vallen.
Conclusie en gelegenheid tot herstel gebreken
11. Omdat het beroep gedeeltelijk slaagt is het gegrond. Het bestreden besluit kan niet in stand blijven voor zover het bestreden besluit niet is ondertekend namens verweerder door een daartoe bevoegde persoon, het in strijd is bevonden met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel en het besluit van 24 augustus 2018 niet is herroepen.
12. De rechtbank stelt verweerder op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb in de gelegenheid onder intrekking van het bestreden besluit bij een nieuw te nemen besluit de ondertekenings-, zorgvuldigheids- en motiveringsgebreken die aan het bestreden besluit kleven te herstellen en het besluit van 24 augustus 2018 te herroepen. Concreet zal verweerder bij het nieuw te nemen besluit het volgende moeten doen:
1) het besluit van 24 augustus 2018 herroepen en een nieuw inhoudelijk besluit nemen op het inzageverzoek van eiseres van 25 mei 2018, waarbij voor het nieuw inhoudelijk besluit kan worden volstaan met een verwijzing naar de inzage van de persoonsgegevens die eiseres bij besluit van 24 augustus 2018 en 18 december 2018 heeft gekregen en daarbij:
2) - aan eiseres inzage geven van haar persoonsgegevens in de correspondentie tussen advocaat en verweerder door het overzicht met deze persoonsgegevens uit te breiden of
- als het recht van inzage in deze persoonsgegevens buiten toepassing wordt gelaten kenbaar het belang van eiseres bij inzage van deze persoonsgegevens afwegen tegen het belang van de bescherming van rechten en vrijheden van anderen en motiveren waarom het buiten toepassing laten van het inzagerecht in zoverre noodzakelijk en evenredig is ter waarborging van rechten en vrijheden van anderen;
3) het besluit namens verweerder laten ondertekenen door een daartoe bevoegde persoon.
13. Verweerder dient zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken na dagtekening van deze uitspraak, aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de geconstateerde gebreken te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van de hem gegeven gelegenheid, zal de rechtbank eiseres te zijner tijd in de gelegenheid stellen op het nieuwe besluit op bezwaar te reageren. De termijn die eiseres daarvoor krijgt is vier weken. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
14. Het inbrengen van nieuwe geschilpunten na deze uitspraak wordt over het algemeen in strijd geacht met de goede procesorde. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 12 juni 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA2877). Dit betekent dat nieuwe geschilpunten in beginsel niet meer aan de orde kunnen worden gesteld.
15. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over proceskosten en griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken na dagtekening van deze tussenuitspraak de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de geconstateerde gebreken te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na dagtekening van deze tussenuitspraak de geconstateerde gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.W.C.M. Frings, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 17 juni 2021

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.