9.2De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is ondertekend door wethouder
[naam 2] , maar gaat ervan uit dat het bestreden besluit een besluit is van verweerder, omdat gemachtigde van verweerder onbestreden heeft gesteld dat het bestreden besluit in een collegevergadering is genomen. De rechtbank volgt eiseres dus niet in haar standpunt dat het bestreden besluit geen besluit is van verweerder. Omdat het bestreden besluit in naam van verweerder had moeten worden ondertekend en dit niet is gebeurd, is de ondertekening van het bestreden besluit gebrekkig. Alhoewel niet aannemelijk is dat eiseres door dit gebrek is benadeeld en dit gebrek dus met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden gepasseerd zal de rechtbank dat in dit geval niet doen omdat verweerder toch een nieuw besluit zal moeten nemen en dan ook dit gebrek kan herstellen.
Wat is er overigens nog aangevoerd?
10. Eiseres heeft ook nog aangevoerd dat verweerder niet bevoegd was mede namens het college en de raad van zijn gemeente op haar inzageverzoek te beslissen. De rechtbank gaat aan dit standpunt van eiseres voorbij omdat het bestreden besluit niet ook namens de gemeenteraad en burgemeester van de gemeente van verweerder is genomen en de rechtbank is gebleken dat voortschrijdend inzicht bij de gemeente van verweerder ertoe heeft geleid dat de verschillende gemeentelijke bestuursorganen inmiddels als verwerkingsverantwoordelijken worden aangemerkt ten aanzien van de verwerkingen die onder de eigen verantwoordelijkheid vallen.
Conclusie en gelegenheid tot herstel gebreken
11. Omdat het beroep gedeeltelijk slaagt is het gegrond. Het bestreden besluit kan niet in stand blijven voor zover het bestreden besluit niet is ondertekend namens verweerder door een daartoe bevoegde persoon, het in strijd is bevonden met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel en het besluit van 24 augustus 2018 niet is herroepen.
12. De rechtbank stelt verweerder op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb in de gelegenheid onder intrekking van het bestreden besluit bij een nieuw te nemen besluit de ondertekenings-, zorgvuldigheids- en motiveringsgebreken die aan het bestreden besluit kleven te herstellen en het besluit van 24 augustus 2018 te herroepen. Concreet zal verweerder bij het nieuw te nemen besluit het volgende moeten doen:
1) het besluit van 24 augustus 2018 herroepen en een nieuw inhoudelijk besluit nemen op het inzageverzoek van eiseres van 25 mei 2018, waarbij voor het nieuw inhoudelijk besluit kan worden volstaan met een verwijzing naar de inzage van de persoonsgegevens die eiseres bij besluit van 24 augustus 2018 en 18 december 2018 heeft gekregen en daarbij:
2) - aan eiseres inzage geven van haar persoonsgegevens in de correspondentie tussen advocaat en verweerder door het overzicht met deze persoonsgegevens uit te breiden of
- als het recht van inzage in deze persoonsgegevens buiten toepassing wordt gelaten kenbaar het belang van eiseres bij inzage van deze persoonsgegevens afwegen tegen het belang van de bescherming van rechten en vrijheden van anderen en motiveren waarom het buiten toepassing laten van het inzagerecht in zoverre noodzakelijk en evenredig is ter waarborging van rechten en vrijheden van anderen;
3) het besluit namens verweerder laten ondertekenen door een daartoe bevoegde persoon.
13. Verweerder dient zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken na dagtekening van deze uitspraak, aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de geconstateerde gebreken te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van de hem gegeven gelegenheid, zal de rechtbank eiseres te zijner tijd in de gelegenheid stellen op het nieuwe besluit op bezwaar te reageren. De termijn die eiseres daarvoor krijgt is vier weken. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
14. Het inbrengen van nieuwe geschilpunten na deze uitspraak wordt over het algemeen in strijd geacht met de goede procesorde. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 12 juni 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA2877). Dit betekent dat nieuwe geschilpunten in beginsel niet meer aan de orde kunnen worden gesteld. 15. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over proceskosten en griffierecht nu nog geen beslissing neemt.