ECLI:NL:RBLIM:2021:5208

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
30 juni 2021
Zaaknummer
03/123306-19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan de opslag van harddrugs in woning

Op 30 juni 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die medeplichtig was aan de opslag van harddrugs. De verdachte, geboren in 1967 en verblijvende in Venray, had een kast in zijn woning ter beschikking gesteld voor de opslag van cocaïne, heroïne en MDMA. De tenlastelegging omvatte onder andere het aanwezig hebben van 474,54 gram cocaïne, 319,44 gram heroïne en 13,41 kilogram MDMA-pillen op 20 mei 2019. Tijdens de zitting op 16 juni 2021 zijn de verdachte en zijn raadsman verschenen, en zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De officier van justitie stelde dat de verdachte medeplichtig was aan het aanwezig hebben van drugs, terwijl de verdediging vrijspraak voorstelde voor de primair ten laste gelegde feiten.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet als medepleger kon worden aangemerkt, maar wel als medeplichtige. De verdachte had geen toegang tot de kast waarin de drugs waren opgeslagen, maar had deze wel ter beschikking gesteld aan anderen. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte opzettelijk gelegenheid had verschaft voor de opslag van de drugs. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden. De rechtbank hield rekening met de verslavingsproblematiek van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/123306-19
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 juni 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
verblijvende te 5803 DN Venray, Vincent van Gogh F.P.A.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.F.M. Geeratz, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 juni 2021. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:op 20 mei 2019 samen met anderen, althans alleen, 474,54 gram cocaïne, 319,44 gram heroïne en 13,41 kilogram (ongeveer 32.000 stuks) pillen MDMA aanwezig heeft gehad (primair)
.Subsidiair is de medeplichtigheid hieraan ten laste gelegd;
feit 2:op 20 mei 2019 samen met anderen, althans alleen, 910 gram hasjiesj aanwezig heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak moet volgen voor feit 1 primair en feit 2 en dat feit 1 subsidiair bewezen kan worden. De verdachte heeft verklaard dat hij een kast in zijn woning ter beschikking heeft gesteld aan anderen voor de opslag van drugs. Niet gebleken is dat de rol van de verdachte groter was dan dat of dat hij de toegang tot die kast had. Door zijn woning ter beschikking te stellen voor de opslag van drugs, is de verdachte opzettelijk behulpzaam geweest bij het aanwezig hebben van drugs, zodat sprake is van medeplichtigheid en feit 1 subsidiair bewezen kan worden. Onder feit 2 is medeplichtigheid niet ten laste gelegd en daarom moet voor dit feit vrijspraak volgen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak moet volgen voor feit 1 primair en voor feit 2. De verdachte heeft enkel een kast in zijn woning ter beschikking gesteld voor de opslag van drugs. Dit is een vorm van medeplichtigheid en niet van medeplegen, zodat feit 1 subsidiair bewezen kan worden. Nu bij feit 2 medeplichtigheid niet ten laste is gelegd moet voor dit feit vrijspraak volgen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
In verband met onderzoek naar de handel in verdovende middelen is de flatwoning aan de [adres] in de gemeente Venlo in de periode van 18 april 2019 tot en met 20 mei 2019 gedurende zes dagen geobserveerd. Op vijf van de zes dagen waarop de woning geobserveerd is, is waargenomen dat verdachte [medeverdachte 1] de woning met een sleutel betrad. Verder is waargenomen dat verdachte [medeverdachte 2] op 18 mei 2019 gedurende enkele minuten in de woning is geweest en dat medeverdachte [medeverdachte 3] op vier van de zes dagen de woning binnen is gegaan. [2]
Op 20 mei 2019 is de politie de woning aan de [adres] binnengetreden en heeft zij deze doorzocht. Op de vraag of er verdovende middelen in de woning aanwezig waren, antwoordde de bewoner, de verdachte, dat hij een muurkast op de overloop had uitgeleend aan ene [naam 1] of [naam 2] . De verdachte had het vermoeden dat er drugs in deze kast lagen, maar hij beschikte niet over een sleutel van deze kast. De rechter muurkast bleek afgesloten te zijn en werd met een bij [medeverdachte 3] aangetroffen sleutel geopend. [3] In de muurkast werden aangetroffen:
- 7 zakken met paarskleurige pillen met op een zijde een afdruk van een 500 eurobiljet en op de andere zijde de tekst 'purple'. Het totaalgewicht van de pillen was 13,41 kilogram en de pillen bleken MDMA te bevatten. [4] Het netto gewicht van een losse pil betreft 0,42 gram [5] , zodat het in totaal zo’n 32.000 pillen betrof.
- 1 grote bruinkleurige brok van 290 gram (bruto) en een plastic zak met 29,44 gram bruinkleurig poeder. Dit brok en dit poeder bleken heroïne te bevatten. [6]
- witkleurige brokken met een totaalgewicht van (130+130+120+27,48+51,85+67,06+4,41=) 530,8 gram, en wit poeder met een totaalgewicht van (5,5+1,96=) 7,46 gram. De witte brokken en het wit poeder bleken cocaïne te bevatten. [7]
- 10 plakken bruinkleurige vaste kleverige substantie met een totaalgewicht van 910 gram, welke substantie ambtshalve werd herkend als zijnde hashish. [8]
In de wandkast stond een kluis waarin zich een deel van de aangetroffen cocaïne bevond. Bij de insluiting van [medeverdachte 3] haalde hij een sleutelbos uit zijn kleding. De sleutel van deze kluis bleek zich op deze sleutelbos te bevinden. [9]
Op een van de plastic sealbags met pillen die in de woning werd aangetroffen, is een vingerafdruk van [medeverdachte 2] aangetroffen. Ook werd op twee van de plastic zakken een vingerafdruk aangetroffen die mogelijk afkomstig is van [medeverdachte 3] . [10]
De verdachte heeft verklaard dat hij circa twee maanden vóór de doorzoeking benaderd werd door zijn dealer, genaamd [naam 1] of [naam 2] , met de vraag of er pillen in zijn woning opgeslagen mochten worden. In ruil voor de opslag van de pillen kreeg de verdachte cocaïne en heroïne. De verdachte is hiermee akkoord gegaan en heeft een sleutel van de woning aan [naam 1] / [naam 2] gegeven en een van de muurkasten op de gang aan hem ter beschikking gesteld. Er kwamen drie mannen in de woning van de verdachte: [naam 1] / [naam 2] , de man die op 20 mei 2019 ’s ochtends bij de woning was (de rechtbank begrijpt op basis van de observaties en de herkenning door de verdachte dat dit [medeverdachte 3] moet zijn geweest) en een lange Indische jongen. De verdachte heeft verklaard dat de mannen al snel meerdere keren per dag in zijn woning kwamen en dat er steeds meer binnen kwam, waardoor hij geen vat meer had op de situatie. De verdachte heeft ook gezien dat ze in zijn woning bolletjes wit (de rechtbank begrijpt: cocaïne) en bolletjes bruin (de rechtbank begrijpt: heroïne) aan het tellen waren. [11]
De verdachte heeft verklaard dat hij na zijn aanhouding een keer samen met [naam 1] / [naam 2] in het transportbusje van de rechtbank naar de P.I. heeft gezeten. [naam 1] / [naam 2] zou hem tijdens dit transport bedreigd hebben omdat de verdachte het nummer van de werklijn en [naam 1] ’s/ [naam 2] privénummer aan de politie had gegeven. Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte op 29 mei 2019 voor het eerst voor de raadkamer is verschenen en dat [medeverdachte 1] diezelfde dag voor de rechter-commissaris is geleid. Navraag bij de Dienst Vervoer en Ondersteuning heeft uitgewezen dat uit de beschikbare informatie uit het voertuigvolgsysteem dat aanwezig is op deze bussen, het bijna niet anders kan dan dat de verdachte en [medeverdachte 1] op 29 mei 2019 tussen 14:29 uur en 14:51 uur samen werden vervoerd in een arrestantenbus. [12]
De verdachte heeft het telefoonnummer van [naam 1] / [naam 2] aan de politie verstrekt. Dit betreft het telefoonnummer [telefoonnummer] . De zus van [medeverdachte 1] heeft op 3 april 2019 tegenover verbalisanten verklaard dat het telefoonnummer van [medeverdachte 1] [telefoonnummer] betreft. [13] [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat het telefoonnummer [telefoonnummer] “een oud nummer” is. [14]
Bij [medeverdachte 2] werd op 20 mei 2019 een mobiele telefoon aangetroffen. Op deze telefoon werden diverse chats aangetroffen die volgens de politie betrekking hebben op verdovende middelen, de handel hierin en het klaarmaken hiervan voor de verkoop. Een van de contactpersonen op het toestel betreft contactnaam [contactnaam] met telefoonnummer
[telefoonnummer] . De politie heeft een aantal van de chatgesprekken met dit nummer uitgewerkt, waarbij D staat voor [medeverdachte 2] (althans de gebruiker van diens telefoon) en C voor [contactnaam] :
D: wat kost 10 orgi
C: 330
D: en adi
C: 260
D: thanks [naam 3]
Opmerking verbalisant: vermoedelijk worden hier prijzen van verdovende middelen opgevraagd, onbekend is
echter wat adi en orgi is.
D: Ewa broer
D: hoelaat wil je ongv dat ik maak
D: 88 doeroe 85 iti 6 affaus
D: 4xlG Doeroe
C: Ait
D: jatoch
0: door [medeverdachte 2] wordt gevraagd hoeveel drugs hij moet maken. vermoedelijk heeft hij reeds 88 bolletjes Doeroe (heroïne), 85 bolletjes cocaïne (iti) en 6 restjes (affaus) en 4xlgram heroïne gemaakt
D: ewa niffoo ik doe morgen vroeg sirb
C: oke neef
0: door [medeverdachte 2] wordt aangegeven dat hij morgenvroeg Sirb doet. Sirb is vermoedelijk een korter woord voor Sirbi, wat vermoedelijk synoniem staat voor dienst doen
D: [naam 3]
D: hebben we nog iti
C: laat [medeverdachte 3] of [naam 3] maken
O: er wordt gevraagd of er nog iti (cocaïne) is. Hierop wordt gereageerd dat [medeverdachte 3] (vermoedelijk [medeverdachte 3] ) of [naam 3] (onbekend wie hier wordt bedoeld) bolletjes
klaar moet maken.
D: niifo hebbe we nog iti klaar liggen?
C: nee man beo
C: bel [medeverdachte 3] walker
C: Bro
O: [medeverdachte 2] vraagt of er nog iti (cocaïne) klaar ligt. Dit is niet het geval dus [medeverdachte 2] moet [medeverdachte 3] wakker bellen, vermoedelijk om te gaan maken. [15]
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen vast dat de verdachte een kast in zijn woning aan anderen ter beschikking heeft gesteld voor de opslag van harddrugs. Uit het dossier blijkt niet dat de rol van de verdachte groter was dan dat. Niet vast te stellen valt dat hij kon beschikken over die drugs, nu niet gebleken is dat hij zelf toegang had tot de kast: de deur van de kast was afgesloten en bij de verdachte is geen sleutel van die kastdeur aangetroffen.
De rechtbank is met de officier van justitie en verdediging van oordeel dat de rol van de verdachte die van medeplichtige is. Dit betekent dat vrijspraak zal volgen voor het onder 1 primair ten laste gelegde. Door een kast in zijn woning ter beschikking te stellen voor de opslag van drugs, zonder dat hij verder enige beschikkingsmacht over die drugs had, is de verdachte anderen behulpzaam geweest bij het aanwezig hebben van drugs. Dit maakt de verdachte medeplichtig.
De rechtbank acht de verdachte medeplichtig ten aanzien van alle soorten drugs die in de kast zijn aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij wist dat er pillen in de kast opgeslagen werden. Gelet op de verklaring van de verdachte dat de opslag steeds meer/intensiever werd, dat hij ook heeft gezien dat cocaïne en heroïne (bolletjes wit en bruin) geteld werden in zijn woning en zijn medeverdachten hem betaalden in cocaïne en heroïne, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte ook, op zijn minst voorwaardelijk, opzet had op het faciliteren van de opslag van heroïne en cocaïne in de kast.
Onder feit 2 is alleen het medeplegen ten laste gelegd en niet de medeplichtigheid. Nu de rechtbank de verdachte niet beschouwt als medepleger, volgt vrijspraak voor feit 2.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat
1 subsidiair.een persoon en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op 20 mei 2019 in de gemeente Venlo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig hebben gehad
- ongeveer 474,54 gram van een materiaal bevattende cocaïne en
- ongeveer 319,44 gram van een materiaal bevattende heroïne en
- ongeveer 13,41 kilogram (ongeveer 32000 stuks) pillen van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en heroïne en MDMA, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 20 mei 2019 in de gemeente Venlo, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door een kast in zijn woning ( [adres] ) ter beschikking te stellen voor de opslag van verdovende middelen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
t.a.v. feit 1 subsidiair:medeplichtigheid aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Gelet op de grote hoeveelheid drugs kan niet volstaan worden met een onvoorwaardelijk strafdeel gelijk aan het reeds ondergane voorarrest. De verdachte had als medeplichtige een essentiële rol in het geheel.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat volstaan moet worden met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het reeds ondergane voorarrest, gecombineerd met een voorwaardelijk strafdeel met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarnaast kan eventueel nog een taakstraf aan de verdachte opgelegd worden. Bij de strafbepaling moet meewegen dat de verdachte ten tijde van het plegen van het feit psychisch erg kwetsbaar was en dat hij mede dankzij de in het kader van de schorsingsvoorwaarden ondergane intensieve klinische behandeling zijn leven weer op de rit heeft en er inmiddels beschermende factoren aanwezig zijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zijn woning ter beschikking gesteld voor de opslag van een grote hoeveelheid harddrugs. De verdachte heeft door zijn handelen ervoor gezorgd dat de drugshandel in stand wordt gehouden, met alle daaraan verbonden negatieve effecten. Het gebruik van drugs werkt verslavend en is zeer schadelijk voor de gezondheid. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat drugsgebruik leidt tot (vermogens)criminaliteit en dat het zorgt voor veel schade en onrust in de samenleving. Aan dat alles heeft de verdachte zich niets gelegen laten liggen en dit neemt de rechtbank hem kwalijk. rekent de rechtbank hem aan.
Uit het dossier komt echter ook naar voren dat het gepleegde feit in rechtstreeks verband staat met de verslavingsproblematiek waar de verdachte mee kampt(e). De verdachte is verslaafd (geweest) aan harddrugs. Onder druk van deze verslaving heeft hij zich ertoe laten verleiden om zijn woning ter beschikking te stellen voor de opslag van drugs. De rechtbank heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met de kwetsbare positie waarin de verdachte zich bevond en waarvan de medeverdachten dankbaar misbruik gemaakt hebben.
De rechtbank heeft ook de inhoud van het reclasseringsrapport dat op 8 juni 2021 over de verdachte is opgesteld in haar strafmaat betrokken. De reclassering beschrijft dat de verdachte, na jarenlang zorgmijdend geweest te zijn, nu open staat voor behandeling en begeleiding. De verdachte heeft hierin ook al de eerste stappen gezet en volgens de reclassering laten zien dat hij ook daadwerkelijk gemotiveerd is om zijn doelen te bereiken. Belangrijk hierin is dat verdachte op dit moment geen verdovende middelen meer gebruikt. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit waaraan de verdachte medeplichtig is geweest, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Een taakstraf is bij deze grote hoeveelheden harddrugs niet aan de orde.
De rechtbank heeft verder gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (de LOVS oriëntatiepunten). Oriëntatiepunt voor het aanwezig hebben van 10 tot 20 kilogram harddrugs is een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden. Bij de medeplichtigheid wordt de straf doorgaans met een derde verminderd. In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte inmiddels een klinische behandeling heeft ondergaan en gemotiveerd is om uit het drugsmilieu te blijven en daar inmiddels ook afstand van lijkt te hebben genomen.
De rechtbank heeft verder geconstateerd dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn ex artikel 6 EVRM. Uitgangspunt is namelijk dat een strafzaak in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaar vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse staat jegens een verdachte een handeling is verricht waaraan deze redelijkerwijs de verwachting kan ontlenen dat tegen hem strafvervolging kan worden ingesteld. De redelijke termijn is in deze zaak overschreden met twee maanden en daarom zal de rechtbank een korting op de straf toepassen van één maand.
Alles overwegend, en rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, achtde rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk passend. Door een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, wil de rechtbank enerzijds de ernst van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds de verdachte ervan weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen. Aan het voorwaardelijk strafdeel wordt een proeftijd voor de duur van 2 jaar gekoppeld.

7.Het beslag

In het dossier bevindt zich een beslaglijst met daarop 50 voorwerpen, te weten vier geldbedragen, één kluis, verschillende hoeveelheden hard- en softdrugs, wapens, verpakkingsmaterialen, een portofoon, weegschaal, scharen en twee mobiele telefoons.
De hard- en softdrugs en wapens worden onttrokken aan het verkeer, omdat het bezit hiervan in strijd is met de wet.
Het verpakkingsmateriaal, de portofoon, weegschaal en scharen worden eveneens onttrokken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien op grond van het onderzoek ter terechtzitting is vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan, welke feit met behulp van deze voorwerpen is begaan of voorbereid.
De geldbedragen die werden aangetroffen in de kluis (€ 750,00 en € 170,00) worden verbeurd verklaard, aangezien deze geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het strafbare feit zijn verkregen, en de medeverdachten er bekend mee waren dat deze geldbedragen verkregen waren door middel van het strafbare feit. De kluis wordt verbeurd verklaard, omdat de strafbare feit met behulp van dit voorwerp is begaan.
De twee mobiele telefoons en de geldbedragen die in de portemonnee van de verdachte werden aangetroffen (€ 325,00 en € 6,60) kunnen worden teruggegeven aan de verdachte, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 48 en 49 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte voor feit 1 subsidiair tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
Meldplicht bij reclassering:De veroordeelde meldt zich binnen 3 dagen na het ingaan van de toezichtstermijn bij GGZ Reclassering Vincent van Gogh op het adres Laurentiusplein 10, 6043 CS te Roermond en hij blijft zich hierna melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
Opname in een zorginstelling:De veroordeelde laat zich opnemen in FTU Vincent van Gogh of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname is reeds gestart en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling, ook als dit inhoudt dat hij medicijnen moet innemen. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang:De veroordeelde verblijft bij forensisch beschermd wonen Vincent van Gogh of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra behandeling op de FTU is afgerond en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
Meewerken aan middelencontrole:De veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle en de reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
  • geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Beslag
- verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen voorwerpen:
€ 750,00;
€ 170,00;
1 kluis;
- onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • 910 gram verdovende middelen;
  • 4,41 gram verdovende middelen;
  • 5,5 gram verdovende middelen;
  • 1,96 gram verdovende middelen;
  • 290 gram verdovende middelen;
  • 1 stuk verdovende middelen;
  • 1 wapen;
  • 1 imitatiewapen (Omschrijving: Wicke);
  • 2 kg verdovende middelen;
  • 2,15 kg verdovende middelen;
  • 430 gram verdovende middelen;
  • 2,17 kg verdovende middelen;;
  • 2,17 kg verdovende middelen;
  • 2,16 kg verdovende middelen;
  • 2,17 kg verdovende middelen;;
  • 130 gram verdovende middelen;
  • 130 gram verdovende middelen;
  • 120 gram verdovende middelen;
  • 27,48 gram verdovende middelen;
  • 51,85 gram verdovende middelen;
  • 810 gram verdovende middelen;
  • 2,17 gram verdovende middelen;
  • 67,06 gram verdovende middelen;
  • 1 plasticzakje;
  • 1 plasticzakje;
  • 1 plasticzakje;
  • 1 plasticzakje;
  • 1 plasticzakje;
  • 1 stuk verpakkingsmateriaal;
  • 1 portofoon;
  • 3 weegschalen;
  • 1 schaar;
  • 2 schalen;
  • 1 stuk papier;
  • 1 doos;
  • 1 zak;
  • 1 zak;
  • 1 zak;
  • 1 zak;
  • 1 zak;
  • 1 zak;
  • 1 zak;
  • 1 zak;
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte:
€ 325,00;
€ 6,60;
1 gsm (omschrijving: Gt Star);
1 gsm (omschrijving: Huawei Leica).
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Verkijk, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en
mr. G.H. Hermanides, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.H.J. Muijlkens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 juni 2021.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 20 mei 2019 in de gemeente Venlo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad
- ongeveer 474,54 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 319,44 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
- ongeveer 13,41 kilogram (ongeveer 32000 stuks) pillen amfetamine en/of MDA (tenamfetamine), MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA
en/of MDEA (methyleen-dioxyethyl en/of 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB),
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDA (tenamfetamine), MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of MDEA (methyleen-dioxyethyl en/of 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB),
zijnde cocaïne en/of heroïne en/of amfetamine en/of MDA (tenamfetamine), MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of MDEA (methyleen-dioxyethyl en/of 4-broom- 2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB), (telkens) een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of 20 mei 2019 in de gemeente Venlo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad
- ongeveer 474,54 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 319,44 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
- ongeveer 13,41 kilogram (ongeveer 32000 stuks) pillen amfetamine en/of MDA
(tenamfetamine), MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA
en/of MDEA (methyleen-dioxyethyl en/of 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB),
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDA (tenamfetamine), MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of MDEA (methyleen-dioxyethyl en/of 4-broom- 2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB), zijnde cocaïne en/of heroïne en/of amfetamine en/of MDA (tenamfetamine), MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of MDEA (methyleen-dioxyethyl en/of 4-broom- 2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB), (telkens) een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, bij en/of tot het plegen van welk(e) misdrij(f)(ven) verdachte op 20 mei 2019 in de gemeente Venlo, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door zijn woning ( [adres] ), althans een kamer en/of kast in die woning, ter beschikking te stellen voor de opslag van verdovende middelen;
( art 48 Wetboek van Strafrecht ) ( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )
2
hij op of omstreeks 20 mei 2019 in de gemeente Venlo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 910 gram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, basisteam Venlo/Beesel, proces-verbaalnummer PL2300-2019051932, gesloten d.d. 5 maart 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 423.
2.De processen-verbaal van bevindingen, pagina 1 t/m 17.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 65 t/m 68.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 65 t/m 68, de kennisgeving van inbeslagneming, pagina 133 t/m 136, het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 238 t/m 249, en de
5.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 235.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 65 t/m 68, de kennisgeving van inbeslagneming, pagina 129-130, het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 238 t/m 249, en de
7.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 65 t/m 68, de kennisgeving van inbeslagneming, pagina 125 t/m 128, het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 238 t/m 249, en de
8.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 65 t/m 68, en de kennisgeving van inbeslagneming, pagina 131.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 75 en 76.
10.De kennisgeving van inbeslagneming, pagina 133 t/m 136, het proces-verbaal vooronderzoek lab, pagina 301 t/m 305, het proces-verbaal resultaat onderzoek dactyloscopische sporen, pagina 306 en 307.
11.De processen-verbaal van verhoor van verdachte Van Dommelen, pagina 168 t/m 179.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 348 en 349.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 343 en 344.
14.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , pagina 193.
15.De kennisgeving van inbeslagneming, pagina 38, het proces-verbaal van veiligstellen, pagina 222, en het proces-verbaal van bevindingen, pagina 208 t/m 219.