ECLI:NL:RBLIM:2021:5207

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
30 juni 2021
Zaaknummer
03/123253-19, 03/218695-18 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor drugshandel en bezit van verdovende middelen

Op 30 juni 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de handel in en het bezit van grote hoeveelheden hard- en softdrugs. De verdachte, geboren in 1999 en woonachtig in Venlo, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A. van Wijk. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 16 juni 2021. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne, heroïne, MDMA en hasjiesj op verschillende data in 2018 en 2019. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen verantwoordelijk was voor het bezit van aanzienlijke hoeveelheden drugs, waaronder 538,26 gram cocaïne, 319,44 gram heroïne en 13,41 kilogram MDMA. De rechtbank achtte de verklaringen van medeverdachten en het bewijs, waaronder telefoongesprekken en observaties, overtuigend. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 23 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van drugshandel op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers : 03/123253-19, 03/218695-18 (ttz.gev.)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 juni 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A. van Wijk, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 juni 2021. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
in de zaak met parketnummer 03/123253-19:
feit 1:op 20 mei 2019 samen met anderen, althans alleen, 538,26 gram cocaïne, 319,44 gram heroïne en 13,41 kilogram (ongeveer 32.000 stuks) pillen MDMA aanwezig heeft gehad;
feit 2:op 20 mei 2019 samen met anderen, althans alleen, 910 gram hasjiesj aanwezig heeft gehad;
feit 3:op 20 mei 2019 27,68 gram cocaïne en 15,55 gram heroïne aanwezig heeft gehad;
in de zaak met parketnummer 03/218695-18:
op 5 november 2018 22,5 gram heroïne en 42 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
t.a.v. feit 1 en 2 onder parketnummer 03/123253-19:
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte de in de tenlastelegging vermelde drugs samen met anderen aanwezig heeft gehad. De drugs werden aangetroffen in de woning aan [adres] in Venlo. De bewoner van deze woning (en tevens medeverdachte) [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de drugs niet van hem waren, maar dat anderen deze drugs in een muurkast in zijn woning bewaarden. Drie mannen kwamen in de woning om drugs te halen en brengen. Gelet op de telefoongegevens en de verrichte observaties, die de verklaring van [medeverdachte 1] ondersteunen, acht de officier van justitie bewezen dat de verdachte een van de drie mannen was die de drugs in de woning bewaarde. Bovendien is een vingerafdruk van de verdachte aangetroffen op één van de zakken met pillen MDMA.
t.a.v. feit 3 onder parketnummer 03/123253-19:
De officier van justitie acht het feit bewezen. De drugs werden aangetroffen bij de verdachte, zijn telefoon stond vol met berichten die wijzen op de handel in verdovende middelen en de verklaring van de verdachte dat hij zijn jas had uitgeleend en niet wist dat er drugs in zaten, is ongeloofwaardig.
in de zaak met parketnummer 03/218695-18:
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte de drugs aanwezig heeft gehad. De drugs werden bij hem aangetroffen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
t.a.v. feit 1 en 2 onder parketnummer 03/123253-19:
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. De verdachte is weliswaar in de woning aan de [adres] geweest, maar hij beschikte niet over een sleutel van de woning, hij had geen wetenschap van de aanwezigheid van drugs in de afgesloten muurkast en de drugs bevonden zich niet in zijn machtssfeer. Dat er een vingerafdruk van de verdachte is aangetroffen op een van de zakken met pillen MDMA, betekent niet dat de pillen zich op
20 mei 2019 in de machtssfeer van de verdachte bevonden.
t.a.v. feit 3 onder parketnummer 03/123253-19:
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
in de zaak met parketnummer 03/218695-18:
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat slechts bewezen kan worden dat de verdachte 3,45 gram heroïne en 5,14 gram cocaïne aanwezig heeft gehad. De in de tenlastelegging genoemde hoeveelheden kloppen volgens het rapport van het NFI niet.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
in de zaak met parketnummer 03/123253-19 [1]
Feit 1 en 2
In verband met onderzoek naar de handel in verdovende middelen is de flatwoning aan de [adres] in de gemeente Venlo in de periode van 18 april 2019 tot en met 20 mei 2019 gedurende zes dagen geobserveerd. Op vijf van de zes dagen waarop de woning geobserveerd is, is waargenomen dat verdachte [medeverdachte 2] de woning met een sleutel betrad. Verder is waargenomen dat verdachte [verdachte] op 18 mei 2019 gedurende enkele minuten in de woning is geweest en dat medeverdachte [medeverdachte 3] op vier van de zes dagen de woning binnen is gegaan. [2]
Op 20 mei 2019 is de politie de woning aan de [adres] binnengetreden en heeft zij deze doorzocht. Op de vraag of er verdovende middelen in de woning aanwezig waren, antwoordde de bewoner, verdachte [medeverdachte 1] , dat hij een muurkast op de overloop had uitgeleend aan ene [naam 1] of [naam 2] . [medeverdachte 1] had het vermoeden dat er drugs in deze kast lagen, maar hij beschikte niet over een sleutel van deze kast. De rechter muurkast bleek afgesloten te zijn en werd met een bij medeverdachte [medeverdachte 3] aangetroffen sleutel geopend. [3] In de muurkast werden aangetroffen:
- 7 zakken met paarskleurige pillen met op een zijde een afdruk van een 500 eurobiljet en op de andere zijde de tekst 'purple'. Het totaalgewicht van de pillen was 13,41 kilogram en de pillen bleken MDMA te bevatten. [4] Het netto gewicht van een losse pil betreft 0,42 gram [5] , zodat het in totaal zo’n 32.000 pillen betrof.
- 1 grote bruinkleurige brok van 290 gram (bruto) en een plastic zak met 29,44 gram bruinkleurig poeder. Dit brok en dit poeder bleken heroïne te bevatten. [6]
- witkleurige brokken met een totaalgewicht van (130+130+120+27,48+51,85+67,06+4,41=) 530,8 gram, en wit poeder met een totaalgewicht van (5,5+1,96=) 7,46 gram. De witte brokken en het wit poeder bleken cocaïne te bevatten. [7]
- 10 plakken bruinkleurige vaste kleverige substantie met een totaalgewicht van 910 gram, welke substantie ambtshalve werd herkend als zijnde hashish. [8]
In de wandkast stond een kluis waarin zich een deel van de aangetroffen cocaïne bevond. Bij de insluiting van [medeverdachte 3] haalde hij een sleutelbos uit zijn kleding. De sleutel van deze kluis bleek zich op deze sleutelbos te bevinden. [9]
Op een van de plastic sealbags met pillen die in de woning werd aangetroffen, is een vingerafdruk van de verdachte aangetroffen. Ook werd op twee van de plastic zakken een vingerafdruk aangetroffen die mogelijk afkomstig is van [medeverdachte 3] . [10]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij meerdere keren in de woning aan de [adres] is geweest.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij circa twee maanden vóór de doorzoeking benaderd werd door zijn dealer, genaamd [naam 1] of [naam 2] , met de vraag of er pillen in zijn woning opgeslagen mochten worden. In ruil voor de opslag van de pillen kreeg [medeverdachte 1] cocaïne en heroïne. [medeverdachte 1] is hiermee akkoord gegaan en heeft een sleutel van de woning aan [naam 1] / [naam 2] gegeven en een van de muurkasten op de gang aan hem ter beschikking gesteld. Er kwamen drie mannen in de woning van [medeverdachte 1] : [naam 1] / [naam 2] , de man die op 20 mei 2019 ’s ochtends bij de woning was (de rechtbank begrijpt op basis van de observaties en de herkenning door [medeverdachte 1] dat dit [medeverdachte 3] moet zijn geweest) en een lange Indische jongen. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de mannen al snel meerdere keren per dag in zijn woning kwamen en dat er steeds meer binnen kwam, waardoor [medeverdachte 1] geen vat meer had op de situatie. [medeverdachte 1] heeft ook gezien dat ze in zijn woning bolletjes wit (de rechtbank begrijpt: cocaïne) en bolletjes bruin (de rechtbank begrijpt: heroïne) aan het tellen waren. [11]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij na zijn aanhouding een keer samen met [naam 1] / [naam 2] in het transportbusje van de rechtbank naar de P.I. heeft gezeten. [naam 1] / [naam 2] zou [medeverdachte 1] tijdens dit transport bedreigd hebben omdat [medeverdachte 1] het nummer van de werklijn en [naam 1] ’s/ [naam 2] privénummer aan de politie had gegeven. Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 1] op 29 mei 2019 voor het eerst voor de raadkamer is verschenen en dat [medeverdachte 2] diezelfde dag voor de rechter-commissaris is geleid. Navraag bij de Dienst Vervoer en Ondersteuning heeft uitgewezen dat uit de beschikbare informatie uit het voertuigvolgsysteem dat aanwezig is op deze bussen, het bijna niet anders kan dan dat de verdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 29 mei 2019 tussen 14:29 uur en 14:51 uur samen werden vervoerd in een arrestantenbus. [12]
[medeverdachte 1] heeft het telefoonnummer van [naam 1] / [naam 2] aan de politie verstrekt. Dit betreft het telefoonnummer + [telefoonnummer] . De zus van [medeverdachte 2] heeft op 3 april 2019 tegenover verbalisanten verklaard dat het telefoonnummer van [medeverdachte 2] [telefoonnummer] betreft. [13] [medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat het telefoonnummer [telefoonnummer] “een oud nummer” is. [14]
Bij verdachte [verdachte] werd op 20 mei 2019 een mobiele telefoon aangetroffen. Op deze telefoon werden diverse chats aangetroffen die volgens de politie betrekking hebben op verdovende middelen, de handel hierin en het klaarmaken hiervan voor de verkoop. Een van de contactpersonen op het toestel betreft contactnaam [contactnaam] met telefoonnummer
+ [telefoonnummer] . De politie heeft een aantal van de chatgesprekken met dit nummer uitgewerkt, waarbij D staat voor [verdachte] (althans de gebruiker van diens telefoon) en C voor [contactnaam] :
D: wat kost 10 orgi
C: 330
D: en adi
C: 260
D: thanks [naam 3]
Opmerking verbalisant: vermoedelijk worden hier prijzen van verdovende middelen opgevraagd, onbekend is
echter wat adi en orgi is.
D: Ewa broer
D: hoelaat wil je ongv dat ik maak
D: 88 doeroe 85 iti 6 affaus
D: 4xlG Doeroe
C: Ait
D: jatoch
0: door [verdachte] wordt gevraagd hoeveel drugs hij moet maken. vermoedelijk heeft hij reeds 88 bolletjes Doeroe (heroïne), 85 bolletjes cocaïne (iti) en 6 restjes (affaus) en 4xlgram heroïne gemaakt
D: ewa niffoo ik doe morgen vroeg sirb
C: oke neef
0: door [verdachte] wordt aangegeven dat hij morgenvroeg Sirb doet. Sirb is vermoedelijk een korter woord voor Sirbi, wat vermoedelijk synoniem staat voor dienst doen
D: [naam 3]
D: hebben we nog iti
C: laat [medeverdachte 3] of [naam 3] maken
O: er wordt gevraagd of er nog iti (cocaïne) is. Hierop wordt gereageerd dat [medeverdachte 3] (vermoedelijk [medeverdachte 3] ) of [naam 3] (onbekend wie hier wordt bedoeld) bolletjes
klaar moet maken.
D: [naam 3] hebbe we nog iti klaar liggen?
C: nee man beo
C: bel [medeverdachte 3] walker
C: Bro
O: [verdachte] vraagt of er nog iti (cocaïne) klaar ligt. Dit is niet het geval dus [verdachte] moet [medeverdachte 3] wakker bellen, vermoedelijk om te gaan maken. [15]
Feit 3
Op 20 mei 2019 werd de verdachte als bijrijder van de Peugeot 108 met kenteken [kenteken] staande gehouden in Venlo. De verdachte gaf toestemming aan de verbalisanten om in zijn schoudertas te kijken. In de schoudertas trof de politie een bundel van 9 kleine papieren envelopjes aan. [16] Deze papiertjes met een totaal brutogewicht van 9,77 gram werden in beslag genomen en bleken cocaïne te bevatten. [17] Tijdens de insluitingsfouillering werd in de rechter jaszak van de verdachte een plastic zakje met witte en bruine bolletjes aangetroffen. [18] De
56 witte bolletjes hadden een totaal brutogewicht van 17,91 gram en bleken cocaïne te bevatten. [19] De 50 bruine bolletjes met een totaal brutogewicht van 15,55 gram bevatten heroïne. [20]
Overwegingen en conclusies naar aanleiding van het bewijs
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het onderdeel ‘aanwezig hebben’ als bedoeld in art. 2 onder C van de Opiumwet van belang is of de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen en dat deze zich in zijn machtssfeer bevonden.
De rechtbank acht op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs in de woning aan de [adres] in (de gemeente) Venlo en dat deze drugs zich in zijn machtssfeer bevonden. De rechtbank neemt hierbij de verklaring van [medeverdachte 1] als uitgangspunt. De rechtbank ziet geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [medeverdachte 1] te twijfelen. Hij heeft over het algemeen consistent verklaard en hij heeft direct tegenover de verbalisanten ter plaatse verklaard over een man die drugs in zijn woning wilde opslaan ( [naam 1] / [naam 2] ) en over drie mannen die toegang hadden tot zijn woning, waaronder een lange jongen met een Indisch uiterlijk. Zoals de rechtbank ter zitting heeft kunnen constateren voldoet het signalement van verdachte aan deze omschrijving. De rechtbank vindt de verklaring van [medeverdachte 1] ook betrouwbaar, omdat deze op meerdere onderdelen wordt ondersteund door de bevindingen uit het politiedossier. Zo zijn tijdens de observaties ook drie mannen bij de woning gezien, waaronder de verdachte, is er een vingerafdruk van de verdachte aangetroffen op een van de zakken met MDMA en blijkt uit telefoonverkeer dat de verdachte zich onder andere samen met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] bezighield met de handel in drugs. Al deze feiten en omstandigheden tezamen brengen de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] de drugs aanwezig had, zodat sprake is van medeplegen ten aanzien van feit 1 en feit 2.
Het onder feit 3 ten laste gelegde acht de rechtbank op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen eveneens bewezen. De cocaïne en heroïne werden in de jaszak van de verdachte aangetroffen. De verklaring van de verdachte dat hij de jas had uitgeleend aan iemand en dat die persoon de drugs vergeten is uit de jas te pakken, achtde rechtbank in het licht van de overige bewijsmiddelen ongeloofwaardig, te meer nu zich in de auto waarin verdachte zich ten tijde van zijn aanhouding bevond ook een zogenaamde ‘dealtelefoon’ is aangetroffen, en de drugs waren verpakt in verbruikershoeveelheden. De verdachte kan verder geen details geven over deze persoon en bovendien kan het niet anders zijn dan dat de verdachte gemerkt moet hebben dat deze hoeveelheden drugs in zijn jas zaten.
in de zaak met parketnummer 03/218695-18
Bewijsmiddelen [21]
Op 5 november 2018 werd de verdachte in Venlo staande gehouden. Hij gaf toestemming voor fouillering, waarna de verbalisanten ter hoogte van zijn rechter lies een plastic voorwerp met kleine bolletjes voelden. De verdachte verklaarde dat er niets bij zijn schaamstreek zat. Hij werd aangehouden en haalde tijdens de insluiting een plastic zakje met daarin kleine bolletjes uit zijn onderbroek. [22] Het bleek te gaan om 30 bolletjes met wit poeder en 15 bolletjes met bruin poeder. [23] De bolletjes met wit poeder met een totaalgewicht van 5,14 gram bleken cocaïne te bevatten en de bolletjes met bruin poeder met een totaalgewicht van 3,45 gram bleken heroïne te bevatten. [24] De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de drugs voor een ander moest bewaren.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte 5,14 gram cocaïne en 3,45 gram heroïne opzettelijk aanwezig heeft gehad. De drugs werden bij hem aangetroffen en bevonden zich derhalve in zijn machtssfeer. Dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs, blijkt uit de verklaring van de verdachte dat hij de drugs voor een ander moest bewaren.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
in de zaak met parketnummer 03/123253-19:
1. op 20 mei 2019 in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 538,26 gram van een materiaal bevattende cocaïne en
- ongeveer 319,44 gram van een materiaal bevattende heroïne en
- ongeveer 13,41 kilogram (ongeveer 32000 stuks) pillen van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde cocaïne, heroïne en MDMA, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2. op 20 mei 2019, in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 910 gram hasjiesj, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3. op 20 mei 2019 in de gemeente Venlo opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 27,68 gram van een materiaal bevattende cocaïne en
- ongeveer 15,55 gram van een materiaal bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en heroïne, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
in de zaak met parketnummer 03/218695-18:
op 5 november 2018 te Venlo opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3,45 gram van een materiaal bevattende heroïne en ongeveer 5,14 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. feit 1 onder parketnummer 03/123253-19:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
t.a.v. feit 2 onder parketnummer 03/123253-19:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel
t.a.v. feit 3 onder parketnummer 03/123253-19:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
t.a.v. het feit onder parketnummer 03/218695-18:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden. Bij het bepalen van de strafeis heeft de officier van justitie meegewogen dat het grote hoeveelheden drugs betrof, dat de verdachte een belangrijke rol speelde in de drugshandel, dat er in de zaak met parketnummer 03/123253-19 misbruik is gemaakt van een kwetsbaar, dat wil zeggen een van verdovende middelen afhankelijke, persoon ( [medeverdachte 1] ) en dat de verdachte zich op meerdere momenten bezig heeft gehouden met drugshandel.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat volstaan moet worden met een straf gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten. Bij de strafbepaling moet ook rekening worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat de reclassering positief gerapporteerd heeft.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft samen met anderen grote hoeveelheden hard- en softdrugs in zijn bezit gehad. Deze harddrugs werden niet bij hen zelf thuis opgeslagen, maar in een auto van een ander of bij een drugsverslaafde die werd betaald met gratis drugs. Dat de verdachte op deze wijze misbruik heeft gemaakt van de kwetsbaarheid van een verslaafde, in een poging om bij ontdekking het risico van het aanwezig hebben van een dergelijke grote partij bij deze verslaafde te laten liggen en er zelf er mee weg te kunnen komen, neemt de rechtbank hem zeer kwalijk. En hoewel de handel in drugs niet aan de verdachte en zijn mededaders ten laste is gelegd, komt uit het dossier een duidelijk beeld van een gestructureerd drugsnetwerk naar voren. De verdachte lijkt niet de leidende rol gespeeld te hebben in dit drugsnetwerk, maar uit het dossier komt wel naar voren dat hij zich op grote schaal bezig hield met de handel in drugs.
De verdachte heeft door zijn handelen ervoor gezorgd dat de drugshandel in stand wordt gehouden, met alle daaraan verbonden negatieve effecten. Het gebruik van hard- en softdrugs werkt verslavend en is zeer schadelijk voor de gezondheid. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat drugsgebruik leidt tot (vermogens)criminaliteit en dat het zorgt voor veel schade en onrust in de samenleving. Aan dat alles heeft de verdachte zich niets gelegen laten liggen. Het eigen gewin woog zwaarder.
De verdachte heeft op meerdere momenten drugs in zijn bezit gehad. Gelet op de ernst van de feiten, de hoeveelheid hard- en softdrugs en de grote schaal waarop de handel in drugs heeft plaatsgevonden, kan naar het oordeel van de rechtbank slechts worden volstaan met een vrijheidsbenemende straf die de duur van het reeds ondergane voorarrest overschrijdt. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte, waaruit o.a. blijkt dat de verdachte recent nog - in december 2020 - is veroordeeld voor het bezit van cocaïne.
De rechtbank heeft ook de inhoud van het reclasseringsrapport dat op 4 juni 2021 over de verdachte is opgesteld in haar strafmaat betrokken. De reclassering beschrijft dat het reclasseringstoezicht tijdens de schorsing goed is verlopen, dat de verdachte zijn leven op orde lijkt te hebben en dat verdere interventies op dit moment niet geïndiceerd zijn. De reclassering adviseert dan ook een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (de LOVS-oriëntatiepunten). Oriëntatiepunt voor het aanwezig hebben van 10 tot 20 kilogram harddrugs is een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden en bij een georganiseerd verband een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden.
De rechtbank heeft verder geconstateerd dat in beide zaken sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn ex artikel 6 EVRM. Uitgangspunt is namelijk dat een strafzaak in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaar vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse staat jegens een verdachte een handeling is verricht waaraan deze redelijkerwijs de verwachting kan ontlenen dat tegen hem strafvervolging kan worden ingesteld. De redelijke termijn is in de zaak met parketnummer 03/123253-19 overschreden met twee maanden en in de zaak met parketnummer 03/218695 met ruim een half jaar en daarom zal de rechtbank een korting op de straf toepassen van een maand.
Alles overwegend vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend. Rekening houdend met de korting in verband met de overschrijding van de redelijke termijn, betekent dit dat aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 23 maanden wordt opgelegd.

7.Het beslag

In het dossier bevinden zich twee beslaglijsten met daarop in totaal twee hoeveelheden cocaïne, een hoeveelheid heroïne, twee geldbedragen en een mobiele telefoon.
De cocaïne en heroïne worden onttrokken aan het verkeer, omdat het bezit hiervan in strijd is met de wet.
De geldbedragen wordt verbeurd verklaard, omdat dezegeldbedragen uit baten van het strafbare feit zijn verkregen. De mobiele telefoon (de dealtelefoon aangetroffen in de auto) wordt eveneens verbeurd verklaard, omdat met behulp hiervan het strafbare feit is begaan.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10, 11 en 13a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 23 maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen voorwerpen:
€ 702,00;
€ 415,00 (parketnummer 03/218695-18);
1 gsm (omschrijving: Nokia);
- onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • 15,55 gram verdovende middelen;
  • 17,91 gram verdovende middelen;
  • 9,77 gram verdovende middelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Verkijk, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en
mr. G.H. Hermanides, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.H.J. Muijlkens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 juni 2021.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
in de zaak met parketnummer 03/123253-19:
1
hij op of omstreeks 20 mei 2019 in de gemeente Venlo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad
- ongeveer 538,26 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 319,44 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
- ongeveer 13,41 kilogram pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 20 mei 2019, in de gemeente Venlo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 910 gram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
(art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 20 mei 2019 in de gemeente Venlo, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad
- ongeveer 27,68 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 15,55 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet)
in de zaak met parketnummer 03/218695-18:
hij op of omstreeks 5 november 2018 te Venlo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 22,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of ongeveer 42 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, basisteam Venlo/Beesel, proces-verbaalnummer PL2300-2019051932, gesloten d.d. 5 maart 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 423.
2.De processen-verbaal van bevindingen, pagina 1 t/m 17.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 65 t/m 68.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 65 t/m 68, de kennisgeving van inbeslagneming, pagina 133 t/m 136, het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 238 t/m 249, en de
5.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 235.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 65 t/m 68, de kennisgeving van inbeslagneming, pagina 129-130, het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 238 t/m 249, en de
7.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 65 t/m 68, de kennisgeving van inbeslagneming, pagina 125 t/m 128, het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 238 t/m 249, en de
8.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 65 t/m 68, en de kennisgeving van inbeslagneming, pagina 131.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 75 en 76.
10.De kennisgeving van inbeslagneming, pagina 133 t/m 136, het proces-verbaal vooronderzoek lab, pagina 301 t/m 305, het proces-verbaal resultaat onderzoek dactyloscopische sporen, pagina 306 en 307.
11.De processen-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , pagina 168 t/m 179.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 348 en 349.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 343 en 344.
14.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] , pagina 193.
15.De kennisgeving van inbeslagneming, pagina 38, het proces-verbaal van veiligstellen, pagina 222, en het proces-verbaal van bevindingen, pagina 208 t/m 219.
16.Het proces-verbaal van aanhouding, pagina 33 en 34.
17.De kennisgeving van inbeslagneming, pagina 41 (SIN AAMP2524NL), en het NFI-rapport van 23 mei 2019, pagina 274.
18.Het proces-verbaal van aanhouding, pagina 34.
19.De kennisgeving van inbeslagneming, pagina 41 (SIN AAMP2522NL), en het NFI-rapport van 23 mei 2019, pagina 273.
20.De kennisgeving van inbeslagneming, pagina 40 (SIN AAMP2528NL), en het NFI-rapport van 23 mei 2019, pagina 272.
21.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, basisteam Venlo / Beesel, proces-verbaalnummer PL2300-2018168677, gesloten d.d. 8 januari 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 30.
22.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 5 en 6.
23.De kennisgeving van inbeslagneming, pagina 21 en 22 (SIN AALE5886NL en SIN AALE5885NL).
24.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 28, en het rapport Identificatie van drugs en precursoren van het NFI met zaaknummer 2019.01.16.172 d.d. 29 januari 2019.