Op 17 december 2018 heeft [naam 2] opnieuw met [verweerster, verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek] gesproken. [naam 2] schrijft daarover in een e-mailbericht van 21 december 2018 gericht aan haar collega’s van de afdeling P&O het volgende:
“Bij binnenkomst had [verweerster, verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek] wederom een hele stapel emails bij zich, deze worden door haar regelmatig aan mij en andere collega’s gestuurd met hele epistels aan info over wat geregeld dient te worden en hoe dat zou kunnen, welke zaken opgepakt dienen te worden etc. (…). Voordat ik verder mijn verhaal kon doen begon zij haar betoog dat ik geen tijd had voor medewerkers (ik heb met [verweerster, verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek] zelf drie gesprekken gevoerd sinds start schooljaar, tevens heft zij gesprekken gehad met de teamleider [naam teamleider] ), ze wil dan ook praten over collega’s maar daar ga ik niet op in. Vervolgens geeft zij aan dat ik de werkverdeling ook niet goed heb gedaan. (…) De beschuldigingen van [verweerster, verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek] aan mij worden door haar op een aanvallende en stellige manier gedaan waardoor je gedurende het gesprek steeds meer moeite moet doen om de regie over het gesprek terug te nemen. (…) Ik heb daarop geantwoord dat zij zich dan bezig houdt met het schrijven van hele lange mails (in dit geval over de gewijzigde werkwijze bij de trajectbegeleiding) terwijl zij zich beter had kunnen bezig houden met de afhandeling van uitstroomrapportages (UR). Inmiddels heeft [verweerster, verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek] 90 UR’s open staan. Zij reageert als gestoken door een bij, verheft haar stem, ik kom er niet meer tussen. Valt mij verbaal aan (…). Vervolgens heb ik aangegeven dat in januari haar lesgevende uren niet verder opgehoogd worden zolang zij haar achterstand niet heeft weggewerkt. Daarop reageert ze zeer dreigend door te zeggen dat het gesprek voor haar beëindigd is, zij zal een klacht tegen mij gaan indienen en onderwijl ze dit zegt schrijft ze ook op … klacht indienen. (…) Ik heb gezegd: [verweerster, verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek] , ik ben ook maar een mens, moet je eens kijken wat je me allemaal naar mijn hoofd hebt geslingerd. (…) Ze zei, wederom dreigend: “jij bent nog niet van mij af, ik ben nog niet klaar met jou, ik heb jou nooit vertrouwd, jij heb mij allen maar tegengewerkt in het willen lesgeven.”
Ik en vervanger [naam interimmanager] , hebben samen met [naam 3] vele gesprekken met [verweerster, verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek] gehad in 2018. Steeds weer over haar inzet als trajectbegeleider zij heeft zaken helemaal niet op orde, kent deelnemers niet, schuift zaken die voor haar zijn om af te handelen af (klachten van deelnemers), laat zaken liggen, registreert niet in Eduarte, voorraden zijn ontstaan, ontevreden klanten, adviseert klanten om naar andere taalaanbieders te gaan. En in ieder gesprek dat ik met haar heb, wil zij het steeds weer hebben over dat ze teveel is ingezet en daardoor zaken niet afkrijgt. [verweerster, verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek] is op normale wijze ingezet, net zoals andere collega’s die hun werk wel in de daarvoor gegeven tijd afkrijgen. Echter, het is niet zo dat ze weinig afhandelt, ze handelt al weken helemaal niets zichtbaar af. Hele epistels schrijft ze over hoeveel tijd ze aan wat besteedt en dat ze zoveel uur per week teveel is ingezet. Enfin ik kan niet anders dan concluderen dat ik haar niet aan het werk krijg. Hoeveel gesprekken ik ook met haar voer, ze doet het gewoon niet.
Daarnaast neemt ze haar privéproblemen mee naar de werkvloer ook daar stelt ze zich dwingend en dreigend op. Collega’s voelen zich niet vrij om eerlijk tegen haar te zijn. Doen ze dit wel, dan hebben ze een zeer dreigende [verweerster, verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek] voor zich staan. (…)
Vanwege de 2 bovenstaande redenen:
(…)
Tot slot wil ik nog het volgende opmerken: de manier waarop [verweerster, verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek] zich gedraagt in de omgang met mij en anderen baart mij veel zorgen. Haar gedrag karakteriseer ik als gedrag dat buiten de kaders van normaal gedrag valt. Ik heb [verweerster, verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek] enkele malen aangegeven hulp te zoeken in de vorm van coaching, echter hierop is zij niet ingegaan. Met name het veranderen van normaal gesprek voeren naar boos worden en dreigen ontstaat in een flits soms zonder aanwijsbare reden. Haar wantrouwen richting mij en andere collega’s is enorm en belemmert samenwerking.”