ECLI:NL:RBLIM:2021:5204

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
9195823 AZ VERZ 21-61
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst op grond van verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 9 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende de ontbinding van een arbeidsovereenkomst. De verzoekende partij, een vennootschap onder firma, heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de verwerende partij, die in dienst was getreden op 1 november 2017. De verwerende partij heeft verweer gevoerd tegen het verzoek tot ontbinding, maar heeft ook aangegeven te berusten in een voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, wat een redelijke grond voor ontbinding vormt volgens artikel 7:671b lid 1 onderdeel a BW in verbinding met artikel 7:669 lid 3 onderdeel g BW. De kantonrechter oordeelt dat van de werkgever in redelijkheid niet meer gevergd kan worden om de arbeidsovereenkomst voort te zetten, en dat er geen reële mogelijkheid tot herplaatsing van de verwerende partij aanwezig is. Daarom heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst (voorwaardelijk) ontbonden met ingang van 1 augustus 2021.

Daarnaast heeft de kantonrechter besloten dat de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer 9195823 AZ VERZ 21-61
Beschikking van de kantonrechter van 9 juni 2021
in de (voorwaardelijke) verzoekschriftzaak van

1.de vennootschap onder firma [verzoekende partij sub 1] .

voorheen gevestigd in [vestigingsplaats 1] aan de [adres 1]
en
2. de besloten vennootschap
[verzoekende partij sub 2],
voormalig vennoot van verzoekster sub 1, gevestigd in [vestigingsplaats 2] aan de [adres 2]
verzoekende partij
gemachtigde mr. H. den Besten, advocaat in Almere
tegen
[verwerende partij]
wonend in [woonplaats] (maar met gekozen domicilie ten kantore van haar advocaat)
verwerende partij
gemachtigde mr. P.J.H.C. Glenz, advocaat in Landgraaf
Partijen worden hierna als [verzoekende partij] respectievelijk [verwerende partij] aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 4 mei 2021 ter griffie ontvangen verzoekschrift met bijlagen
  • het verweerschrift d.d. 26 mei 2021
  • de nagekomen bijlagen van de zijde van [verzoekende partij]
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald, zodat vandaag uitspraak gedaan wordt.

2.De beoordeling

2.1.
[verwerende partij] , geboren op [geboortedatum] , is op 1 november 2017 krachtens arbeidsovereenkomst voor de (destijds) bepaalde duur van een jaar in dienst getreden van [verzoekende partij] in de functie van [functie] tegen een loon van € 1.163,58 bruto per maand exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten op basis van een 24-urige werkweek.
2.2.
[verzoekende partij] verzoekt - voor het geval de tussen haar en [verwerende partij] gesloten arbeidsovereenkomst thans nog steeds bestaat - die arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van art. 7:671b lid 1 onderdeel a BW in verbinding met art. 7:669 lid 3 onderdeel g BW (een verstoorde arbeidsverhouding).
2.3.
[verwerende partij] heeft tegen toewijzing van het aan de kantonrechter gerichte voorwaardelijke verzoek tot ontbinding verweer gevoerd, doch berust niettemin in een voorwaardelijke ontbinding van haar arbeidsovereenkomst.
2.4.
Vooropgesteld wordt dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een bijzonder wettelijk opzegverbod.
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van een redelijke grond voor ontbinding als bedoeld in art. 7:671b lid 1 onderdeel a BW in verbinding met art. 7:669 lid 3 onderdeel g BW, te weten een verstoorde arbeidsverhouding die zodanig is dat van de werkgever in redelijkheid niet meer gevergd kan worden om de arbeidsovereenkomst - voor het geval deze thans nog bestaat - te laten voortduren, en dat er geen reële mogelijkheid tot herplaatsing van [verwerende partij] aanwezig is. Op die grond zal de arbeidsovereenkomst dan ook (voorwaardelijk) ontbonden worden met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn van in dit geval één maand (en tegen het einde van de maand), derhalve per 1 augustus 2021.
2.6.
Er worden voldoende termen aanwezig geacht de proceskosten in het geheel te compenseren in die zin, dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst - indien en voor zover deze nog mocht bestaan - met ingang van 1 augustus 2021;
3.2.
compenseert de kosten van deze procedure in die zin, dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken.
RK