ECLI:NL:RBLIM:2021:5164

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
28 juni 2021
Zaaknummer
C/03/278889 / HA ZA 20-304
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over geluidsoverlast door racecircuit en de naleving van overeenkomsten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een geschil over geluidsoverlast door het racecircuit Raceway Venray, gelegen in Ysselsteyn. De eisers, die het circuit exploiteren, hebben in het verleden twee overeenkomsten gesloten met een collectief van omwonenden, de Vaststellingsovereenkomst en de Afwijkingsovereenkomst, om het gebruik van het circuit en de bijbehorende geluidsoverlast te reguleren. De rechtbank heeft op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarin de eisers vorderden dat er geen boetes zijn verbeurd aan het collectief in verband met schendingen van de overeenkomsten. Het collectief voerde aan dat de eisers zich niet aan de afspraken hebben gehouden en vorderde onder andere schadevergoeding en een verbod op het overschrijden van geluidgrenzen.

De rechtbank oordeelde dat de eisers niet voldoende hadden aangetoond dat zij aan hun verplichtingen uit de overeenkomsten hadden voldaan. De rechtbank verklaarde voor recht dat de eisers aan het collectief geen boetes zijn verbeurd en dat het gebruik van karts op het circuit niet is beperkt door het aantal geluiddagen zoals vastgelegd in de Vaststellingsovereenkomst. De vorderingen van het collectief werden afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken en de gevolgen van het niet naleven daarvan in civiele procedures.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer / rolnummer: C/03/278889 / HA ZA 20-304
Vonnis van 30 juni 2021
in de zaak van

1.[eiser] ,

wonende te [plaats] ,
2. de stichting
STICHTING RACEWAY VENRAY,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Venray,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat: mr. H.H.T. Beukers,
tegen
1. de vereniging
VERENIGING MILIEUDEFENSIE,
statutair gevestigd te Amsterdam,
2. de stichting
STICHTING NATUUR EN MILIEUFEDERATIE LIMBURG,
statutair gevestigd te Maastricht,
3. de stichting
STICHTING TER BEHOUD EN BEVORDERING VAN NATUUR EN RUST IN DE GEMEENTEN VENRAY EN DEURNE,
statutair gevestigd te gemeente Venray,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat: mr. M.E. Terhorst,
en

4.[gedaagde] ,

wonende te [plaats] ,
5.
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
6.
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
7.
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
8.
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
9.
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
10.
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
12.
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
13.
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
15.
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
16.
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
17.
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
18.
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
19.
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
20.
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat: mr. A.M. Koopman,
en

11.[gedaagde 11] ,

wonende te [plaats] ,
14.
[gedaagde 14],
wonende te [plaats] ,
gedaagden in conventie,
advocaat: mr. E.H.J. Plass.
Partijen worden hierna [eisers] , het Collectief (gedaagden sub 1-10, 12-13, 15-20 in conventie tevens eisers in reconventie) en [gedaagde 11] en [gedaagde 14] (gedaagden sub 11 en 14 in conventie) genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de akte overlegging producties bij dagvaarding,
  • de conclusies van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie, van het Collectief,
  • de conclusie van antwoord in reconventie,
  • de rolbeslissing van 17 februari 2021,
  • de akte overlegging producties 18 tot en met 21 van [eisers] ,
  • de akte houdende producties 14 tot en met 17 van het Collectief,
  • de mondelinge behandeling van 17 maart 2021 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde pleitnota’s van de advocaten van [eisers] en het Collectief.
1.2.
Ter rolle van 17 juni 2020 zijn [gedaagde 11] en [gedaagde 14] in de procedure verschenen. Hierna hebben [gedaagde 11] en [gedaagde 14] de rechtbank laten weten geen conclusie van antwoord te nemen. Zij zijn evenmin verschenen ter mondelinge behandeling.
1.3.
Het Collectief heeft twee conclusies van antwoord genomen met grotendeels dezelfde inhoud (één namens de door mr. Terhorst vertegenwoordigde partijen en één namens de door mr. Koopman vertegenwoordigde partijen). Ter mondelinge behandeling heeft het Collectief desgevraagd verklaard dat alle gedaagden die tot het Collectief behoren dezelfde standpunten innemen en dezelfde vorderingen instellen. De rechtbank zal de processtukken van het Collectief daarom als één geheel beschouwen en de rechtbank gaat ervan uit dat het Collectief gelijkluidend concludeert in conventie en reconventie.
1.4.
Ter mondelinge behandeling heeft het Collectief haar eis in reconventie gewijzigd.
1.5.
Tot slot is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] exploiteren in Ysselsteyn een racecircuit (Raceway Venray, ook wel bekend als Circuit de Peel). Op het circuit staat een geluidmetingsysteem (hierna: het Munisense-systeem).
2.2.
Partijen hebben ter beëindiging van meerdere tussen hen bestaande geschillen in 2013 een vaststellingsovereenkomst en in 2016 een afwijkingsovereenkomst gesloten (hierna respectievelijk: de Vaststellingsovereenkomst en de Afwijkingsovereenkomst). Daarmee hebben zij beoogd het gebruik van het racecircuit te reguleren en de hoorbaarheid van de op het circuit ontplooide activiteiten daarbuiten te beperken. Deze overeenkomsten zijn opgesteld door mr. Meruma, de voormalig advocaat van het Collectief. Sinds het aangaan van de beide overeenkomsten hebben zich aan de zijde van [eisers] en het Collectief enige wijzigingen voorgedaan in (rechts)persoonlijke zin.
2.3.
Tussen partijen bestaat verschil van mening omtrent de vraag of [eisers] in de afgelopen jaren en ook in de toekomst de op haar rustende verplichtingen, voortvloeiend uit de beide overeenkomsten, deugdelijk is nagekomen dan wel zal nakomen.
2.4.
Partijen zijn in de Vaststellingsovereenkomst (gedateerd 10 mei 2013), voor zover van belang voor de beoordeling van dit geschil, het volgende overeengekomen:
“(…)1. Definities
(…)
1.2.
Racevoertuig
1.2.1
Een racevoertuig is een motorvoertuig voorzien van een verbrandingsmotor en waarvan het gebruik op het circuit hoorbaar is als bedoeld in artikel 1.5, daaronder in ieder geval begrepen elke activiteit met de raceklassen Stockcar F1 en F2, Hotrod BRL, Saloon Stockcar en ELMS, (cross)motoren zoals tevens beschreven in de – in artikel 1.3 aangehaalde – rapportage van [adviesbureau] met een daarmee vergelijkbare brongeluid.
1.2.2.
Geen racevoertuig ingevolge artikel 1.2.1 is:
- een uitsluitend elektrisch aangedreven motorvoertuig;
- een motorvoertuig met een type-goedkeuring voor het voertuig, waaronder begrepen goedgekeurde afwijkende uitlaatsystemen, voor gebruik op de openbare weg als bedoeld in Hoofstuk III, Wegenverkeerswet 1994;
- elk motorvoertuig waarvan het gebruik op het circuit niet hoorbaar is als bedoeld in artikel 1.5.
(…)
1.4
Geluiddag
1.4.1
Er is – ongeacht de feitelijke duur van een activiteit op de betreffende dag – sprake van een geluiddag:
1. bij elk gebruik van racevoertuigen als bedoeld in artikel 1.2;
2. bij elk ander gebruik van het circuit dat op de kruising Bakelsedijk – Peelweg,hoorbaaris als bedoeld in artikel 1.5.
1.4.2.
Op een geluiddag zijn activiteiten uitsluitend toegestaan tussen 09.00 uur en 18.00 uur, met dien verstande dat per kalenderjaar:
- maximaal zeven geluiddagen op een zondag, 2e paasdag of 2e pinsterdag, niet zijnde een 1e paasdag of een 1e pinksterdag mogen plaatsvinden;
- maximaal zeven geluiddagen op een zaterdag mogen plaatsvinden, waarbij er van deze zaterdagen maximaal drie worden gebruikt vanaf 13.00 tot 22.00 uur.
1.5
Hoorbaarheid van het circuit
1.5.1
Met hoorbaarheid wordt elke herkenbaarheid van activiteiten op het circuit bedoeld. Hieronder valt eveneens het kunnen horen van incidentele flarden of pieken en het gebruik van ondersteunende voorzieningen zoals een omroep- of muziekinstallatie.
(…)
1.5.3
Ten behoeve van het bepalen van de hoorbaarheid van het circuit als bedoeld in artikel 1.5.1. geldt als referentiepunt de kruising Bakelsedijk – Peelweg. De waarneming van de hoorbaarheid van het circuit wordt vastgesteld en op schrift gesteld door twee gezamenlijk handelende geluidspecialisten in dienst bij een akoestisch adviesbureau, niet zijnde [adviesbureau] .
1.5.4
De op schrift gestelde waarneming als bedoeld in artikel 1.5.3 dient uitdrukkelijk ter vaststelling van de verbeurte van de boete als bedoeld in artikel 10.3.
(…)
5. Geluidmonitoring
5.1
Er is een stationair aanwezig geluidmonitorsysteem in werking dat 24 uur per dag/zeven dagen per week het actuele equivalente A-gewogen geluiddrukniveau gemiddelde over 1 minuut meet (LA;eq;1min).
5.2
[eiser] is gedurende de looptijd van deze vaststellingsovereenkomst verplicht om op aanwijzing van [adviesbureau] het stationair aanwezige geluidmonitorsysteem te optimaliseren, zodanig dat de registratie van de geluidemissie betrouwbaar is en blijft en de registratie,uiterlijk met ingang van 1 januari 2014, blijvend voldoet aan de volgende functie-eisen:
- de realtime geautomatiseerde registratie van het geluidniveau op de meetpaal in het centrumgebied van het circuit, 24 uur per dag / zeven dagen per week inzage via een online toegankelijke webinterface;
- de voor een geluidtechnicus downloadbare en beoordeelbare weergave van elke registratie van het geluidniveau door het geluidmonitorsysteem;
- de voor een leek downloadbare en beoordeelbare weergave van het geluidniveau die door het geluidmonitorsysteem automatisch is gesignaleerd als een geluiddag als bedoel in artikel 1.4;
- de downloadbare opslag van de registratie met een opslagtermijn van veertien maanden;
- waarborging van anonieme toegankelijkheid, inzage en download van gegevens, 24 uur per dag / zeven dagen per week;
- weergave van de activiteiten die plaatsvinden. Met name moet duidelijk onderscheid gemaakt kunnen worden tussen race op de kleine en de grote ovaal, maar daarnaast moet ook zichtbaar zijn wanneer er geen activiteiten zijn op het circuit en het geluidniveau op de meetpaal veroorzaakt wordt door omgevingsgeluid.
(…)
Boete
10.3
[eiser] verbeurt bij overschrijding van het aantal overeengekomen geluiddagen per jaar dan wel de overeengekomen tijdstippen per geluiddag aan de partijen genoemd onder B. een direct opeisbare en niet voor matiging vatbare boete van € 100.000,- per dag of deel van een dag.
10.4
De boete genoemd onder 10.3 is verbeurd:
- na de enkele waarneming van het gebruik van een racevoertuig als bedoeld in artikel 1.2 op de kleine of grote oval, vastgelegd met een videoregistratie voorzien van een met de dag van de waarneming corresponderende datumcode, mits geregistreerd in aanwezigheid van een politieambtenaar, een en ander met het uitdrukkelijke recht op het leveren van tegenbewijs, of;
- na de op schrift gestelde waarneming als bedoeld in artikel 1.5;
(…)”
2.5.
[eisers] en een deel van het Collectief hebben een compensatieovereenkomst gesloten op 10 mei 2013 (hierna: de Compensatieovereenkomst). Daarin is, voor zover van belang voor de beoordeling van dit geschil, het volgende overeengekomen:
“(…)3. Geheimhouding
3.1
De partijen en hun inwonende familieleden, bestuursleden van de betrokken rechtspersonen en hun adviseurs/rechtsbijstandverleners betrachten volstrekte geheimhouding ten aanzien van het bedrag van de compensatievergoeding en de individuele verdeling daarvan.
3.2
Een individuele partij verbeurt, indien in strijd is gehandeld met het gestelde in artikel 3.1., een direct opeisbare en niet voor matiging vatbare boete van € 25.000,-.
(…)”
2.6.
Partijen zijn in de Afwijkingsovereenkomst (gedateerd 23 maart 2016), voor zover van belang voor de beoordeling van dit geschil, het volgende overeengekomen:
“(…)Overwegende dat:
(…)
- partijen, in afwijking van de VSO, het gebruik van het circuit gedurende het kalenderjaar 2016 welwillend willen regelen en vastleggen in een afwijkingsovereenkomst;
(…)
Artikel 2
In het geval van niet-naleving van het gestelde in de artikelen 5.1 en 5.2, VSO, verbeuren de partijen genoemd onder A., na een schriftelijke sommatie met termijnstelling, een door de partijen onder B. gezamenlijk nader vast te stellen boete van maximaal € 2.500,- per dag of dagdeel dat de online presentatie van het omgevingsgeluid niet overeenkomstig de beoogde functie functioneert, tenzij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid met betrekking tot de onderbreking van de online presentatie van het actuele omgevingsgeluid een beroep op overmacht aannemelijk is.
(…)”
2.7.
Mr. Meruma heeft een memo genaamd ‘Op naar de finish’ (hierna: het memo) opgesteld, gedateerd 1 september 2017, en dit aan partijen toegezonden. In het memo staat, onder meer, het volgende opgenomen:
“(…)2. Standpunt partijen
Ter voorbereiding van dit memo is als check aan de partijen gevraagd wat er nog moet gebeuren om de eindstreep te halen.
(…)
4. Lopende klussenlijst per 1 september 2017
Hierna is een overzicht en mijn toelichting gegeven, uitsluitend ten aanzien van de onderwerpen die nog definitief moeten worden afgerond “als eindstreep” om dit project te kunnen sluiten.
De lopende klussenlijst is bedoeld als spoorboekje in het overleg tussen de direct betrokken partijen, ten behoeve van een definitieve afronding van alle ‘losse eindjes’ rond de implementatie van het nieuwe Circuit De Peel en de uitvoering van Vaststellingsovereenkomst Circuit De Peel.
(…)
4.8
Wijziging bestemmingsplan
Gebleken is in de afgelopen jaren dat alleen het gebruik van racevoertuigen, waaronder crossmotoren, op de banen zorgt voor het horen van geluid in de omgeving van Merselo. Het gebruik voor andere doeleinden en andere voertuigen, zoals karts en auto’s met een kenteken / bedoeld voor gebruik op de openbare weg, levert geen hoorbaarheidsproblemen op.
(…)
Er is in de VSO een nieuwe regeling tussen partijen bij de VSO vastgesteld met een totaal maximum van 14 ‘geluidsdagen’. (…) Voor het gebruik van ‘karts’, ‘model-stockcars’ en ‘motorvoertuigen ten behoeve van het testen en trainingen hulpdiensten’, zijn geen afwijkende afspraken vastgelegd ten aanzien van het gebruik van het circuit. Dit type voertuigen is beschouwd als niet-hoorbaar.
(…)”
2.8.
In kort geding heeft het Collectief twee gebruiksverboden, een gebruiksgebod, telkens op straffe van een dwangsom, en de betaling van een voorschot op verbeurde boetes gevorderd. De voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, heeft die vorderingen bij vonnis van 15 november 2019 afgewezen.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eisers] vorderen om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
1. te verklaren voor recht dat [eisers] aan het Collectief, [gedaagde 11] en [gedaagde 14] geen boetes zijn verbeurd in verband met enige of meerdere schendingen van verplichtingen of verboden uit hoofde van de Vaststellingsovereenkomst en/of Afwijkingsovereenkomst;
2. te verklaren voor recht dat het gebruik van karts op het circuit niet is beperkt door het aantal geluiddagen in de zin van de Vaststellingsovereenkomst;
3. het Collectief, [gedaagde 11] en [gedaagde 14] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en, indien voldoening binnen die termijn uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
Het Collectief voert verweer.
in reconventie
3.3.
Het Collectief vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
( i)
deze vordering is ter mondelinge behandeling ingetrokken;
(ii) [eisers] te veroordelen tot een schadevergoeding aan het Collectief, voor het jarenlang in strijd met het Bestemmingsplan en de Vaststellingsovereenkomst openstellen van het Circuit de Peel, ad € 500.000,00, te betalen aan het Collectief;
(iii) [eisers] te gebieden om bij toekomstig gebruik van het Circuit aan de vereisten in het Bestemmingsplan én aan de vereisten in de Vaststellingsovereenkomst te voldoen, met dien verstande dat het [eisers] wordt verboden om bij toekomstig gebruik van het Circuit vaker dan 14 tijdig aangekondigde geluidsdagen per jaar een geluidgrenswaarde te passeren van 80.0 [dB(A); LAeq; 1 minuut] als door het Munisense-systeem gemeten, dit op straffe van een dwangsom ad € 100.000,00 per dag, een dagdeel daaronder begrepen, waarop [eisers] niet aan de veroordeling voldoen en dus het verbod schenden, met een maximum van € 6.000.000,00 per jaar, te betalen aan het Collectief;
(iv) [eisers] te veroordelen tot betaling aan het Collectief van een bedrag ad
€ 300.000,00 aan verbeurde boetes op grond van de Vaststellingsovereenkomst, wegens overtreding van de 14 geluidsdagen per jaar, in 2019;
( v) [eisers] te veroordelen tot betaling van een bedrag ad € 25.000,00 aan het Collectief, op grond van artikel 3.1 en 3.2 van de Compensatieovereenkomst, zijnde een direct opeisbare en niet voor matiging vatbare boete, wegens het schenden van de volstrekte geheimhouding ten aanzien van het bedrag van de compensatievergoeding;
(vi) de Vaststellingsovereenkomst aan te vullen met de volgende bepalingen:
“5.3.1 Indien het geluidsmonitorsysteem op de meetpaal op het circuit een geluidswaarde meet van meer dan 80.0 dB(A) LA;eq; 1 minuut wordt het geluid hoorbaar geacht op de kruising Bakelsedijk/Peelweg. Indien ten gevolge van het gebruik van circuit, buiten de tijdig aangekondigde toegestane 14 geluiddagen per jaar, een geluidsniveau van 80.0 dB(A) LA;eq; 1 minuut of meer wordt gemeten op het geluidsmonitorsysteem is [eiser] een direct opeisbare en niet voor matiging vatbare boete van € 100.000,00 per dag of deel van een dag verschuldigd aan het Collectief.”
“5.3.2 Indien het geluidsmonitorsysteem op de meetpaal op het circuit op enig moment niet werkt en dit blijkt uit de door het Collectief op te vragen downloadbare gegevens, zal [eisers] / Partij A een direct opeisbare en niet voor matiging vatbare boete verbeuren aan het Collectief van € 100.000,00 per dag of deel van een dag dat het systeem niet in werking is en derhalve artikel 5.2 (functie-eisen van het geluidmonitorsysteem) van de VSO wordt overtreden.”
“5.3.3 [eiser] zal een webcam installeren op het circuit, met opleveringsgoedkeuring van het Collectief, welke per internet 24 uur per dag toegankelijk is voor het Collectief en welke 24 uur per dag is gericht op de Meetpaal met het geluidmonitoringsysteem. Indien uit de beelden van de door [eisers] te plaatsen webcam blijkt dat de Meetpaal met het geluidmonitorsysteem wordt gesaboteerd c.q. buiten werking wordt gesteld is [eiser] een direct opeisbare boete verschuldigd aan het Collectief van € 100.000,00 per dag of deel van een dag aan het Collectief. Tevens is [eisers] € 200.000,00 per dag of dagdeel verschuldigd als beide systemen (webcam en geluidmonitoringsysteem) tegelijkertijd niet werken.”
“7.1 .a Indien [eiser] / Partij A artikel 7.1 overtreedt en het Collectief kan aantonen middels printscreens van de website www.racewayvenray.com dat een geluidsdag niet één maand voorafgaand aan de geplande kalenderdatum is gepubliceerd op deze website, verbeurt [eiser] / Partij A een direct opeisbare, niet voor matiging vatbare, boete aan het Collectief van € 100.000,00 per overtreding.”;
(vii) [eisers] te veroordelen in de kosten van deze procedure, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en, indien voldoening binnen die termijn uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis, alsmede te vermeerderen met de nakosten.
3.4.
[eisers] voeren verweer.
in conventie en reconventie
3.5.
Op hetgeen partijen hebben aangevoerd wordt, voor zover van belang, onder de beoordeling teruggekomen.

4.De beoordeling

in conventie
ten aanzien van [gedaagde 11] en [gedaagde 14]
4.1.
[gedaagde 11] en [gedaagde 14] hebben zich wel bij advocaat gesteld, maar zij hebben geen verweer gevoerd tegen de vorderingen.
4.2.
De stellingen van [eisers] kunnen het gevorderde dragen en zijn door [gedaagde 11] en [gedaagde 14] niet weersproken, zodat de gevorderde verklaringen voor recht jegens hen toewijsbaar zijn als onder de beslissing vermeld.
4.3.
[gedaagde 11] en [gedaagde 14] worden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Voor een hoofdelijke veroordeling in de proceskosten is geen grondslag aangevoerd, zodat de rechtbank de gevorderde hoofdelijke veroordeling zal afwijzen. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen als onder de beslissing vermeld.
4.4.
De proceskosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- explootkosten € 210,06 (€ 107,10 + € 102,96)
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat
€ 563,00 (1,0 punt x tarief € 563,00)
Totaal € 1.429,06
ten aanzien van het Collectief
4.5.
Artikel 3:302 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat op vordering van een bij een rechtsverhouding onmiddellijk betrokken persoon de rechter omtrent die rechtsverhouding een verklaring voor recht uitspreekt. Met een verklaring voor recht komt de rechtsverhouding tussen partijen onbetwistbaar vast te staan. Op grond van artikel 3:303 BW komt de eiser deze vordering toe, indien hij daarbij voldoende belang heeft.
De wetgever spreekt van ‘voldoende’ belang: het belang moet voldoende zijn om de rechtsvordering te rechtvaardigen. De rechter dient terughoudend te zijn met het afwijzen van een vordering op de grond dat er niet voldoende belang bestaat.
4.6.
[eisers] stellen dat zij duidelijkheid wensen over hun rechtspositie. Het Collectief maakt aanspraak op boetes in verband met het niet non-stop actief zijn van het Munisense-systeem en overtreding van het aantal geluiddagen.
4.6.1.
In dit verband vorderen [eisers] een verklaring voor recht dat geen boetes zijn verbeurd aan het Collectief in verband met enige of meerdere schendingen van verplichtingen of verboden uit hoofde van de Vaststellingsovereenkomst en/of Afwijkingsovereenkomst (verklaring voor recht sub 1).
4.6.2.
Partijen zijn volgens [eisers] overeengekomen dat het gebruik van karts op het circuit niet is beperkt door het aantal geluiddagen in de zin van de Vaststellingsovereenkomst. Ook op dit punt wordt een verklaring voor recht gevorderd (verklaring voor recht sub 2).
4.7.
Het Collectief betwist dat de gevorderde verklaringen voor recht toewijsbaar zijn.
Verklaring voor recht sub 1
4.7.1.
De rechtbank stelt vast dat [eisers] niet, althans niet voldoende onderbouwd, hebben gesteld dat zij aan
alleverplichtingen uit de Vaststellingsovereenkomst en/of Afwijkingsovereenkomst hebben voldaan, zodat de gevorderde algemeen geformuleerde verklaring voor recht niet zonder meer kan worden toegewezen. [eisers] hebben enkel stellingen ingenomen ten aanzien van a) het Munisense-systeem en b) de overtreding van het aantal geluiddagen; het debat tussen partijen is slechts gevoerd met betrekking tot die aspecten. Een eventuele verklaring voor recht kan daarom ook enkel op die aspecten zien.
4.7.2.
[eisers] stellen dat zij – om diverse redenen – geen boete verschuldigd zijn wegens het niet functioneren van het Munisense-systeem (ad a). Niet in geschil is dat er geen overtredingen wegens het niet functioneren van het Munisense-systeem zijn vastgesteld op de door artikel 2 van de Afwijkingsovereenkomst voorgeschreven wijze, middels een schriftelijke sommatie met termijnstelling. Voor zover het Collectief aanvoert dat de wijze waarop overtredingen volgens de Vaststellingsovereenkomst moeten worden vastgesteld in de praktijk lastig werkbaar blijkt, staat dat niet aan toewijzing van de gevorderde verklaring voor recht in de weg. Partijen zijn die methodiek immers zelf overeengekomen. Het vereiste van een schriftelijke sommatie met termijnstelling kan naar het oordeel van de rechtbank ook niet als praktisch lastig uitvoerbaar bestempeld worden. Nu niet (op de voorgeschreven wijze) is vastgesteld dat er een of meerdere overtredingen wegens niet functioneren van het Munisense-systeem hebben plaatsgevonden, is de gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar voor zover betrekking hebbende op overtreding van artikel 10.3 van de Afwijkingsovereenkomst.
4.7.3.
Ten aanzien van de geluiddagen (ad b) stelt de rechtbank vast dat partijen zijn overeengekomen dat ter bepaling van een overschrijding van het aantal geluiddagen metingen dienen te worden verricht als omschreven in de Vaststellingsovereenkomst. Anders dan door het Collectief is gesteld zijn de metingen en geluidsopnamen van het Munisense-systeem daarvoor niet relevant. Partijen zijn immers uitdrukkelijk een ander referentiepunt (kruispunt Bakelsedijk-Peelweg) en een afzonderlijke wijze van meting en vastlegging van de hoorbaarheid van het geluid overeengekomen (twee geluidsspecialisten werkzaam bij een onafhankelijk akoestisch adviesbureau). Als alternatief zijn partijen een videoregistratie in aanwezigheid van een politieambtenaar overeengekomen.
4.7.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat voormelde metingen in alle voorbije jaren niet dan wel onvoldoende hebben plaatsgevonden. Om die reden kan niet worden vastgesteld dat sprake is van schending van de Vaststellingsovereenkomst met betrekking tot het aantal geluiddagen, met als gevolg de verbeurte van een of meerdere boetes uit hoofde van artikelen 10.3 en 10.4. In geen enkel jaar heeft het Collectief kennelijk voldoende metingen op het referentiepunt uit laten voeren waaruit schending van de verplichtingen van [eisers] op dit punt kan volgen. De overeengekomen vastlegging door middel van videoregistraties is kennelijk in het geheel niet uitgevoerd. Dat deze overeengekomen wijzen van vastlegging niet zijn gevolgd komt voor rekening en risico van het Collectief. De verklaring voor recht is dan ook toewijsbaar voor zover betrekking hebbende op overtreding van artikel 10.4 van de Afwijkingsovereenkomst.
4.7.5.
Uit het voorgaande volgt dat [eisers] tot op heden geen boetes verschuldigd zijn aan het Collectief voor wat betreft de overschrijding van het jaarlijks toegestane aantal van veertien geluiddagen per jaar. De rechtbank wijst de gevorderde verklaring voor recht toe als hierna onder de beslissing vermeld.
Verklaring voor recht sub 2
4.7.6.
[eisers] stellen dat het gebruik van karts op het circuit onbeperkt is toegelaten, omdat karts door partijen zijn aangemerkt als niet hoorbaar. Partijen hebben volgens [eisers] afgesproken dat zij karts niet beschouwen als racevoertuigen in de zin van de Vaststellingsovereenkomst en dat daarop het aantal geluiddagen niet van toepassing is. Deze afspraak is herhaald tijdens een evaluatie door partijen van de uitvoering van de Vaststellingsovereenkomst en opgetekend in het memo dat mr. Meruma heeft gemaakt.
4.7.7.
Het Collectief heeft dit betwist en aangevoerd dat mr. Meruma het memo op eigen initiatief heeft opgesteld en dat hij op dat moment niet optrad als advocaat van het Collectief, maar als bemiddelaar / procesmanager. Het Collectief betwist dat zij ermee heeft ingestemd om een uitzondering te maken voor karts.
4.7.8.
Uit de Vaststellingsovereenkomst volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat karts onbeperkt zijn toegelaten. Ter onderbouwing van de stellingname dat overeengekomen is dat de beperking van het aantal geluiddagen niet van toepassing is op karts verwijzen [eisers] slechts naar het memo. Gesteld noch gebleken is wanneer partijen zouden zijn overeengekomen dat op karts het aantal geluiddagen niet van toepassing is. Ook uit het memo volgt dat niet. Mr. Meruma heeft in het memo een hoofdstuk gewijd aan onderwerpen die nog definitief moeten worden afgerond, daaronder begrepen kennelijk een discussie over karts. Voor zover karts daadwerkelijk, zoals in het memo is beschreven, niet hoorbaar zouden zijn, mag op grond van de Vaststellingsovereenkomst aangenomen worden dat het gebruik daarvan niet leidt tot een geluiddag als bedoeld in de Vaststellingsovereenkomst. Voor zover karts wél hoorbaar zouden zijn als bedoeld in de Vaststellingsovereenkomst, leest de rechtbank in het memo niet terug dat partijen nader zijn overeengekomen dat het gebruik daarvan desondanks niet leidt tot een geluiddag als bedoeld in de Vaststellingsovereenkomst.
4.7.9.
Slotsom van het voorgaande is dat deze gevorderde verklaring voor recht dient te worden afgewezen. De verklaring voor recht strekt er immers toe dat het gebruik van karts op het circuit, die wél als hoorbaar in de zin van de Vaststellingsovereenkomst moeten worden aangemerkt, desondanks niet leiden tot een geluiddag als bedoeld in de Vaststellingsovereenkomst. Dat partijen dat zijn overeengekomen is onvoldoende gesteld of gebleken. Aan bewijslevering op dit punt wordt daarom niet toegekomen.
4.8.
Omdat partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd. Dit betekent dat iedere partij de eigen proceskosten dient te dragen.
in reconventie
ontbreken [gedaagde 11] en [gedaagde 14] als eisende partijen
4.9.
[eisers] hebben aangevoerd dat het Collectief niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vorderingen dan wel dat deze dienen te worden afgewezen omdat twee deelgenoten, [gedaagde 11] en [gedaagde 14] , geen vordering in reconventie hebben ingediend en ook geen partij zijn in reconventie. Het Collectief heeft verweer gevoerd.
4.9.1.
Het Collectief heeft toegelicht dat [gedaagde 11] en [gedaagde 14] voormalig echtgenoten zijn van twee leden van het Collectief. [gedaagde 11] en [gedaagde 14] wonen inmiddels niet meer op de percelen waaraan de rechten en plichten uit de overeenkomsten zijn gekoppeld, zo stelt het Collectief.
4.9.2.
[eisers] hebben dit verweer van het Collectief niet weersproken. De rechtbank neemt daarom aan dat [gedaagde 11] en [gedaagde 14] niet langer tot het Collectief behoren en dat alle huidige leden van het Collectief de vorderingen in reconventie hebben ingesteld en partij zijn in reconventie. Van niet-ontvankelijkheid of afwijzing van de vordering op deze gronden kan daarom geen sprake zijn.
overige gronden voor niet-ontvankelijkheid
4.10.
De overige gronden waarop [eisers] niet-ontvankelijkheid van het Collectief hebben bepleit zijn ondervangen door de toelichting van het Collectief ter mondelinge behandeling dat zij alle ingestelde vorderingen gezamenlijk instellen. Van een schending van de substantiëringsplicht, zoals [eisers] hebben aangevoerd, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Uit de stellingnamen van het Collectief volgt voldoende dat [eisers] verweer hebben gevoerd tegen de vorderingen en volgt eveneens de strekking van dat verweer. Uit de eigen stellingnamen van [eisers] in conventie volgt dat eveneens.
de vorderingen van het Collectief
Vordering sub ii
4.11.
Het Collectief vordert € 500.000,00 voor het jarenlang in strijd met het bestemmingsplan en de Vaststellingsovereenkomst openstellen van het Circuit de Peel. In de conclusie van eis in reconventie heeft het Collectief geen toelichting gegeven op deze vordering. Gevraagd naar de grondslag heeft het Collectief ter mondelinge behandeling toegelicht dat de grondslag van deze vordering onrechtmatig handelen van [eisers] jegens het Collectief is. Het gevorderde bedrag is volgens het Collectief bedoeld als immateriële schadevergoeding voor verstoord woongenot en moet ook een prikkel voor nakoming in de toekomst zijn. [eisers] hebben verweer gevoerd.
4.11.1.
De rechtbank overweegt dat deze vordering dient te worden afgewezen, aangezien deze volstrekt onvoldoende is onderbouwd. Van een partij die een vordering instelt mag verwacht worden dat zij stelt en onderbouwt welke (juridische) grondslag zij daarvoor aanvoert. Dat heeft het Collectief in eerste instantie niet en vervolgens onvoldoende gedaan.
4.11.2.
Tussen [eisers] en het Collectief bestaat een contractuele verhouding in de vorm van de Vaststellingsovereenkomst. Voor zover die overeenkomst niet (correct) zou worden nagekomen is daarmee in beginsel sprake van wanprestatie en niet van een onrechtmatige daad. Hoewel het mogelijk is dat daarnaast sprake is van een onrechtmatige daad, is gesteld noch gebleken dat dat hier het geval is. Evenmin is voldoende toegelicht dat het jarenlang in strijd handelen met de Vaststellingsovereenkomst, wat daar verder van zij, een onrechtmatige daad oplevert jegens het Collectief. Verder geldt dat bij het gevorderde bedrag van € 500.000,00 geen enkele toelichting is gegeven. Kennelijk dient dit als immateriële schadevergoeding te worden beschouwd, maar enige toelichting omtrent de opbouw van dit bedrag of het causaal verband tussen het vermeende onrechtmatig handelen en deze schade is niet gegeven.
Vordering sub iii
4.12.
Het Collectief vordert dat het [eisers] wordt verboden om bij toekomstig gebruik van het circuit vaker dan bij veertien tijdig aangekondigde geluidsdagen per jaar een geluidgrenswaarde te passeren van 80.0 [dB(A); LAeq; 1 minuut] als door het Munisense-systeem gemeten, op straffe van een dwangsom. [eisers] voeren verweer.
4.12.1.
De rechtbank overweegt dat deze vordering dient te worden afgewezen. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat partijen niet zijn overeengekomen dat het Munisense-syteem gebruikt dient te worden ter bepaling van de vraag of sprake is van een geluiddag als bedoeld in de Vaststellingsovereenkomst. Uit hetgeen hierna wordt overwogen volgt dat wijziging van de Vaststellingsovereenkomst door de rechtbank niet aan de orde is, zodat ook naar aanleiding van dit vonnis het Munisense-syteem daarvoor niet gebruikt kan worden. Dat het bestemmingsplan enige bepaling bevat omtrent metingen door het Munisense-syteem is gesteld noch gebleken.
4.12.2.
Een en ander betekent dat het Munisense-syteem niet bepalend is voor de vraag of er al dan niet sprake is van een geluiddag, zodat metingen van dit systeem ook niet kunnen leiden tot beantwoording van de vraag of sprake is van een geluiddag.
Vordering sub iv
4.13.
De gevorderde boetes van € 300.000,00, wegens overtreding van de veertien geluiddagen per jaar in 2019, zijn op grond van hetgeen in conventie is overwogen niet toewijsbaar.
Vordering sub v
4.14.
Het Collectief vordert betaling van een contractuele boete door [eisers] wegens schending van de in artikelen 3.1 en 3.2 van de Compensatieovereenkomst vastgelegde geheimhoudingsplicht. [eisers] voeren verweer.
4.14.1.
De rechtbank merkt allereerst op dat slechts een deel van het Collectief partij is bij de Compensatieovereenkomst, zodat niet het gehele Collectief aanspraak zou kunnen maken op de in die overeenkomst opgenomen contractuele boete. Dat is echter niet van (doorslaggevend) belang, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde boete in het geheel niet toewijsbaar is.
4.14.2.
Onvoldoende gesteld of gebleken is namelijk dat [eisers] de geheimhoudingsverplichting uit de Compensatieovereenkomst hebben geschonden. Door het Collectief is gesteld dat [eisers] de boete verschuldigd zijn omdat zij de Compensatieovereenkomst hebben ingebracht in het in 2019 gevoerde kort geding (waarbij pers aanwezig was) en in de onderhavige procedure.
4.14.3.
Uit de geheimhoudingsverplichting volgt dat geheimhouding dient te worden betracht ten aanzien van het bedrag van de compensatie en de individuele verdeling daarvan. [eisers] hebben onbetwist aangevoerd dat zij in kort geding een versie van de geheimhoudingsovereenkomst hebben overgelegd waarin de bedragen waren weggelakt, terwijl de ter zitting aanwezige journalist bovendien geen inzage heeft gehad in de Compensatieovereenkomst. Voor zover het Collectief in reactie daarop heeft aangevoerd dat de bedragen ter zitting wel zijn genoemd, is dit door [eisers] betwist en door het Collectief niet onderbouwd. De rechtbank zal deze niet onderbouwde stellingname daarom passeren.
4.14.4.
Met betrekking tot het overleggen van de Compensatieovereenkomst aan de rechtbank in de onderhavige procedure wordt overwogen dat behalve de rechtbank geen enkele derde hierdoor kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van de Compensatieovereenkomst. De vraag is of overlegging aan de rechtbank leidt tot schending van de geheimhoudingsverplichting.
4.14.5.
Volgens het Haviltex-criterium kan de vraag hoe in een contractueel beding de verhouding van partijen is geregeld en ook of de overeenkomst een leemte laat die moet worden aangevuld, niet worden beantwoord op grond van alleen de taalkundige uitleg, maar komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan het beding mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Hierbij zijn alle omstandigheden van het concrete geval van betekenis, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Daarbij wegen onder andere (ook) mee de taalkundige betekenis van het beding, gelezen in de context van de overeenkomst als geheel, de aard van de overeenkomst, de omvang en gedetailleerdheid ervan en de wijze van totstandkoming en (begin van) uitvoering door beide partijen ervan.
4.14.6.
Hoewel in de Compensatieovereenkomst wordt gesproken over het ‘
betrachten volstrekte geheimhouding ten aanzien van het bedrag van de compensatievergoeding en de individuele verdeling daarvan’brengt dat als zodanig nog niet mee dat [eisers] zonder meer in rechte geen beroep op de Compensatieovereenkomst zouden mogen doen en dus ook niet dat zij deze niet aan de rechtbank zouden mogen overleggen. De rechtbank stelt vast dat behalve de rechtbank geen enkele derde op de hoogte is geraakt of is kunnen raken van het bedrag van de compensatievergoeding en de verdeling daarvan, aangezien daarover ter mondelinge behandeling niet is gesproken en het bedrag van de compensatievergoeding en de individuele verdeling daarvan evenmin in dit vonnis is opgenomen. Van schending van de geheimhoudingsverplichting is daarom naar het oordeel van de rechtbank geen sprake, zodat de vordering tot betaling van de boete moet worden afgewezen.
Vordering sub vi
4.15.
Het Collectief vordert de Vaststellingsovereenkomst aan te vullen met de in haar conclusie beschreven bepalingen. [eisers] hebben verweer gevoerd.
4.15.1.
De rechtbank overweegt dat deze vordering dient te worden afgewezen. Voor deze vordering heeft het Collectief namelijk aanvankelijk geen enkele juridische grondslag aangevoerd. Door het Collectief is weliswaar toegelicht waarom zij aanvulling van de Vaststellingsovereenkomst wenst, maar gesteld noch gebleken is op welke grondslag de rechtbank daartoe zou kunnen overgaan. Gevraagd naar de juridische grondslag heeft het Collectief ter mondelinge behandeling toegelicht dat zij een beroep wenst te doen op onvoorziene omstandigheden (artikel 6:258 BW).
4.15.2.
Bij haar beoordeling van die grondslag stelt de rechtbank voorop dat de Hoge Raad in zijn arrest van 20 februari 1998 (ECLI:NL:HR:1998:ZC2587) in het kader van de toepasselijkheid van artikel 6:258 BW heeft geoordeeld “
van onvoorziene omstandigheden in de zin van art. 6:258 kan alleen sprake zijn voor zover het betreft omstandigheden die op het ogenblik van tot stand komen van de overeenkomst nog in de toekomst lagen. Voor toepassing van art. 6:258 is alleen plaats wanneer de onvoorziene omstandigheden van dien aard zijn dat de wederpartij van degene die herziening van de overeenkomst verlangt, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Aan dit vereiste zal niet spoedig zijn voldaan; redelijkheid en billijkheid verlangen immers in de eerste plaats trouw aan het gegeven woord en laten afwijking daarvan slechts bij hoge uitzondering toe (…). Uit het voorgaande vloeit voort dat de rechter terughoudendheid moet betrachten ten aanzien van de aanvaarding van een beroep op onvoorziene omstandigheden (…).”Hieruit volgt dat een beroep op artikel 6:258 BW slechts succesvol kan zijn, als aan strenge eisen is voldaan.
4.15.3.
De rechtbank overweegt dat onvoldoende is gesteld of gebleken dat sprake is van onvoorziene omstandigheden. Voor zover het Collectief stelt dat zij een andere manier van geluidmeting wenst dan de geluidmeting als vastgelegd in de Vaststellingsovereenkomst ziet de rechtbank daarin geen onvoorziene omstandigheid. Dat het laten verrichten van een meting door twee deskundigen op de kruising van de Bakelsedijk en de Peelweg meer moeite kost dan het meten via het Munisense-systeem is geen onvoorziene omstandigheid. Dat was ten tijde van het sluiten van de Vaststellingsovereenkomst bekend en is iets dat partijen kennelijk welbewust zijn overeengekomen, met daartegenover een forse boete voor [eisers] indien uit de overeengekomen manier van geluidmeten blijkt dat zij hun verplichtingen niet nakomen.
4.15.4.
Het Collectief heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling aangegeven haar vordering op dit punt nogmaals te willen wijzigen, hetgeen naar de rechtbank begrijpt ziet op de wijze waarop de genoemde aanvullingen op de Vaststellingsovereenkomst dienen te worden vastgelegd. De rechtbank heeft vanwege strijd met de goede procesorde die eiswijziging ter mondelinge behandeling niet toegestaan, maar wel toegezegd het Collectief in de gelegenheid te stellen om haar eis op dit punt te wijzigen indien er anders problemen zouden kunnen ontstaan met de executie. Aangezien de vordering op dit punt wordt afgewezen, doet een dergelijke situatie zich echter niet voor. Een eiswijziging ter zake van de wijze van vastlegging zou ook niet tot een ander oordeel op dit punt kunnen leiden.
4.16.
Slotsom van het voorgaande is dat alle vorderingen van het Collectief worden afgewezen.
4.17.
Het Collectief wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op € 3.214,00 aan salaris advocaat (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 3.214,00). Voor een hoofdelijke veroordeling in de proceskosten is geen grondslag aangevoerd, zodat de rechtbank de gevorderde hoofdelijke veroordeling zal afwijzen. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen als onder de beslissing vermeld.
.

5.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
ten aanzien van [gedaagde 11] en [gedaagde 14]
5.1.
verklaart voor recht dat [eisers] aan [gedaagde 11] en [gedaagde 14] geen boetes is verbeurd in verband met enige of meerdere schendingen van verplichtingen of verboden uit hoofde van de Vaststellingsovereenkomst en/of Afwijkingsovereenkomst,
5.2.
verklaart voor recht dat in de verhouding tussen [eisers] enerzijds en [gedaagde 11] en [gedaagde 14] anderzijds het gebruik van karts op het circuit niet is beperkt door het aantal geluiddagen in de zin van de Vaststellingsovereenkomst,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 11] en [gedaagde 14] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 1.429,06, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
ten aanzien van het Collectief
5.6.
verklaart voor recht dat [eisers] aan het Collectief tot op heden geen boetes hebben verbeurd uit hoofde van overtreding van de artikelen 10.3 en 10.4 van de Vaststellingsovereenkomst en/of artikel 2 van de Afwijkingsovereenkomst,
5.7.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
5.8.
wijst de vorderingen af,
5.9.
veroordeelt het Collectief in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 3.214,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.10.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Alink-Steinberg en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2021. [1]

Voetnoten

1.type: PB