Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiser] ,
4.[gedaagde] ,
[gedaagde],
[gedaagde],
[gedaagde],
[gedaagde],
[gedaagde],
[gedaagde],
[gedaagde],
[gedaagde],
[gedaagde],
[gedaagde],
[gedaagde],
[gedaagde],
[gedaagde],
[gedaagde],
11.[gedaagde 11] ,
[gedaagde 14],
1.De procedure
- de dagvaarding,
- de akte overlegging producties bij dagvaarding,
- de conclusies van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie, van het Collectief,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- de rolbeslissing van 17 februari 2021,
- de akte overlegging producties 18 tot en met 21 van [eisers] ,
- de akte houdende producties 14 tot en met 17 van het Collectief,
- de mondelinge behandeling van 17 maart 2021 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde pleitnota’s van de advocaten van [eisers] en het Collectief.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
deze vordering is ter mondelinge behandeling ingetrokken;
4.De beoordeling
€ 563,00 (1,0 punt x tarief € 563,00)
alleverplichtingen uit de Vaststellingsovereenkomst en/of Afwijkingsovereenkomst hebben voldaan, zodat de gevorderde algemeen geformuleerde verklaring voor recht niet zonder meer kan worden toegewezen. [eisers] hebben enkel stellingen ingenomen ten aanzien van a) het Munisense-systeem en b) de overtreding van het aantal geluiddagen; het debat tussen partijen is slechts gevoerd met betrekking tot die aspecten. Een eventuele verklaring voor recht kan daarom ook enkel op die aspecten zien.
betrachten volstrekte geheimhouding ten aanzien van het bedrag van de compensatievergoeding en de individuele verdeling daarvan’brengt dat als zodanig nog niet mee dat [eisers] zonder meer in rechte geen beroep op de Compensatieovereenkomst zouden mogen doen en dus ook niet dat zij deze niet aan de rechtbank zouden mogen overleggen. De rechtbank stelt vast dat behalve de rechtbank geen enkele derde op de hoogte is geraakt of is kunnen raken van het bedrag van de compensatievergoeding en de verdeling daarvan, aangezien daarover ter mondelinge behandeling niet is gesproken en het bedrag van de compensatievergoeding en de individuele verdeling daarvan evenmin in dit vonnis is opgenomen. Van schending van de geheimhoudingsverplichting is daarom naar het oordeel van de rechtbank geen sprake, zodat de vordering tot betaling van de boete moet worden afgewezen.
van onvoorziene omstandigheden in de zin van art. 6:258 kan alleen sprake zijn voor zover het betreft omstandigheden die op het ogenblik van tot stand komen van de overeenkomst nog in de toekomst lagen. Voor toepassing van art. 6:258 is alleen plaats wanneer de onvoorziene omstandigheden van dien aard zijn dat de wederpartij van degene die herziening van de overeenkomst verlangt, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Aan dit vereiste zal niet spoedig zijn voldaan; redelijkheid en billijkheid verlangen immers in de eerste plaats trouw aan het gegeven woord en laten afwijking daarvan slechts bij hoge uitzondering toe (…). Uit het voorgaande vloeit voort dat de rechter terughoudendheid moet betrachten ten aanzien van de aanvaarding van een beroep op onvoorziene omstandigheden (…).”Hieruit volgt dat een beroep op artikel 6:258 BW slechts succesvol kan zijn, als aan strenge eisen is voldaan.