ECLI:NL:RBLIM:2021:5118

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 juni 2021
Publicatiedatum
25 juni 2021
Zaaknummer
ROE 21/1367
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening Wmo 2015 wegens ontbreken spoedeisend belang

Op 25 juni 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Verzoeker had in mei 2021 een aanvraag ingediend voor woningaanpassingen, welke door verweerder op 10 mei 2021 werd afgewezen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij stelt dat hij ernstige beperkingen ondervindt in zijn mobiliteit in de woning, vooral bij het gebruik van sanitaire voorzieningen.

Tijdens de zitting op 15 juni 2021 is gebleken dat verzoeker, ondanks de afwijzing van de gevraagde voorzieningen, gebruik heeft kunnen maken van de aanwezige douche en zich in en rond de woning kan verplaatsen, zij het met grote lichamelijke inspanningen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoeker niet heeft aangetoond dat hij de beslissing op het bezwaar niet kan afwachten zonder dat dit onevenredig nadeel voor zijn gezondheid oplevert. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een spoedeisend belang en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

De uitspraak is gedaan door mr. M.M.T. Coenegracht, in aanwezigheid van griffier mr. R.G. Cremers. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. Een afschrift van de uitspraak is op dezelfde dag aan de partijen verzonden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/1367

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 juni 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker(gemachtigde: mr. K.J.C. van Bekkum),

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen, verweerder
(gemachtigde: mr. A.J.M. Roestenberg).

Procesverloop

In het besluit van 10 mei 2021, verzonden 12 mei 2021, heeft verweerder de aanvraag voor een woonvoorziening ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) afgewezen.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter stelt voorop dat er alleen aanleiding bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening indien verzoeker een spoedeisend belang heeft, omdat onmiddellijke uitvoering van het besluit, gelet op de betrokken belangen, een onevenredig nadeel oplevert.
3. Het primaire besluit gaat over de afwijzing van verzoekers aanvraag voor woningaanpassingen. Volgens verweerder is geen noodzaak voor een woningaanpassing, noch voor een verhuizing naar een andere woning omdat uit de adviezen van de GGD blijkt dat verzoeker zich lopend met voldoende steunname (beugels of handvatten) in en rond de woning kan verplaatsen. Bij het huisbezoek is gebleken dat bij de drie inpandige treden in de woning al een leuning aanwezig is. Bij de douche-instap, bij de drempel op de slaapkamer en bij de treden buitenshuis dient verzoeker zelf een beugel, die door verweerder als algemeen gebruikelijk wordt beschouwd, te laten aanbrengen.
4. Verzoeker heeft over het spoedeisend belang aangevoerd dat hij hevige beperkingen ondervindt met betrekking tot de mobiliteit in zijn woning en dan met name bij het gebruik van de sanitaire voorzieningen. De douche en het bad kan hij niet op een deugdelijke manier gebruiken.
5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is geen sprake van een spoedeisend belang. Verzoeker is in juli 2020 naar de huidige woning verhuisd en heeft kort nadien de onderhavige aanvraag gedaan. Gebleken is dat hij, ondanks het feit dat de gevraagde voorzieningen niet zijn toegekend, gebruik heeft kunnen maken van de in de woning aanwezige douche en zich in en rond de woning heeft kunnen verplaatsen, zij het met grote lichamelijke inspanningen en door gebruikmaking van een zelf aangebrachte handgreep met zuignappen, aldus verzoeker. Daarmee is echter niet gebleken dat verzoeker de beslissing op het bezwaar tegen het primaire besluit niet kan afwachten zonder dat dit onevenredig nadeel voor zijn gezondheid oplevert en de gevolgen van het besluit in die zin onomkeerbaar zijn.
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.T. Coenegracht, voorzieningenrechter, in aanwezigheid vanmr. R.G. Cremers, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2021.
griffier
voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 25 juni 2021.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.