Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 juni 2021 in de zaak tussen
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker(gemachtigde: mr. K.J.C. van Bekkum),
(gemachtigde: mr. A.J.M. Roestenberg).
Rechtbank Limburg
Op 25 juni 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Verzoeker had in mei 2021 een aanvraag ingediend voor woningaanpassingen, welke door verweerder op 10 mei 2021 werd afgewezen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij stelt dat hij ernstige beperkingen ondervindt in zijn mobiliteit in de woning, vooral bij het gebruik van sanitaire voorzieningen.
Tijdens de zitting op 15 juni 2021 is gebleken dat verzoeker, ondanks de afwijzing van de gevraagde voorzieningen, gebruik heeft kunnen maken van de aanwezige douche en zich in en rond de woning kan verplaatsen, zij het met grote lichamelijke inspanningen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoeker niet heeft aangetoond dat hij de beslissing op het bezwaar niet kan afwachten zonder dat dit onevenredig nadeel voor zijn gezondheid oplevert. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een spoedeisend belang en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. M.M.T. Coenegracht, in aanwezigheid van griffier mr. R.G. Cremers. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. Een afschrift van de uitspraak is op dezelfde dag aan de partijen verzonden.