ECLI:NL:RBLIM:2021:5016

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
23 juni 2021
Zaaknummer
03.060165.20, 03.240865.20 en 03.247807.20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van moeder en doden van haar hondje, belediging van verbalisanten met verminderd toerekeningsvatbaarheid

Op 22 juni 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn moeder heeft mishandeld en haar hondje heeft gedood. De zaak betreft meerdere parketnummers, waaronder 03.060165.20, 03.240865.20 en 03.247807.20. De verdachte, geboren in 1964, werd bijgestaan door mr. W.J.J. Lunsingh Tonckens. Tijdens de zitting op 8 juni 2021 zijn de feiten besproken, waarbij de verdachte werd beschuldigd van mishandeling van zijn moeder en belediging van verbalisanten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 maart 2020 zijn moeder heeft mishandeld door haar meerdere keren in het gezicht te slaan en aan haar haren te trekken. Tevens heeft hij opzettelijk de hond van zijn moeder gedood. De verdachte heeft de mishandeling ontkend, maar de rechtbank oordeelde dat het bewijs, waaronder getuigenverklaringen en medische rapportages, voldoende was om de feiten te bewijzen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de mishandeling van zijn levensgezel, maar hem wel schuldig bevonden aan de andere feiten. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een alcoholverbod en een locatieverbod. De rechtbank heeft ook een gedragsbeïnvloedende maatregel opgelegd, gezien het hoge recidiverisico van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03.060165.20, 03.240865.20 en 03.247807.20 (ttz.gev.)
Parketnummers : 03.127071.18 en 03.065647.19 (tul)
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 juni 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1964,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. W.J.J. Lunsingh Tonckens, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 08 juni 2021. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Parketnummer 03.240865.20
Zijn levensgezel heeft mishandeld door haar in het gezicht te slaan;
Parketnummer 03.060165.20
Feit 1:zijn moeder heeft mishandeld door haar meermalen met een vuist te slaan en door aan haar haren te trekken;
Feit 2:een hond heeft gedood;
Parketnummer 03.247807.20
Twee verbalisanten heeft beledigd door ‘kankerwouten’ en ‘piswouten’ naar hen te roepen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 03.240865.20
De officier van justitie heeft tot een bewezenverklaring gerekwireerd. Zij heeft daartoe naar voren gebracht dat het letsel is gezien door een getuige en die getuigenverklaring ondersteunt de aangifte.
Parketnummer 03.060165.20
De officier van justitie acht beide feiten bewezen. Ten aanzien van de mishandeling heeft de officier van justitie verwezen naar het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten die als eerste ter plaatse zijn gekomen. Aangeefster verklaart direct ten overstaan van hen dat de verdachte haar heeft geslagen en vervolgens doet zij aangifte tegen de verdachte. Verder heeft de officier van justitie verwezen naar de letselrapportage van de GGD waarin wordt geconcludeerd dat het zeer veel waarschijnlijker is dat het letsel is ontstaan door slaan en/of stompen, dan door een val. Het doden van het hondje heeft de verdachte bekend.
Parketnummer 03.247807.20
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring ten aanzien van de belediging van beide verbalisanten. Zij heeft daarbij verwezen naar het proces-verbaal van bevindingen en de bekennende verklaring van de verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Parketnummer 03.240865.20
De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Parketnummer 03.060165.20
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niemand de mishandeling heeft gezien. Aangeefster wilde haar aangifte niet ondertekenen en ze heeft bij de rechter-commissaris onder ede verklaard dat zij niet is mishandeld door de verdachte.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Parketnummer 03.247807.20
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit ten aanzien van de belediging tegen verbalisant [naam 1] wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 03.240865.20
Vrijspraak
Op vrijdag 20 maart 2020 heeft mevrouw [slachtoffer 1] aangifte gedaan van mishandeling. Zij zou op 1 februari 2020 meermalen in haar gezicht zijn geslagen door verdachte. In de vier maanden dat mevrouw [slachtoffer 1] een relatie had met verdachte zou zij zijn geslagen, bespuugd, gekleineerd en gebrandmerkt.
Op vrijdag 1 mei 2020 is getuige [naam 2] gehoord. Deze heeft verklaard dat hij rond eind januari/begin februari 2020 een blauw oog en een blauwe bovenarm heeft gezien. Mevrouw [slachtoffer 1] vertelde hem dat zij was mishandeld door [verdachte] .
De verdachte heeft ontkend het ten laste gelegde te hebben begaan. Verder onderzoek, bijvoorbeeld naar littekens van brandmerken, is er niet gedaan. Wanneer dan daarbij het tijdsverloop wordt betrokken tussen het ten laste gelegde feit en de datum van de aangifte, brengt dit de rechtbank niet tot de overtuiging dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank zal de verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
Parketnummer 03.060165.20 [1]
Feit 1
Op vrijdag 6 maart 2020 kregen verbalisanten melding om naar de [adres 2] te Sittard te gaan. Ter plaatse hoorden de verbalisanten dat er een vrouw was mishandeld. De verbalisanten zagen dat de vrouw meerdere bloeduitstortingen in haar gezicht had en een donkerblauw/paars gekleurd oog. De vrouw verklaarde desgevraagd dat haar zoon, later bleek de verdachte, haar had geslagen. Ze had hem eten gebracht en dat vond hij niet lekker. [2]
Op 7 maart 2020 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van mishandeling, gepleegd door haar zoon. Zij verklaarde onder meer het volgende.
Op 6 maart 2020 was aangeefster samen met de verdachte thuis. Van tevoren had ze boodschappen gedaan. Ze had voor de verdachte een magnetronmaaltijd meegenomen. Ze dacht dat hij dat lekker zou vinden. De verdachte begon aangeefster voor van alles en nog wat uit te schelden. Toen aangeefster vroeg, daarmee te stoppen, werd verdachte ”helemaal gek”. Plotseling ging de verdachte naar buiten toen. Aangeefster hoorde de verdachte zeggen dat hij de hond “kapot” ging steken. Ze weet dat de verdachte in de stal slachtmessen heeft liggen. Even later zag ze de hond dood voor de keukendeur liggen. De hond lag in zijn eigen bloed. Aangeefster zag dat de verdachte nog gekker werd. Aangeefster zag het toen niet meer zitten. Ze was echt bang voor de verdachte. Ze hoorde de verdachte schreeuwen dat zij naar buiten moest komen om te zien wat hij gedaan had. Ze wilde niet naar buiten gaan. Plotseling sloeg de verdachte haar met kracht in haar gezicht. Ze dacht met een vuist. De verdachte sloeg haar 3 of 4 keer in het gezicht. Dit deed enorm veel pijn. Ze voelde dat de verdachte haar op een gegeven moment aan haar haren trok en haar naar buiten begon te trekken. Ook dit deed veel pijn. Op een gegeven moment kon aangeefster haar kleinzoon bellen dat hij snel naar haar toe moest komen. Aangeefster heeft verder verklaard dat de verdachte haar in het verleden vaker heeft mishandeld. Zij heeft daar één keer eerder aangifte van gedaan. De verdachte is toen ontzettend kwaad geworden. Sindsdien durft ze geen aangifte meer tegen hem te doen. [3]
Getuige [naam 3] , de kleinzoon van aangeefster, heeft onder meer het volgende verklaard. Op vrijdag 6 maart 2020 was de getuige bij een vriend toen hij door aangeefster werd gebeld. Hij hoorde dat aangeefster zeer paniekerig klonk en aan het huilen was. Ze riep door de telefoon dat hij nu naar haar toe moest komen. Toen de getuige bij de woning van aangeefster kwam, zag hij dat aangeefster bloeduitstortingen bij haar ogen had, een snee op haar voorhoofd, kin en neus. Aangeefster verklaarde dat de verdachte deze verwondingen bij haar had aangebracht, hij had haar geslagen. [4]
Op 17 maart 2020 is er een letselbeschrijving van aangeefster opgemaakt door de afdeling Forensische Geneeskunde van de GGD Zuid-Limburg. In die letselbeschrijving staat dat de onderzoekend arts meerdere huidverkleuringen heeft geconstateerd, passend bij bloeduitstortingen. Deze verkleuringen (blauwe plekken) zaten op de volgende plaatsen:
Rechteroog, linkeroog, kin en op de halsstreek.
De beschreven letsels passen bij bloeduitstortingen ontstaan door de uitwendige inwerking van stomp mechanische, botsende of samendrukkende krachten met of tegen een voorwerp op een lichaamsdeel, zoals bijvoorbeeld slaan (al dan niet met een voorwerp), stompen, schoppen, stoten, vallen of knijpen. [5]
Per brief van 23 juni 2020 heeft forensisch arts [naam 4] zich uitgelaten over de vraag of het letsel veroorzaakt is door mishandeling of door een val/vallen. [naam 4] rapporteert: “De bloeduitstortingen rond beide ogen zouden bij een val op de kin door beschadigingen aan de schedel c.q. de hersenvliezen zijn ontstaan. De impact op de kin moet dan echter zo groot zijn dat er ook beschadigingen (breuken) aan de schedelbasis zijn. Dit zou klinische verschijnselen geven waaronder: een heldere vloeistof uit de neus, oren en/of mond, bloed uit de neus, de oren of de mond; blauwe plekken rond de ogen of achter de oren; bewusteloosheid; een diepe ademhaling afgewisseld met vrijwel ademstilstand; epileptische aanvallen en hoofdpijn.
Door de samenstelling van letsels (beide ogen en de kin) is het zeer veel waarschijnlijker dat het letsel is ontstaan onder de in scenario 1 geschetste toedracht
[de letsels zijn veroorzaakt door slaan of stompen, rechtbank]dan onder de in scenario 2 geschetste toedracht
[de letsels zijn veroorzaakt door een val, rechtbank].” [6]
Nadere bewijsoverweging
De verbalisanten die als eerste ter plaatse zijn vernemen van aangeefster dat zij is geslagen door haar zoon. Aangeefster doet hier een dag later ook aangifte van. Hetgeen zij dan verklaart, vindt steun in de verklaring van haar kleinzoon, getuige [naam 3] , en vindt ook steun in de diverse medische bevindingen.
Door de verdediging is een alternatief scenario geschetst; aangeefster zou zijn gevallen tegen een glazen salontafel. In het licht van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, is dit alternatieve scenario onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank hecht daarbij geen geloof aan de latere verklaring van aangeefster, onder meer inhoudend dat zij niet is geslagen, niet gesproken heeft met de politie, niet naar de politie is geweest en dat de politie ook niet bij haar is geweest. Kennelijk is aangeefster zo afhankelijk van verdachte, dat zij bereid is een verklaring af te leggen die de waarheid geweld aan doet.
Voorwaardelijk verzoek tot het horen van deskundige [naam 4]
Bij pleidooi heeft de raadsman verzocht, mocht de rechtbank de verklaring van [naam 4] willen bezigen voor het bewijs, deze te horen als “getuige-deskundige”. Een verdere inhoudelijke onderbouwing van het verzoek heeft de verdediging niet gegeven.
Nu [naam 4] geen getuige is geweest van het beweerdelijke voorval, zich alleen als deskundige heeft uitgelaten over de medische bevindingen en de figuur van de “getuige-deskundige” sinds 2010 uit het Nederlandse strafproces is verdwenen, vat de rechtbank dit verzoek op als een verzoek tot het horen van [naam 4] als deskundige. Dit verzoek wijst de rechtbank af.
In het licht van de stukken die zich thans in het dossier bevinden, het onderzoek dat reeds is verricht en de stand van het geding, oordeelt de rechtbank, zeker zonder nadere onderbouwing daartoe van het verzoek, geen noodzaak aanwezig [naam 4] als deskundige te horen.
De rechtbank acht, gelet op de voorgaande bewijsoverwegingen, het aan de verdachte ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De rechtbank acht het aan de verdachte ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, ter terechtzitting afgelegd;
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] . [7]
Nadere overweging
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het hondje van zijn moeder heeft gedood omdat het ziek was. Hij wilde het hondje uit zijn lijden verlossen. De rechtbank acht deze verklaring onaannemelijk nu aangeefster [slachtoffer 2] en getuige [naam 3] beiden hebben verklaard dat het hondje niets mankeerde. Daarbij, ook als het hondje ziekelijk zou zijn, geeft dit de verdachte nog niet het recht om het hondje eigenhandig en zonder instemming van zijn moeder te doden.
Parketnummer 03.247807.20 [8]
De rechtbank acht het aan de verdachte ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, ter terechtzitting afgelegd;
- het proces-verbaal van bevindingen. [9]
Overweging met betrekking tot het bewijsverweer
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de belediging van verbalisant
[naam 1] , omdat deze verbalisant in het proces-verbaal van bevindingen niet expliciet heeft verklaard dat hij zich beledigd voelde door de verdachte. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
De verdachte heeft ‘kankerwouten’ en ‘piswouten’ naar de verbalisanten geroepen.
Eenvoudige belediging is alleen strafbaar wanneer de dader opzet heeft op de aanranding van iemands eer of de goede naam. Het opzet moet zijn gericht op de persoon van de beledigde en — indien deze als ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening is beledigd — tevens op die omstandigheid. In het bezigen van een in het algemeen spraakgebruik erkend scheldwoord ligt de strekking, en daarmee het opzet, om te beledigen besloten.
De scheldwoorden ‘piswouten’ en ‘kankerwouten’ hebben een objectief beledigend karakter. Mede gelet op de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen, kunnen deze woorden ook in de onderhavige context niet anders dan beledigend zijn bedoeld en ze zijn door de verbalisanten ook als zodanig opgevat. Dat verbalisant [naam 1] niet expliciet heeft verklaard dat hij zich beledigd voelde doet daar niets aan af. De rechtbank acht dan ook de belediging ten aanzien van verbalisant [naam 1] wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Parketnummer 03.060165.20
Feit 1
op 6 maart 2020 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen zijn moeder, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door haar:
- meerdere malen met een vuist in het gezicht te slaan en
- aan haar haren te trekken.
Feit 2
op 6 maart 2020, te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk en wederrechtelijk een dier, te weten een hond, dat aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] , toebehoorde, heeft gedood.
Parketnummer 03.247807.20
op 18 september 2020 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam 5] (hoofdagent politie Eenheid Limburg) en [naam 1] (aspirant politie Eenheid Limburg), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: kankerwouten en piswouten.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Parketnummer 03.060165.20
Feit 1
Mishandeling, begaan tegen zijn moeder
Feit 2
Vernieling
Parketnummer 03.247807.20
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid geheel uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en daaraan gekoppeld een proeftijd van 5 jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn omschreven in het rapport van 27 mei 2021, alsmede de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. Gelet op het hoge recidiverisico, dienen de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een straf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijk deel niet groter is dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder dit is begaan
De verdachte heeft op 6 maart 2020 zijn moeder mishandeld door haar te slaan en aan haar haren te trekken én hij heeft haar hondje gedood. Op de foto’s in het dossier van slachtoffer [slachtoffer 2] is te zien dat zij op meerdere plaatsen in haar gezicht letsel heeft opgelopen. Aanleiding voor de verdachte om het slachtoffer te slaan was dat het slachtoffer een magnetronmaaltijd voor hem had meegenomen die hem niet beviel. De rechtbank vindt het zeer kwalijk en beangstigend dat de verdachte voor zoiets onzinnigs, als een volgens hem verkeerde maaltijd, door het lint gaat. Dat het slachtoffer zijn bejaarde en kwetsbare moeder is, maakt het nog kwalijker. Zeker wanneer daarbij bedacht wordt dat de mishandeling in het huis van zijn moeder heeft plaatsgevonden. De eigen woning is bij uitstek een plaats waar men zich veilig zou moeten voelen.
Behalve de impact die de feiten op de moeder van verdachte hebben gehad, dragen misdrijven als deze ook bij aan algemene gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. Daar komt bij dat de verdachte zonder enige aanleiding het hondje van zijn moeder heeft gedood. Kennelijk deinst de verdachte er niet voor terug om, in zijn razernij, een weerloos huisdier zo maar de keel door te snijden. Ook dit schokt en beangstigt de rechtbank. Dat de verdachte, zoals hij zelf meermaals ter zitting naar voren heeft gebracht, jarenlange beroepservaring heeft met het zo pijnloos mogelijk slachten van slachtdieren maakt dat niet anders.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan belediging van twee ambtenaren in functie. Door deze beledigingen te uiten, zijn de betrokken ambtenaren aangetast in hun eer en goede naam.
Persoon van de verdachte
De psycholoog [naam 6] heeft, in het kader van de strafzaak rond de mishandeling van zijn moeder en het doden van haar hondje, over de geestvermogens van de verdachte op 17 juni 2020 een rapport uitgebracht. In dat rapport wordt de verdachte als volgt beschreven.
Onderzochte is een 56-jarige geagiteerde man, met een beperkte emotionele draagkracht die zich gedurende het onderzoek sociaal wenselijk opstelt en niet het achterste van zijn tong laat zien. Er is bij onderzochte sprake van een psychische stoornis in de vorm van een stoornis in alcoholgebruik. Zijn alcoholgebruik is niet dagelijks en lijkt vooral te worden ingegeven door een tekortschietende coping. Als er situaties ontstaan die voor onderzochte lastig zijn, verdraagt hij de bijbehorende gevoelens zoals angst, onzekerheid of minderwaardigheidsgevoelens, heel slecht. Alcohol lijkt op dergelijke momenten zijn beperkte emotionele draagkracht te moeten compenseren.
Er is bij onderzochte verder sprake van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken. Het ontbreekt onderzochte aan adequate copingvaardigheden om met lastige situaties om te gaan. Zijn frustratietolerantie is erg beperkt. Zodra er een moeilijk gevoel ontstaat moet hij dat ongedaan maken. Hij wordt dan dominant, dwangmatig en dwingend. Als hij het moeilijke gevoel niet snel genoeg kwijtraakt, wordt hij onrustig, prikkelbaar en zet dit gevoel zich snel om in acting out gedrag. Vaak begint dat met het innemen van alcohol en dan wordt hij veelal (verbaal) agressief. Zijn impulscontrole schiet daarbij tekort waardoor hij grote moeite heeft om zijn boosheid te beheersen. Ook zijn gewetensfunctie schiet tekort, hij kan zich niet goed in de ander verplaatsen, waardoor er een lagere drempel is om te komen tot gedrag waarbij hij de grenzen van de ander overschrijdt. Hij legt de verantwoordelijkheid voor zijn eigen grensoverschrijdende gedrag buiten zichzelf. Er is ook sprake van een gebrekkige autonomie. Onderzochtes zelfgevoel is
laag en zijn identiteitsgevoel gebrekkig. Dit maakt hem heel gevoelig voor de waardering
van de ander dan wel de afwijzing door de ander. Zijn gemoedstoestand kan dan ook
sterk en snel wisselen. Hij is voor zijn emotionele welbevinden dus afhankelijk van de
ander. Dat onderzochte komt tot agressief acting out gedrag zoals omschreven in
de tenlastelegging, hangt ook samen met zijn persoonlijkheidsstoornis. Door zijn gebrekkige frustratietolerantie en zijn beperkte impulscontrole wordt een onaangenaam, gevoel
(bijvoorbeeld zich afgewezen voelen) al snel omgezet in agressief handelen. Hij wordt hierin niet geremd door een goed functionerend geweten. Dit zijn de antisociale aspecten van zijn persoonlijkheidsstoornis. Het gebruik van alcohol, de nacht voorafgaand aan het ten laste gelegde zorgt voor nog minder remming in het uitleven van zijn agressieve impulsen.
De psycholoog heeft ook onderzocht in hoeverre voornoemde stoornis en problematiek van invloed zijn geweest op de feiten. Volgens de psycholoog mag aangenomen worden dat de stoornis en problematiek de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het bewezen verklaarde hebben beïnvloed. Het advies luidt om het bewezen verklaarde in verminderde mate toe te rekenen.
Hoewel dit advies dus gegeven is in het kader van de strafzaak rond de mishandeling van mevrouw [slachtoffer 2] en het doden van haar hondje, acht de rechtbank dit advies ook van toepassing op de zaak rond de belediging van de verbalisanten. De rechtbank ziet in het dossier ruim voldoende aanknopingspunten dat de verdachte ook ten tijde van deze feiten te kampen had met dezelfde persoonlijkheidsstoornis, een gebrekkige frustratietolerantie en een beperkte impulscontrole. Het komt de rechtbank daarbij voor dat de interventie door de verbalisanten bij de verdachte kennelijk een onaangenaam gevoel veroorzaakte, hetgeen hem bracht tot agressief acting out gedrag, waarbij de verdachte niet geremd werd door een goed functionerend geweten.
Kort en goed, de verdachte zal door de rechtbank in verminderde mate verantwoordelijk worden gehouden voor de door hem gepleegde feiten.
De psycholoog schat, zonder behandeling, het risico op toekomstig gewelddadig gedrag door verdachte in als hoog. De motivatie van onderzochte is wisselend en zodra de stok achter de deur, bijvoorbeeld in de vorm van een voorwaardelijk strafdeel, wegvalt, zal onderzochte niet geneigd zijn om nog langer deel te nemen aan de nodige behandeling of begeleiding. Om herhaling van strafbare feiten te voorkomen en een zo gunstig mogelijke ontwikkeling te bevorderen wordt behandeling en begeleiding geadviseerd binnen het kader van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. Dit geeft de reclassering goede mogelijkheden om onderzochte voor langere tijd te begeleiden en hem daarbij de nodige voorwaarden op te leggen. Daarbij valt onder andere te denken aan behandeling bij een forensische polikliniek, urinecontroles en/of het nemen van medicatie om alcoholgebruik te ontmoedigen.
De reclassering heeft in een rapport van 27 mei 2021 beschreven dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. In dit rapport komt de reclassering eveneens tot het advies om een gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen. De verdachte heeft een stoornis in alcoholgebruik en er is sprake van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken. Hij heeft een beperkte emotionele draagkracht. Zijn gewetensfunctie, frustratietolerantie en impulscontrole zijn erg beperkt. Er is sprake van een gebrekkige autonomie. De verdachte is voor zijn emotioneel welbevinden afhankelijk van anderen. Dit zorgt voor een symbiotische behoefte in relaties. Emoties kunnen zeer hoog oplopen bij betrokkene en omslaan in paniek als hij stress ervaart. Om tot rust te komen, dienen problemen direct (door hulpverlening) voor hem te worden opgelost. Hij kan zich in die situaties dwingend, dominant en dwangmatig opstellen.
De reclassering adviseert om in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden op te leggen.
Straf
Alles afwegend zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaren en met aftrek van het voorarrest.
De gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht zal de rechtbank opleggen nu dit naar haar oordeel en conform de adviezen daaromtrent, in het belang is van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van en maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in art. 38z lid 1 Sr is voldaan. Verdachte heeft zich immers schuldig gemaakt aan een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en aan hem wordt ter zake van onder meer dit strafbare feit bovendien een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd.
Gelet op het hoge recidiverisico is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom de dadelijke uitvoerbaarheid bevelen van de op te leggen bijzondere voorwaarden en het daarop uit te oefenen toezicht.
De verdachte heeft nog verzocht geen enkelband in het kader van elektronisch toezicht meer te hoeven dragen. Dit verzoek wijst de rechtbank af. De rechtbank acht het nog steeds van belang dat met behulp van dit elektronische controlemiddel het uit te spreken locatieverbod kan worden gehandhaafd.

7.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

7.1
Parketnummer 96.127071.18
Ter terechtzitting is gelijktijdig behandeld de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van 1 maand, aan de verdachte opgelegd bij onherroepelijk vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg d.d. 26 september 2018, gewezen onder parketnummer 96.127071.18. De vordering voldoet aan de bij de wet gestelde eisen.
De verdediging heeft primair verzocht om de vordering af te wijzen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om de proeftijd te verlengen met één jaar en meer subsidiair heeft de verdediging verzocht om de straf gedeeltelijk ten uitvoer te leggen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte door hetgeen thans bewezen en strafbaar is verklaard zich voor het einde van de vastgestelde proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit en aldus de algemene voorwaarde heeft overtreden.
Bijzondere omstandigheden die aan de gevorderde tenuitvoerlegging in de weg zouden staan, zijn niet aanwezig.
De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
7.2
Parketnummer 03.065647.19
Ter terechtzitting is gelijktijdig behandeld de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van 7 dagen, aan de verdachte opgelegd bij onherroepelijk vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg d.d. 17 januari 2020, gewezen onder parketnummer 03.065647.19. De vordering voldoet aan de bij de wet gestelde eisen.
De verdediging heeft primair verzocht om de vordering af te wijzen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte door hetgeen thans bewezen en strafbaar is verklaard zich voor het einde van de vastgestelde proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit en aldus de algemene voorwaarde heeft overtreden.
Bijzondere omstandigheden die aan de gevorderde tenuitvoerlegging in de weg zouden staan, zijn niet aanwezig.
De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 38z, 57, 266, 267, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het ten laste gelegde onder parketnummer 03.240865.20;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 5 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
meldplicht bij de reclassering: veroordeelde meldt zich binnen vijf dagen na dit vonnis bij SVG Reclassering Limburg Mondriaan (telefoonnummer: 088-5068888). Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname: veroordeelde laat zich behandelen door Radix of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
alcoholverbod: veroordeelde gebruikt geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
locatieverbod: veroordeelde bevindt zich niet in de
Ericastraat te Sittardzolang de reclassering noodzakelijk acht. Veroordeelde werkt mee aan elektronisch controle op dit locatieverbod. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische controle nodig is dat betrokkene in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen;
Triade en Kredietbank:veroordeelde houdt zich aan de afspraken met zorggroep Triade en met de Kredietbank zolang de reclassering noodzakelijk acht;
  • geeft aan SVG Reclassering Mondriaan de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- beveelt dat de gestelde voorwaarden, alsmede het door de reclassering uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
Maatregel
- legt aan de verdachte op de maatregel tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking;

De vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 03.127071.18

- gelast de gehele tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 maand;

De vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 03.065647.19

- gelast de gehele tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 7 dagen;

Voorlopige hechtenis

- heft op het tegen verdachte verleende geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.M.M. Gijselaers, voorzitter, mr. M.B. Bax en
mr. drs. M.A.M. Pijnenburg, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. N.M.J.G.A. van Hinsberg, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 juni 2021.
Buiten staat
Mr. drs. M.A.M. Pijnenburg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Parketnummer 03.240865.20
hij op of omstreeks 1 februari 2020 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen zijn levensgezel, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, in het gezicht te slaan;
(Artikel art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 03.060165.20
Feit 1
hij op of omstreeks 6 maart 2020 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen zijn moeder, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door haar:
- meerdere malen met een vuist in het gezicht te slaan en/of
- aan haar haren te trekken;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2
hij, op of omstreeks 6 maart 2020, te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk en wederrechtelijk een dier, te weten een hond (Maltezer), dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] , toebehoorde, heeft gedood;
( art 350 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
Parketnummer 03.247807.20
hij op of omstreeks 18 september 2020 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam 5] (hoofdagent politie Eenheid Limburg) en/of [naam 1] (aspirant politie Eenheid Limburg), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: kankerwouten en/of piswouten, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
(Artikel art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie district Zuid-West-Limburg, basisteam Westelijke Mijnstreek, proces-verbaalnummer PL2300-2020036684, gesloten d.d. 23 maart 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 74, alsmede de niet-doorgenummerde stukken.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina’s 27 tot en met 30.
3.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , dossierpagina’s 6 tot en met 9.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] , dossierpagina’s 38 en 39.
5.Letselrapportage d.d. 17 maart 2021 door GGD Zuid-Limburg, dossierpagina’s 68 en 69.
6.Aanvulling op het letselrapport van 17 maart 2020, d.d. 23 juni 2021 door GGD Zuid-Limburg, niet doorgenummerd.
7.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , dossierpagina’s 6 en 7.
8.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie district Zuid-West-Limburg, basisteam Westelijke Mijnstreek, proces-verbaalnummer PL2441-2020156980, gesloten d.d. 29 september 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 24.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina’s 3 en 4.