ECLI:NL:RBLIM:2021:4990

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
21-003946
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beklag tegen beslag van biggen wegens overtreding van de Wet Dieren

Op 22 juni 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een beklag tegen de inbeslagname van twee biggen. De klager, geboren in 1964 en woonachtig in Nijmegen, had op 7 maart 2021 de biggen in beslag laten nemen door de politie wegens overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en de Wet Dieren. De klager betwistte de beschuldigingen van mishandeling en verwaarlozing van de biggen en verzocht om teruggave van de dieren. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een openbare raadkamer op 8 juni 2021, waarbij de klager, zijn advocaat en de officier van justitie aanwezig waren.

De rechtbank oordeelde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later tot een veroordeling zou komen voor overtreding van de Wet Dieren, en dat de inbeslaggenomen biggen verbeurd verklaard zouden kunnen worden. De officier van justitie voerde aan dat het belang van de strafvordering zich verzet tegen teruggave van de biggen, omdat er al een dagvaarding was uitgebracht en de klager in een soortgelijke zaak betrokken was. De rechtbank concludeerde dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het beslag en verklaarde het beklag ongegrond.

De beslissing werd genomen door mr. A.P.A. Bisscheroux, in aanwezigheid van griffier D.C.H.B. Slenter, en werd openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad, binnen veertien dagen na betekening van de beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Strafrecht
Zittingsplaats Maastricht
raadkamernummer : 21-003946
datum : 22 juni 2021
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[klager] ,

geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. M.W.J. Rosendaal, advocaat te Arnhem (Velperweg 78, 6824 HL Arnhem),
hierna te noemen: de klager, tevens beslagene.

Feiten

Uit de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 Sv, blijkt dat op 7 maart 2021 onder de klager 2 biggen in beslag zijn genomen.

Procedure

Het klaagschrift is op 26 maart 2021 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft op 8 juni 2021 het klaagschrift in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de klager, de advocaat, mr. M.W.J. Rosendaal en de officier van justitie gehoord.
De uitspraak is bepaald op heden.

Beklag

Het beklag strekt tot teruggave van de inbeslaggenomen 2 biggen.
Door en namens de klager is aangevoerd dat de klager met zijn 2 biggen in het centrum van Maastricht liep. Daar kreeg hij wat moeilijkheden met de politie en moest hij de binnenstad verlaten. De klager werd aangehouden voor overtreding van de APV. Navraag door de raadsman bij de politie leverde op dat de politie nog onderzoekt of de klager de Wet Dieren heeft overtreden. De klager was irritant en vervelend en moest weg uit het centrum van Maastricht. Daarom is het feit van overtreding van de Wet Dieren erbij betrokken.
[naam] van Dierenkliniek [naam] geeft in zijn rapport op 17 maart 2021 aan dat de biggen beter gevoerd en betere huisvesting moeten krijgen bij een nieuwe eigenaar. [naam] heeft niet de toestand van de biggen gezien op 7 maart 2021 toen de biggen in beslag genomen zijn en daarvan zijn ook geen foto’s beschikbaar. Ook op 8 maart 2021 heeft [naam] niet waargenomen dat het zwarte varken een bultje onder het linker oor en schurft bij de neus heeft en dat het bruine varken flinke schurft op zijn rug en buik heeft. Later gaat het slechter met de varkens, maar dat kan niet aan de klager worden verweten.
De klager betwist dat hij de biggen heeft mishandeld, dat hij de biggen in een ongeschikte omgeving heeft gehouden, dat hij de nodige verzorging aan de biggen heeft onthouden en dat hij ze niet het juiste en voldoende voedsel heeft gegeven. Hij heeft daarover overleg met de fokker gehad. De biggen zijn minivarkens en behoren tot de categorie huisdieren. Hij mag deze, net zoals honden, meenemen naar de stad. De klager is bovendien vaak buiten met de biggen.
Het beklag dient gegrond te worden verklaard.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie verzet zich tegen teruggave van de inbeslaggenomen biggen aan de klager en heeft daartoe aangevoerd dat het belang van strafvordering zich daartegen verzet, omdat het Openbaar Ministerie zal vorderen dat de biggen zullen worden verbeurd verklaard en het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de rechter het Openbaar Ministerie daarin zal volgen. Er is reeds een dagvaarding uitgebracht en klager wordt vervolgd wegens overtreding van artikel 2.1. lid 1 en 2.2. lid 8 van de Wet Dieren.
De klager gaat niet goed om met de biggen. Uit het rapport van dierenarts [naam] blijkt dat de nieuwe eigenaar de biggen beter moet voeren en verzorgen. Deze dierenarts wordt niet door de politie aangestuurd. De officier van justitie is het niet eens met het standpunt van de raadsman dat de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten niet deugt, omdat de daarin gerelateerde mishandeling door de klager van de biggen niet blijkt uit de aan het dossier toegevoegde camerabeelden. Het klopt dat op de camerabeelden niet te zien is dat de klager de biggen mishandelt. Uit de stukken in het dossier blijkt volgens de officier van justitie wel voldoende dat de klager niet in staat is om voor de biggen te zorgen. Op basis van de inhoud van het dossier kan niet gezegd worden dat er geen verbeurdverklaring van de biggen zal volgen.
Tevens blijkt uit de justitiële documentatie (strafblad) van de klager dat hij een soortgelijke openstaande strafzaak (betreffende het dierenwelzijn van kuikentjes) heeft in Oost-Nederland.
Het klaagschrift dient ongegrond te worden verklaard.

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd.
Het beklag is schriftelijk gedaan en ingediend binnen twee jaren na inbeslagneming. De klager is daarom ontvankelijk in het beklag.
De rechtbank is aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens nagegaan of een ander dan klager als belanghebbende moet worden aangemerkt. Hiervan is de rechtbank niet gebleken.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
In geval van een beklag tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank eerst te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Als het strafvorderlijk belang voortduring van het beslag vordert, wordt geen teruggave gelast.
Als geen strafvorderlijk belang aan teruggave in de weg staat, vindt teruggave plaats aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave als het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer dat voorwerp kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen, -ook in een zaak betreffende een ander dan de klager-, wanneer dat voorwerp kan dienen om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen of als niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of de onttrekking aan het verkeer van dat voorwerp zal bevelen.
Uit de stukken en hetgeen in raadkamer is besproken, is het volgende gebleken.
De klager is op 7 april 2021 aangehouden wegens verdenking van overtreding van de APV van de gemeente Maastricht alsmede van artikel 2.1. van de Wet Dieren.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de politie een melding heeft gekregen over een man die in de binnenstad van Maastricht voor overlast zorgde. Deze man viel voorbijgangers lastig en had twee biggetjes bij zich waar hij niet goed mee omging. Deze man bleek klager te zijn. De verbalisanten hebben uit eigen waarneming verklaard dat zij hebben gezien dat klager een big oppakte en dat hierbij zijn vinger in het oog van het biggetje kwam, dat een vrouw tegen hen heeft gezegd dat klager een biggetje van een bankje had afgegooid en dat klager vervolgens tegen hen zei: “klopt, een varken hoort niet op een bank”, dat zij hebben gezien dat een biggetje schaafwonden had en een ander biggetje een gezwel had in zijn gezicht en moeilijk liep. De biggetjes zijn vervolgens in beslag genomen.
Uit een verslag van dierenkliniek [naam] blijkt dat de biggen zijn gezien op 8, 11, 12 en 17 maart 2021. Op 8 maart 2021 noteert de dierenarts [naam] over het zwarte varkentje: “bultje onder linker oog en schurft bij de neus” en over het bruine varken: “flinke schurft rug en buik”. Er worden injecties toegediend.
Op 11 maart 2021 is bij het zwarte varken het abces onder het linkeroor opengemaakt,. Op 17 maart 2021 noteert de dierenarts dat beide varkens zijn behandeld tegen schurft en het ene varken voor het abces en dat de varkens beter gevoerd moeten worden en bij de nioeuwe eigenaar betere huisvesting moeten krijgen.
In zijn verhoor bij de politie en tijdens de behandeling in raadkamer heeft de klager onder meer verklaard dat hij met de biggen in zijn auto vanuit zijn woonplaats Nijmegen naar Maastricht is gekomen en noodgedwongen met de biggen in zijn auto heeft moeten overnachten omdat hij niet meer welkom was op zijn logeeradres. Hij heeft de biggen nu drie weken in zijn bezit. Hij heeft in zijn woning een bench, maar ze slapen ook in zijn bed. Hij voert de biggen varkensvoer, appels, haring, Luikse wafels, katten- en hondenvoer, gamba’s en kreeft. Ze hebben een hekel aan friet en oesters. Hij loopt veel buiten met de biggen, dat is net een grote wei.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, tot een veroordeling wegens overtreding van artikel 2.1 en/of 2.2. lid 8 van Wet Dieren zal komen en de inbeslaggenomen biggen zal verbeurd verklaren.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het beslag.
Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beklag ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door
mr. A.P.A. Bisscheroux, rechter,
in tegenwoordigheid van D.C.H.B. Slenter, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2021.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de beklager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.