ECLI:NL:RBLIM:2021:499
Rechtbank Limburg
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot gevangenhouding in het kader van uitlevering
Op 21 januari 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot gevangenhouding van een opgeëiste persoon, die op 22 september 2020 was aangehouden. De rechtbank oordeelde dat de vordering tot gevangenhouding niet toelaatbaar was, omdat de termijn voor verlenging van de vrijheidsbeneming niet tijdig was ingediend. De officier van justitie had de opgeëiste persoon op 15 januari 2021 in vrijheid gesteld, maar direct aansluitend een nieuwe aanhouding bevolen op basis van artikel 21 lid 1 van de Uitleveringswet. De rechtbank stelde vast dat de vordering tot gevangenhouding niet kon worden toegewezen, omdat de voorwaarden voor herstel van termijnverzuim niet waren vervuld. De rechtbank wees de vordering af en gelastte de onmiddellijke invrijheidstelling van de opgeëiste persoon. Dit besluit werd genomen na een zorgvuldige afweging van de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw, waarbij de rechtbank concludeerde dat de Uitleveringswet geen mogelijkheden biedt voor herstel van termijnverzuim in deze situatie. De rechtbank benadrukte dat de wetgever bewust heeft gekozen voor strikte voorwaarden bij de toepassing van dwangmiddelen in uitleveringszaken.