ECLI:NL:RBLIM:2021:4962

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
C/03/269317 / HA ZA 19-497
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis bewijsopdracht in geschil over betaling van geleverde goederen en gebrekkige producten

In deze zaak vordert eiseres, MCB Specials B.V., betaling van gedaagde voor geleverde goederen, namelijk ijzeren staven. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat de geleverde goederen gebrekkig waren, waardoor zij schade heeft geleden en een tegenvordering heeft. Gedaagde stelt dat er een afspraak is gemaakt om de vorderingen over en weer te verrekenen, zodat er niets meer te vorderen zou zijn. De rechtbank heeft gedaagde de gelegenheid gegeven om bewijs te leveren van deze afspraak. De rechtbank bespreekt de feiten van de zaak, waaronder de leveringen van MCB aan gedaagde en de klachten die gedaagde heeft geuit over de kwaliteit van de geleverde staven. De rechtbank overweegt dat, zelfs als de producten gebrekkig zijn, dit niet automatisch betekent dat gedaagde niet hoeft te betalen. De rechtbank wijst erop dat juridische stappen nodig zijn om van de betalingsverplichting bevrijd te worden. De rechtbank heeft de vordering van MCB voor een deel toegewezen, maar houdt verdere beslissingen aan in afwachting van het bewijs dat gedaagde moet leveren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/269317 / HA ZA 19-497
Vonnis van 16 juni 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MCB SPECIALS B.V.,
gevestigd te Almere,
eiseres,
advocaat mr. R. Eringa te Sint-Oedenrode,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.R.H.J. Ramakers te Maastricht.
Partijen zullen hierna MCB en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 september 2019 met 24 producties;
  • de conclusie van antwoord met 8 producties;
  • de dagbepaling van de comparitie na antwoord;
  • het proces-verbaal van comparitie van 11 september 2020 met aangehechte foto’s;
  • de akte van MCB met productie 25;
  • de antwoordakte van [gedaagde] ;
  • de akte van MCB met productie 26 tot en met 26J;
  • de antwoordakte van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
MCB exploiteert een groothandel in onder meer metalen. [gedaagde] verricht werkzaamheden op het gebied van metaalbewerking.
2.2.
Naar aanleiding van aanvragen van [gedaagde] om staal te leveren, heeft MCB aan [gedaagde] offertes afgegeven op 2 januari 2017 (productie 4 bij dagvaarding) en
28 april 2017 (productie 11 bij dagvaarding).
2.3.
Op deze offertes staat vermeld: “Op al onze aanbiedingen en overeenkomsten voor de levering van goederen en diensten zijn van toepassing de algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden van de MCB Group, gedeponeerd bij de K.v.K. onder nummer (…). Deze zijn te downloaden op www.mcbspecials.eu. (…)”.
2.4.
In 2017 heeft MCB drie keer staven aan [gedaagde] geleverd. [gedaagde] heeft na bewerking van de staven metaalproducten voor machines gemaakt die zij verkocht heeft aan haar klanten. De drie leveringen betroffen alle:
- 30 stuks korte ronde staven C45-materiaal met de lengte 237 millimeter,
- 30 stuks lange ronde staven C45-materiaal met de lengte 294 millimeter.
2.5.
[gedaagde] heeft de facturen die betrekking hebben op de eerste levering betaald. Zij heeft de facturen voor tweede levering (€ 11.181,68) en derde levering (€ 10.845,23) onbetaald gelaten. Daarnaast heeft zij zes andere door haar niet betwiste facturen voor een bedrag van in totaal € 4.923,31 niet betaald.
2.6.
[gedaagde] heeft op 3 mei 2017 geklaagd over de kwaliteit van de korte staven van de eerste levering. Zij had op die datum de tweede levering al besteld.
2.7.
[gedaagde] heeft bij e-mail van 12 juli 2017 geklaagd over de kwaliteit van de staven van de tweede levering en heeft MCB aansprakelijk gesteld voor haar schade. Daarnaast vermeldt zij in de betreffende e-mail dat zij zoveel mogelijk schadebeperkend op zal treden door te proberen producten te maken van het geleverde materiaal zoals onderling is afgesproken. Alle afgekeurde producten zal zij tegen productprijs in rekening brengen naast de kosten die zij moet maken. Zij deelt tevens mee de tweede factuur niet te betalen (productie 1 bij conclusie van antwoord).
2.8.
Op 13 juli 2017 zendt [gedaagde] conform haar e-mail van 12 juli 2017 aan MCB een factuur voor door haar geleden schade voor een bedrag van in totaal € 13.612,50 (productie 19 bij dagvaarding). Op 24 juli 2017 zendt zij een tweede factuur voor door haar geleden schade voor een bedrag van € 14.194,39 (productie 20 bij dagvaarding).
2.9.
Bij brief van 18 februari 2019 sommeert MCB [gedaagde] tot betaling van de nog openstaande nota’s voor een bedrag van in totaal € 26.950,22 (productie 21 bij dagvaarding). Dit bedrag ziet op € 11.181,68 voor de tweede levering, € 10.845,23 voor de derde levering en € 4.923,31 voor zes andere nota’s.
2.10.
[gedaagde] reageert bij e-mail van 20 februari 2019 dat zij alle facturen heeft betwist dan wel dat deze zijn verrekend met haar vordering. Met de directie is afgesproken, zo schrijft [gedaagde] , dat de openstaande facturen zouden worden gecrediteerd en dat zij het afgekeurde materiaal zouden ophalen en dat [gedaagde] bij een correcte afhandeling het restant van haar (schade)vordering zou laten vallen (productie 22 bij dagvaarding).
2.11.
Bij e-mail van MCB van 4 april 2019 betwist zij de door [gedaagde] gestelde afspraak en houdt zij vast aan haar vordering (productie 23 bij dagvaarding).
2.12.
Artikel 6.5. van de algemene voorwaarden waarnaar MCB verwijst in haar offertes, luidt voor zover relevant als volgt:
“(…) Indien verkoper in verband met niet-tijdige betaling (buiten)gerechtelijke maatregelen dient te nemen, waaronder begrepen het sturen van een enkele aanmaning, komen alle daaruit voortvloeiende kosten voor rekening van koper, welke geacht worden tenminste 15% te bedragen van de openstaande vordering met een minimum van 150 Euro.”

3.Het geschil

3.1.
MCB vordert - samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om aan haar te voldoen:
een bedrag van € 26.950,22 aan facturen te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldatum van de facturen tot de dag van algehele voldoening;
een bedrag van € 4.042,43 aan incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum verzuim tot de dag van algehele voldoening;
de proceskosten en de nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten.
3.2.
MCB vordert nakoming door [gedaagde] van de verbintenis tot betaling vanwege de geleverde goederen, die voortvloeit uit de overeenkomst die partijen gesloten hebben. Het door Oostwegen te betalen bedrag van € 26.950,22 bestaat uit:
- € 11.181,68 voor levering 2
- € 10.845,23 voor levering 3
- € 4.923,31 voor de overige - niet betwiste - facturen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Zij stelt allereerst dat is afgesproken dat de nota’s over een weer met elkaar zouden worden verrekend, zodat partijen over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben. Vervolgens voert zij als verweer dat MCB is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenis die voortvloeit uit de overeenkomst door gebrekkige producten te leveren.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kern van het geschil is of MCB recht heeft op betaling van de nog openstaande facturen. De rechtbank zal de verweren van [gedaagde] hieronder achtereenvolgens bespreken.
Zijn alle facturen van MCB door verrekening tenietgegaan?
4.2.
[gedaagde] stelt dat zij tijdens een gesprek in oktober 2017 met de voormalige directeur van MCB, de heer De Bokx, heeft afgesproken dat alle facturen van MCB (dus ook de facturen die geen betrekking hebben op de leveringen 2 en 3) weggestreept zouden worden tegen haar facturen van 13 juli 2017 ad € 13.612,50 en 24 juli 2017 ad € 14.191,39, dus in totaal € 27.803,89, die zien op (schade door) de gebrekkige leveringen. Vanwege die gemaakte afspraak heeft MCB niet eerder een vordering ingesteld. Pas nu er een nieuwe directeur is, wordt er een vordering ingesteld. Bij het gesprek in oktober 2017 waren de [naam 1] , zijn zoon en dochter, de heer [naam 2] en de [naam salesmanager] , salesmanager van MCB, aanwezig. [gedaagde] biedt bewijs van haar stelling aan.
4.3.
MCB heeft deze stelling gemotiveerd betwist. Zij stelt onder meer dat de [naam salesmanager] die bij het gesprek aanwezig was, deze vermeende afspraak ontkent.
4.4.
Gelet op de gemotiveerde betwisting door MCB is het aan [gedaagde] , die zich op die afspraak beroept, deze te bewijzen. De rechtbank zal haar daartoe in de gelegenheid stellen. Indien [gedaagde] erin slaagt dit bewijs te leveren, zal de vordering van MCB worden afgewezen.
4.5.
Voor het geval [gedaagde] niet in het bewijs slaagt, overweegt de rechtbank als volgt.
Non-conformiteit van de leveringen 2 en 3?
4.6.
[gedaagde] beroept zich vervolgens op de non-conformiteit van de geleverde producten. Volgens [gedaagde] heeft MCB niet de kwaliteit geleverd die tussen partijen is overeengekomen. De geleverde staven voldeden niet aan de kwaliteitsstandaard die [gedaagde] had besteld. Er ontbrak onder meer een certificaat waaruit bleek dat het ging om Europees materiaal. De staven hadden verder te veel en te grote insluitingen en waren daarmee ongeschikt om te worden gebuikt voor het doel waarvoor zij door [gedaagde] (voor haar klanten) waren aangekocht. Dat is pas te zien als de staven worden doorgezaagd voor verwerking. De producten waren dus gebrekkig.
4.7.
De rechtbank overweegt als volgt. Zelfs al zouden de geleverde producten gebrekkig zijn, dan betekent dat enkele feit nog niet dat [gedaagde] deze niet meer hoeft te betalen. De producten zijn immers geleverd en daartegenover staat de verplichting tot betaling. Dat [gedaagde] een deel van de tweede levering en de gehele derde levering op haar terrein gereed heeft gehouden om door MCB te worden opgehaald, doet daar niet aan af. Om van haar betalingsverplichtingen bevrijd te worden, zijn juridische vervolgacties van [gedaagde] nodig, zoals een beroep op opschorting van haar betalingsverplichting gevolgd door een beroep op verrekening met schade of ontbinding van de overeenkomst met als gevolg het ontstaan van verbintenissen tot ongedaanmaking. [gedaagde] heeft van vervolgacties in conventie geen melding gemaakt en zij heeft evenmin een vordering in reconventie ingesteld. Zij heeft alleen een beroep gedaan op de tussen partijen gemaakte
afspraakdat over en weer zou worden verrekend.
4.8.
Dat betekent dat, nu de betalingsverplichting is blijven bestaan, deze facturen moeten worden voldaan.
De overige facturen ter grootte van € 4.923,31
4.9.
Deze facturen zijn inhoudelijk niet betwist, dus deze moeten betaald worden.
De buitengerechtelijke incassokosten
4.10.
MCB vordert een bedrag van € 4.042,53 aan buitengerechtelijke incassokosten. Zij baseert haar vordering op artikel 6.5. van haar algemene voorwaarden (zie r.o. 2.12. van dit vonnis).
4.11.
MCB stelt dat deze voorwaarden van toepassing zijn, omdat zij in haar offertes heeft vermeld dat deze van toepassing zijn.
4.12.
[gedaagde] beroept zich op de vernietiging van dit artikel in de algemene voorwaarden, omdat MCB haar de algemene voorwaarden voor of bij het aangaan van de overeenkomst niet ter hand heeft gesteld, terwijl dit, omdat zij een kleine ondernemer is, wel had gemoeten.
4.13.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 6:233 aanhef en onder b BW is een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar als de gebruiker (in dit geval MCB) aan de wederpartij (in dit geval [gedaagde] ) niet een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. MCB heeft niet betwist dat [gedaagde] een kleine ondernemer is die zich kan beroepen op deze vernietigingsgrond, zodat de rechtbank daarvan uitgaat.
4.14.
Volgens artikel 6:234 lid 1 BW is de wederpartij de mogelijkheid geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen, als de gebruiker de algemene voorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst aan de wederpartij ter hand heeft gesteld. Dat MCB dit gedaan heeft, heeft zij niet gesteld, zodat er mede gezien de betwisting door [gedaagde] vanuit wordt gegaan dat dit niet gebeurd is.
4.15.
Aan artikel 6:233 aanhef en onder b BW kan volgens artikel 6:234 lid 1 BW ook voldaan worden door de voorwaarden overeenkomstig de in artikel 6:230c BW voorziene wijze te verstrekken. Dat daarvan sprake is geweest, is niet gesteld, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat ook hiervan geen sprake is geweest.
4.16.
Artikel 6:234 lid 1 BW bepaalt tot slot dat het mogelijk is om aan artikel 6:233 aanhef en onder b BW te voldoen, indien ter handstelling of verstrekking redelijkerwijs niet mogelijk is, door voor de totstandkoming van de overeenkomst aan de wederpartij bekend te maken dat de voorwaarden bij hem ter inzage liggen of bij een door hem opgegeven Kamer van Koophandel of een griffie van een gerecht zijn gedeponeerd, alsmede dat zij op verzoek zullen worden toegezonden. Naar het oordeel van de rechtbank is hieraan niet voldaan. MCB heeft niet gesteld dat ter handstelling of verstrekking redelijkerwijs niet mogelijk is. Verder vermelden de offertes weliswaar de vindplaats van de algemene voorwaarden bij de Kamer van Koophandel, maar niet gesteld of gebleken is dat MCB voor de totstandkoming van de overeenkomst aan [gedaagde] bekend gemaakt heeft dat de algemene voorwaarden op verzoek zullen worden toegezonden.
4.17.
Artikel 6:234 lid 2 BW biedt de gebruiker de mogelijkheid om - als kennisgeving op een andere wijze redelijkerwijs niet mogelijk is - voor of bij de totstandkoming van de overeenkomst aan de wederpartij bekend te maken waar van de voorwaarden langs elektronische weg kan worden kennisgenomen, alsmede dat zij op verzoek langs elektronische weg of op andere wijze zullen worden toegezonden.
Voor zover MCB een beroep heeft willen doen op dit artikellid had zij niet alleen bekend moeten maken waar op het internet haar algemene voorwaarden te vinden zijn, maar ook bekend moeten maken dat de algemene voorwaarden op verzoek langs elektronische weg of op andere wijze zullen worden toegezonden. Zij heeft niet (gesteld dat zij) aan die voorwaarden heeft voldaan en dat is ook niet gebleken.
4.18.
Voor wat betreft de stelling van MCB dat partijen een langdurige zakenrelatie hadden en dat [gedaagde] om die reden geen beroep kan doen op vernietiging van deze bepaling uit haar algemene voorwaarden, overweegt de rechtbank als volgt.
MCB heeft niet heeft gesteld dat deze voorwaarden ook in de eerdere relatie met [gedaagde] golden en evenmin dat die voorwaarden eerder wel op de door de wet voorgeschreven wijze aan [gedaagde] zijn overhandigd of bekend gemaakt. Die stelling passeert de rechtbank dus eveneens.
4.19.
De rechtbank vernietigt artikel 6.5. van de algemene voorwaarden van MCB dan ook met toepassing van artikel 6:233 BW. Artikel 6.5. kan dus niet als grondslag voor deze vordering gelden. Ook als de rechtbank de grondslag van deze vordering ambtshalve aanvult met artikel 6:96 lid 2 sub c BW is de vordering niet toewijsbaar, omdat MCB in de dagvaarding niet toelicht voor welke werkzaamheden zij een vergoeding gepast acht. Bij gebrek aan onderbouwing van haar stelling wijst de rechtbank de vordering ook op die grondslag af.
Overig
4.20.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan in afwachting van het resultaat van de bewijsopdracht.
4.21.
Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
draagt [gedaagde] op te bewijzen dat zij met de toenmalige directeur van MCB heeft afgesproken dat alle facturen van MCB (dus ook de facturen die geen betrekking hebben op de leveringen 2 en 3) en haar facturen van 13 en 24 juli 2017 van respectievelijk
€ 13.612,50 en € 14.191,39 over en weer zouden worden verrekend, waarna partijen over en weer niets meer van elkaar te vorderen zouden hebben,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
14 juli 2021voor uitlating door [gedaagde] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat [gedaagde] , indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat [gedaagde] , indien zij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden februari tot en met mei 2022 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. I.M. Etman in het gerechtsgebouw te Maastricht aan St. Annadal 1,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2021. [1]

Voetnoten

1.type: TN