Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiser sub 1] ,
[eiseres sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van [eisers] met 14 producties
- de nagezonden producties 15 en 16 van [eisers]
- de nagezonden productie 17 van [eisers]
- de conclusie van antwoord van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling op 3 juni 2021.
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil
- tot betaling van € 25.827,76, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het intreden van het verzuim, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede tot
- tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.033,28, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, en
- in de kosten van deze procedure, waaronder het salaris van de advocaat, alsmede de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis, althans een in goede justitie redelijk geachte termijn, tot aan de dag der algehele voldoening.
- € 7.465,70 (incl. BTW), zijnde het door [eisers] aan Bufix betaalde bedrag voor het stabiliseren van de aanbouw,
- € 10.146,46 aan schade ter zake het interieur van de woning van [eisers] ,
- € 676,80 aan schade ter zake het exterieur van het pand,
- € 498,50 aan schade bestaande in de herstelkosten van de tuin van de buren,
- € 1.706,45 aan notariskosten voor het vestigen van een zakelijk recht ten behoeve van de door Bufix aangebrachte palen op het naburige perceel om de aanbouw van [eisers] te stabiliseren,
- € 4.085,76 (incl. BTW) aan deskundigenkosten,
- € 1.247,97 aan kosten voor het herstel van de riolering van de buren,
4.De beoordeling
Kamerstukken II1992/93, 23 095, nr. 3, p. 33).
– bijvoorbeeld op palen – is gebouwd dan de (standaard stroken)fundering die ten behoeve van de aanbouw is gebruikt; dat is desgevraagd kennelijk ook niet het geval geweest bij woningen in de directe omgeving of in de straat van de woning aan de [adres] te [woonplaats 1] . Ook heeft [eisers] op vraag van de rechtbank geen antwoord kunnen geven op de vraag of er eerder problemen zijn geweest met de bodemgesteldheid in de directe omgeving, zodat het ervoor moet worden gehouden dat die er niet zijn geweest. Gelet op dit alles behoorde [gedaagde] het gebrek of de ongeschiktheid van de bodem waarop [eisers] de aanbouw heeft laten uitvoeren niet te kennen. Dit impliceert dat de gevolgen hiervan op grond van artikel 7:760 lid 2 BW voor rekening komen van [eisers] . De stelling van [eisers] dat, gelet op de eigenschappen van de grond, geen schade zou zijn opgetreden indien [gedaagde] een andere c.q. juiste fundering had toegepast, maakt dat in het licht van het voorgaande niet anders. De vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.