ECLI:NL:RBLIM:2021:4953

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
C/03/275769 / HA ZA 20-162
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een verzekeringsovereenkomst wegens misleiding door de verzekeringnemer

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 16 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres in conventie, die tevens verweerster in reconventie is, en de Nationale Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. De eiseres had een inboedelverzekering bij ING, waarvan Nationale Nederlanden de risicodrager is. Gedurende de looptijd van de verzekering heeft de eiseres meerdere schadeclaims ingediend, waarvan een aantal is gehonoreerd en andere zijn afgewezen. De verzekeraar heeft de verzekeringsovereenkomst ontbonden op basis van artikel 6.4 van de polisvoorwaarden, omdat zij meende dat de eiseres opzettelijk misleidende informatie had verstrekt over de schade aan haar inboedel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres in februari 2019 schade aan haar tapijt heeft gemeld, maar in latere communicatie de waarde van het tapijt op verschillende manieren heeft opgegeven, wat aanleiding gaf tot twijfels over de juistheid van haar claims. Nationale Nederlanden heeft kosten gemaakt om de schade te onderzoeken, die de eiseres volgens de verzekeraar opzettelijk had gemeld om een uitkering te verkrijgen waar zij geen recht op had. De rechtbank oordeelde dat de eiseres onvoldoende bewijs had geleverd om haar claims te onderbouwen en dat de ontbinding van de verzekeringsovereenkomst gerechtvaardigd was.

De vorderingen van de eiseres in conventie werden afgewezen, en de rechtbank heeft de eiseres veroordeeld tot vergoeding van de onderzoekskosten van Nationale Nederlanden. De uitspraak benadrukt het belang van waarachtigheid in schadeclaims en de gevolgen van misleiding in de verzekeringsrelatie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/275769 / HA ZA 20-162
Vonnis bij vervroeging van 16 juni 2021
in de zaak van
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie],
wonend te [woonplaats] ,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaat mr. A.J.J. Kreutzkamp;
tegen:
de naamloze vennootschap
NATIONALE NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat mr. L.H. Rijpkema.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • de rolbeslissing van 10 juni 2020;
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie met productie 12;
  • de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

In conventie en in reconventie

2.1.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] had vanaf 21 april 2009 een inboedelverzekering (woonverzekering) bij ING, waarvan Nationale Nederlanden de risicodrager is. Op deze verzekering heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in de periode van april 2013 tot en met februari 2019 ongeveer twintig maal een schade gemeld. Een aantal van die schademeldingen is (gedeeltelijk) gehonoreerd; een aantal is afgewezen.
2.2.
De geldende polisvoorwaarden houden in, voor zover van belang:

2.2.1 Schaden van belangen
Aan de IWV (noot Rb: ING Woonverzekering) en aan hierin opgenomen verzekeringen kunnen geen rechten worden ontleend indien verzekeringnemer of verzekerde een of meer van de verplichtingen bij schade niet is nagekomen en verzekeraar daartoe in een redelijk belang is geschaad
(…)
6.4
Ontbinding
De verzekering eindigt door een buitengerechtelijke ontbindingsverklaring die is gebaseerd op een tekortkoming in het nakomen van verplichtingen die uit de verzekering voortvloeien. Dit geldt alleen indien de tekortkoming het ontbinden van de verzekeringsovereenkomst rechtvaardigt. Als gerechtvaardigde gronden voor ontbinding door de verzekeraar worden in elk geval de hierna genoemde omstandigheden beschouwd:
a. Opzet tot misleiding van de verzekeraar door of namens de verzekeringnemer of de verzekerde.
b. Geen of geen tijdige betaling van de eerste premie.
c. Geen of geen tijdige betaling van de vervolgpremie ondanks aanmaning door de verzekeraar na het verstrijken van de premievervaldag.
2.3.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] meldt onder meer in januari 2019 schade vallend onder de inboedelverzekering, en wel aan de tapijt ter waarde van € 500,-. In februari deelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in een telefoongesprek mee dat het tapijt € 1.000,- waard is en op 27 maart 2017 zegt zij dat het tapijt € 350,- waard is.
2.4.
Het als productie 7 conclusie van antwoord tevens inhoudende eis in reconventie overgelegde rapport van CED van 21 maart 2019 houdt in, voor zover relevant:

TOELICHTING SCHADEVASTSTELING
Wij hebben telefonisch contact opgenomen met de technisch beheerder van Weller Wonen, de heer [naam technisch beheerder] . Deze bevestigde ons dat er daadwerkelijk sprake is geweest van een lekkage aan de CV installatie.
Gezien het feit dat verzekerde al meerdere waterschades had geclaimd en de slaapkamer vrijwel overal aankleuringen vertoonde, hebben wij de foto’s van de waterschade in 2018 opgevraagd bij de schademanager thuis, mevrouw [naam schademanager] . Tot onze verbazing bleken de huidige aankleuringen exact hetzelfde qua afmeting en patroon. Verzekerde gaf aan dat zij eerst de aankleuringen met speciale verf had behandeld voordat zij e.e.a. getext had. Dat zou isolatielak kunnen zijn, doch dan is het wel vreemd dat de aankleuringen identiek zijn aan die van 2018.”
2.5.
De brief van 29 november 2019 (productie 3 dagvaarding) van ING aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] (in de brief geschreven als Belhadj) houdt in, voor zover van belang:

U heeft een waterschade gemeld bij ING Verzekeren. (…)
Wij wijzen de schadeclaim af, omdat u weigert om ons de gevraagde informatie aan te leveren. Daarnaast vermoeden wij dat u ons bewust onjuist heeft geïnformeerd over de
schade. In deze brief leest u hoe wij tot dit standpunt gekomen zijn. Daarnaast wijzen we u in deze brief ook op gevolgen van uw handelen.
Schadeclaim
Op 11 februari 2019 meldde u bij ons een waterschade aan uw inboedel. U kon ons echter niet vertellen wat de oorzaak van de schade was en wanneer de schade was ontstaan. Omdat u al verschillende keren waterschade heeft geclaimd hebben wij deze informatie bij u opgevraagd voordat wij onze hulpdiensten konden inschakelen.
Daarnaast konden wij geen schademanager thuis voor u inschakelen omdat u bij een eerdere schade bedreigingen heeft geuit naar een schademanager.
Wij vroegen u om aanvullende informatie, maar ontvingen dit niet. Wel belde u ons meerdere keren op en gedroeg u zich agressief ten opzichte van de schadebehandelaars die u te woord stonden en u enkel vroegen om aanvullende informatie over de schade.
Op 27 februari 2019 besloten wij daarom toch een expert in te schakelen om de schade bij u thuis op te nemen. Wij hoopten u zo toch te kunnen helpen en de oorzaak en de dekking voor de schade te bepalen. Op 15 maart 2019 is de expert bij u thuis geweest om de schade op te nemen. U vertelde de schade-expert dat alles vochtig zou zijn en dat u niet kon verblijven in de slaapkamer vanwege stank en vocht. De expert heeft daarom een vochtmeting uitgevoerd. Daaruit bleek dat er geen verhoogde vochtwaarden waren. Daarnaast is de luchtvochtigheid in de slaapkamer gemeten, die bleek zelfs lager dan in de woonkamer. Van stank was geen sprake. De expert heeft de schade vergeleken met foto’s uit een eerder
schadedossier en stelde vast dat u opnieuw oude schade claimde.
Onderzoek
Nu er twijfels waren over herstel van eerder geclaimde schade, de noodzaak van geclaimde kosten en de mate waarin uw schade onvoorzien was, hebben wij u meerdere malen gevraagd om aanvullende informatie en een verklaring voor het bovenstaande. Dit ontvingen wij niet.
(…)
Conclusie
Gezien de feiten in het dossier kunnen wij ons niet aan het vermoeden onttrekken dat u een uitkering heeft geprobeerd te krijgen waar u geen recht op heeft.
(…)
Niet betalen van de claim
De geclaimde schade vergoeden wij niet. (…)
Opzeggen verzekeringen
Nu u zich niet heeft gehouden aan de verplichtingen die uit de verzekeringsovereenkomst voortvloeien kan niet langer van ons worden verwacht dat wij de verzekeringsovereenkomst voortzetten. Op grond van art. 6.4 van uw polisvoorwaarden (…) beëindigen wij daarom uw verzekering (…)”.

3.Het geschil

In conventie

3.1.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] stelt dat ING haar plotseling, naar aanleiding van de melding van 11 februari 2019 van waterschade aan de inboedel, het verwijt maakt dat zij de geclaimde schade en eerder gemelde schade niet of onvoldoende had onderbouwd. Volgens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zijn door of namens haar meldingen gedaan van daadwerkelijke schade-evenementen aan de inboedel. Dit heeft zij op dezelfde wijze gedaan als zij dat daarvoor had gedaan. Zij wijst er in dat verband op dat ING in het verleden tot uitkering is overgegaan.
3.2.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] stelt zich op het standpunt dat Nationale Nederlanden zich ten onrechte beroept op artikel 6.4 van de toepasselijke polisvoorwaarden, nu dat artikel niet van toepassing is in het geval dat de verzekerde geen of onvoldoende informatie heeft verstrekt. Daarnaast betwist [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] de stelling van Nationale Nederlanden dat zij artikel 2.2.1 van de polisvoorwaarden heeft overtreden.
3.3.
Op grond daarvan stelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zich op het standpunt dat ING ten onrechte is overgegaan tot buitengerechtelijke ontbinding, dan wel opzegging van de verzekeringsovereenkomst. Daardoor schiet Nationale Nederlanden volgens haar toerekenbaar tekort in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst.
3.4.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vordert op grond van het vorenstaande dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor zover de wet dat toelaat:
1. voor recht verklaart dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] als verzekerde op de polis met nummer 54573302 in het kader van de ingediende schadeclaims geen polisvoorwaarden heeft overtreden, in het bijzonder niet polisvoorwaarde 2.2.1. en polisvoorwaarde 6.4;
2. voor recht verklaart dat Nationale Nederlanden derhalve ten onrechte per 29 november 2019 is overgegaan tot de opzegging van de betreffende verzekeringsovereenkomst en het niet-betalen van de ingediende schadeclaims, en deswege jegens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] als verzekerde in het kader van deze verzekeringsovereenkomst;
3. Nationale Nederlanden veroordeelt om, binnen één week na betekening van het vonnis, alle door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op deze verzekering ingediende doch niet-afgehandelde, dan wel niet-uitbetaalde schadeclaims, inhoudelijk in behandeling te nemen en ook tot volledige uitbetaling van de claims over te gaan;
4. Nationale Nederlanden veroordeelt in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het salaris van de advocaat van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] .
3.5.
Nationale Nederlanden voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In reconventie
3.7.
Nationale Nederlanden stelt dat zij in het kader van de beoordeling van de waterschademelding van 11 februari 2019 kosten heeft gemaakt teneinde haar plicht om schade te vergoeden, vast te stellen. Deze kosten, gemaakt door CED, bedragen € 399,77.
3.8.
Door het opzettelijk geven van een verkeerde voorstelling van zaken omtrent de vermeende waterschade in de woning is [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] volgens Nationale Nederlanden toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst en heeft zij tevens onrechtmatig jegens Nationale Nederlanden gehandeld. De schade die Nationale Nederlanden daardoor heeft geleden bestaat uit de kosten van CED. Door het geven van een verkeerde voorstelling van zaken is Nationale Nederlanden immers genoodzaakt geweest de claim nog veel grondiger te onderzoeken dan zij normaal gesproken zou hebben gedaan. Er had geen onderzoek hoeven plaats te vinden, indien [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] naar waarheid zou hebben verklaard, te weten dat de in februari 2019 gemelde schade een al eerder afbehandelde waterschade betrof uit 2018. Nationale Nederlanden had dan direct kunnen laten weten dat voor die schade al een uitkering was gedaan; zij had dan de onderzoekskosten niet hoeven te maken.
3.9.
Nationale Nederlanden vordert op grond van het vorenstaande dat de rechtbank:
1. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] veroordeelt tot vergoeding van de gemaakte onderzoekskosten van € 399,77, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de betaling van de facturen;
2. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] veroordeelt in de kosten van het geding, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten, te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, een en ander, voor zover de wet het toelaat, uitvoerbaar bij voorraad.
3.10.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] voert verweer.
3.11.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie, zal de rechtbank die vordering gezamenlijk behandelen.
4.2.
Nationale Nederlanden stelt zich op het standpunt dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] haar opzettelijk heeft misleid, als bedoeld in artikel 7:941 lid 5 BW, door in 2019 een schade te claimen waarvoor in 2018 al een uitkering was verstrekt.
4.3.
In 2018 heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] een waterschade gemeld waarbij vochtplekken aan de plafonds en muren waren ontstaan. Nationale Nederlanden heeft deze schade vergoed. In 2019 heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] wederom een waterschade gemeld en heeft CED gerapporteerd zoals hiervoor onder rov. 2.4 is opgenomen. Nadat Nationale Nederlanden had gevraagd om informatie waaruit bleek dat de waterschade uit 2018 daadwerkelijk was hersteld, heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] haar medewerking geweigerd en zijn medewerkers van Nationale Nederlanden onheus bejegend.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] de door Nationale Nederlanden aangevoerde gronden voor de ontbinding van de verzekeringsovereenkomst onvoldoende heeft weersproken. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft de inhoud van de rapportages, meer in het bijzonder het rapport van CED (zie rov. 2.4), onvoldoende gemotiveerd betwist.
4.5.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft niet gemotiveerd gereageerd op het verweer van Nationale Nederlanden bij conclusie van antwoord in conventie, maar heeft zich in haar conclusie van repliek in conventie beperkt tot de stelling dat zij iedere schademelding heeft gebaseerd op een daadwerkelijk schade-evenement. Zonder enig bewijs heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gesteld dat zij een nadere onderbouwing van de waterschade uit 2019, waarom door Nationale Nederlanden was verzocht, aan Nationale Nederlanden heeft verstrekt.
4.6.
Ten aanzien van de waarde van het tapijt heeft zij enkel gesteld dat zij niet ten onrechte € 1.000,-- heeft geclaimd voor een tapijt. Van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] mag, mede gelet op het feit dat op haar de stelplicht en bewijslast rust, een gemotiveerde betwisting van het verweer van Nationale Nederlanden worden verwacht. Hetgeen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] naar voren heeft gebracht kan echter niet worden gekwalificeerd als gemotiveerde betwisting. Meer in het bijzonder heeft zij niet betwist en ook geen verklaring gegeven voor het feit dat zij de waarde van het tapijt eerst heeft geschat op € 500,--, vervolgens op € 1.000,--, om ten slotte de waarde te schatten op € 350,--.
4.7.
Uit de gang van zaken met betrekking tot de waterschade uit 2019 en de schade aan het tapijt concludeert de rechtbank dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] opzettelijk heeft geprobeerd Nationale Nederlanden te misleiden. Daarmee is voldaan aan het bepaalde in artikel 6.4 van de toepasselijke polisvoorwaarden en is Nationale Nederlanden derhalve gerechtvaardigd de verzekeringsovereenkomst te ontbinden. Er is geen sprake van het niet, of niet voldoende verstrekken van informatie door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , zoals zij stelt ter onderbouwing van haar stelling dat dat artikel niet van toepassing is. De ernst van de misleiding ten aanzien van de vermeende waterschade uit 2019 en het tapijt rechtvaardigt dat Nationale Nederlanden is overgegaan tot de ontbinding van de verzekeringsovereenkomst. Door het omstreden gedrag van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] is Nationale Nederlanden in een redelijk belang geschaad. De aard van de overeenkomst, die maakt dat Nationale Nederlanden allereerst aangewezen is op mededelingen van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] over geleden schade, brengt met zich dat Nationale Nederlanden moet kunnen vertrouwen op de waarachtigheid van schadeclaims. Nu is gebleken dat Nationale Nederlanden daarop niet kan vertrouwen, moeten de vorderingen van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] onder 1 en 2 moeten afgewezen.
4.8.
Ten aanzien van de vordering van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] onder 3 heeft Nationale Nederlanden aangevoerd dat deze vordering op grond van het bepaalde in artikel 7:942 lid 1 jo. lid 2 BW is verjaard wat betreft de schademeldingen die betrekking hebben op de periode vóór 9 maart 2017.
4.9.
Ten aanzien van schademeldingen na die datum stelt Nationale Nederlanden dat deze reeds zijn afgewikkeld door het doen van een uitkering. Voor het niet-uitgekeerde deel van de gevorderde schade geldt dat voor dat deel geen dekking onder de polis bestond, dan wel dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , ondanks diverse verzoeken, de door Nationale Nederlanden verzochte en noodzakelijk geachte aanvullende informatie ter vaststelling daarvan niet heeft verstrekt. Ook in deze procedure heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] die informatie niet verstrekt.
4.10.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft op dat verweer in het geheel niet gereageerd in haar conclusie van repliek in conventie. In het licht van hetgeen Nationale Nederlanden bij de conclusie van antwoord heeft aangevoerd, heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] haar vordering onder 3 dan ook niet, dan wel onvoldoende onderbouwd, zodat deze moet worden afgewezen.
4.11.
De conclusie is dat ook de vordering onder 4 moet worden afgewezen.
4.12.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] geclaimde vergoeding wegens waterschade in 2019 volgt dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] deze schade heeft geclaimd met het opzet om Nationale Nederlanden te misleiden. Daaruit volgt dat de kosten die door Nationale Nederlanden zijn gemaakt om die misleiding vast te stellen toerekenbaar zijn aan de toerekenbare tekortkoming door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] van haar verbintenissen uit de verzekeringsovereenkomst. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt en acht ook aannemelijk dat deze zijn gemaakt. Derhalve ligt de vordering van Nationale Nederlanden in reconventie voor toewijzing gereed.
De kosten
4.13.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie en in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Nationale Nederlanden in conventie worden begroot op griffierecht € 656,00 + salaris advocaat € 1.126,00 (2,0 punten × tarief € 563,00), dus in totaal € 1.782,00.
De kosten in reconventie aan de zijde van Nationale Nederlanden worden begroot op salaris advocaat € 478,00 (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 478,00).

5.De beslissing

De rechtbank:
In conventie
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van Nationale Nederlanden tot op heden begroot op € 1.782,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis;
In reconventie
5.3.
veroordeelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tot vergoeding aan Nationale Nederlanden van de gemaakte onderzoekskosten ad € 399,77, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de betaling van de facturen;
5.4.
veroordeelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van Nationale Nederlanden tot op heden begroot op € 478,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis;;
In conventie en in reconventie
5.5.
veroordeelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 246,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
5.6.
verklaart de in dit vonnis gegeven veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2021. [1]

Voetnoten

1.type: MT