ECLI:NL:RBLIM:2021:4934

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 mei 2021
Publicatiedatum
18 juni 2021
Zaaknummer
C/03/290891 / JE RK 21-738
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van schriftelijke aanwijzing door de kinderrechter in een jeugdzorgzaak met betrekking tot de opvoeding en verzorging van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Limburg op 21 mei 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI). De zaak betreft de minderjarige [minderjarige], die onder toezicht is gesteld van de GI. De ouders van [minderjarige] hebben de schriftelijke aanwijzing van 26 januari 2021 niet opgevolgd, wat heeft geleid tot het verzoek van de GI om de aanwijzing te bekrachtigen. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders en de minderjarige niet verschenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders onvoldoende medewerking hebben verleend aan de uitvoering van het plan van aanpak en dat de schriftelijke aanwijzing noodzakelijk is om de ontwikkeling van [minderjarige] te beschermen. De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing bekrachtigd, maar niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat tegen deze beslissing geen hoger beroep openstaat, maar slechts cassatie in het belang der wet. De ouders zijn opgeroepen om mee te werken aan de uitvoering van de ondertoezichtstelling en de naleving van de schriftelijke aanwijzingen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK LIMBURG
Familie en jeugd
Zittingsplaats: Maastricht
Zaakgegevens : C/03/290891 / JE RK 21-738
datum uitspraak: 21 mei 2021
beschikking bekrachtiging schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen de moeder,
en
[de vader], hierna te noemen de vader,
beiden wonende te [woonplaats] ,
hierna gezamenlijk te noemen de ouders.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 11 maart 2021, ingekomen bij de griffie op 9 april 2021.
1.2.
Op 12 mei 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord is:
- een vertegenwoordigster van de GI.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de moeder,
- de vader,
- [minderjarige] .

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders. [minderjarige] woont met haar oudere zussen [naam zus 1] en [naam zus 2] bij de ouders.
2.2.
Bij beschikking van 29 mei 2018 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI en nadien is de ondertoezichtstelling steeds verlengd. Bij beschikking van 12 mei 2021 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 29 mei 2021 tot 29 mei 2022.
2.3.
Bij brief van 26 januari 2021 heeft de GI een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . In deze brief is onder meer vermeld dat de GI de volgende aanwijzing(en) geeft:
‘ [minderjarige] gaat naar school/maakt schoolwerk online en is niet ongeoorloofd afwezig is.
[minderjarige] /ouders onderhouden contact met school/leerplichtambtenaar/schoolarts.
Daarbij staan ouders en [minderjarige] open voor hulpverlening en annuleren ze de afspraken niet structureel.’

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft verzocht de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen en de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Daartoe stelt de GI bij verzoekschrift -samengevat- het volgende.
De ouders en [minderjarige] hebben de schriftelijke aanwijzing van 26 januari 2021 niet opgevolgd.
Zowel school als hulpverlening krijgt geen contact met de ouders. De leerplichtambtenaar heeft de ouders meermaals opgeroepen voor een gesprek; de ouders hebben niet gereageerd en zijn niet verschenen. De jeugdzorgwerker (ter zitting is toegelicht dat is bedoeld ‘de gezinsvoogd’) krijgt minimaal contact, maar huisbezoeken worden door de moeder geannuleerd wegens ziekte. De ouders werken niet mee met hulpverleners/school/leerplicht en de gezinsvoogd kan de opdracht (ondertoezichtstelling) niet uitvoeren. De gezinsvoogd tracht al ontzettend lang om medewerking te verkrijgen. De ouders en [minderjarige] werken niet mee aan afspraken. [minderjarige] gaat niet naar school en er wordt geen contact opgenomen met school in verband met schoolwerk/online lessen. De ouders reageren niet op oproepen van de schoolarts en de leerplichtambtenaar. De hulpverleners krijgen geen contact en kunnen geen huisbezoeken afleggen.
Ter zitting heeft de GI -samengevat- nog (desgevraagd) het volgende naar voren gebracht.
De GI heeft weleens met de vader gesproken, maar dat was niet het afgelopen jaar. Dat was al langer geleden. Het feit dat de GI nu alleen contact met de moeder heeft, interpreteert de GI aldus dat de vader veel werkt en hij de moeder niet of nauwelijks ondersteunt. Er is een periode geweest dat het qua schoolbezoek van [minderjarige] beter ging, maar nu is er weer sprake van fors en langdurig schoolverzuim. [minderjarige] gaat is het afgelopen schooljaar bijna niet naar school gegaan en zij maakt geen online opdrachten. Zij blijft ziekgemeld. Dit speelt eigenlijk al sinds de zomervakantie van 2020. De GI krijgt geen contact met haar. De moeder reageert niet op meerdere oproepen, ook niet van de schoolarts. De GI is in/omstreeks februari 2021 met de leerplichtambtenaar aan de deur geweest om de zorgen te bespreken en hulp te bieden, maar er werd niet opengedaan. Er wordt vaak gezegd dat [minderjarige] ziek is en vanwege corona niet kan komen. De GI is de moeder en [minderjarige] al eens tegengekomen in het centrum van Heerlen, waarbij de moeder en [minderjarige] dan verschrikt reageren. De GI kan niet helpen, omdat de deur wordt dichtgehouden. JenS en KIZ doen een stukje opvoedondersteuning. KIZ is aan het gezin gekoppeld, maar het is gebleven bij een kennismaking met KIZ op
24 juni 2020, waarna afspraken constant zijn afgezegd of verplaatst. [minderjarige] is zeer zelfbepalend. Er heeft nog geen diagnostiek plaatsgevonden, omdat men niet verder komt dan een kennismaking. Tot nog toe is niet veel gebeurd, omdat afspraken steeds zijn afgezegd en de GI daardoor eigenlijk niet verder komt. De ouders werken niet mee aan de uitvoering van het Plan van Aanpak. Met de gegeven schriftelijke aanwijzing wordt concreet van de ouders verwacht dat zij ervoor zorgen dat [minderjarige] naar school gaat en niet ongeoorloofd afwezig is en dat de ouders erop toezien dat [minderjarige] haar huiswerk (online) maakt. De ouders zijn niet bereikbaar voor school, de leerplichtambtenaar en de schoolarts. Indien een van hen initiatief neemt en een afspraak met (een van) de ouders wil maken, dienen de ouders daaraan mee te werken en ook aan de afspraken deel te nemen. Ook dienen de ouders mee te werken aan opvoedondersteuning in de thuissituatie door KIZ. Het ‘open staan voor’ dient te worden gelezen als ‘meewerken aan’. Het dient de ouders duidelijk te zijn dat het derde deel van de aanwijzing ziet op het meewerken aan opvoedingsondersteuning in de thuissituatie door KIZ, waarbij de afspraken in dat verband niet structureel dienen te worden geannuleerd.

4.Het standpunt van de belanghebbenden

4.1.
De ouders en [minderjarige] zijn, hoewel opgeroepen, niet ter zitting verschenen en hebben geen verweer gevoerd. Uit de stukken volgt dat de moeder heeft laten weten niet te snappen waarom zij een aankondiging schriftelijke aanwijzing heeft ontvangen. Daarbij heeft de moeder aangegeven dat [minderjarige] weinig verzuimd heeft en dat de moeder van mening was dat de hulpverlening niet mocht komen vanwege corona.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:263 van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW) kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Zij kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder of de minderjarige niet instemmen met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet en indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:263 lid 3 BW kan de GI de kinderrechter verzoeken de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen.
5.2.
Op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting kan de schriftelijke aanwijzing naar het oordeel van de kinderrechter worden bekrachtigd. Daartoe overweegt de kinderrechter meer concreet als volgt.
5.3.
De GI is alleen bevoegd een schriftelijke aanwijzing als bedoeld in artikel 1:263 BW te geven als:
a. a) het gaat om de uitvoering van de taak van de GI;
b) het de verzorging en opvoeding van de minderjarige betreft;
c) de gezaghebbende ouder(s) of de minderjarige niet instemmen met de uitvoering van het plan van aanpak of daaraan niet of onvoldoende medewerking verlenen; of
d) dit noodzakelijk is om concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen.
Gelet op het belang van het kind en gelet op het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind en het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, is de kinderrechter van oordeel dat de vraag of aan de voorwaarden voor het ingrijpen door de GI in het gezinsleven is voldaan, door de rechter ‘vol’ dient te worden getoetst. Naar het oordeel van de kinderrechter is aan voormelde voorwaarden a) tot en met d) voldaan. Het gaat om de uitvoering van de taak van de GI en de schriftelijke aanwijzing heeft betrekking op de opvoeding en verzorging van [minderjarige] in relatie tot haar ernstig bedreigde ontwikkeling. De ouders werken niet mee aan de uitvoering van het Plan van Aanpak. Uit de stukken volgt dat de moeder heeft aangegeven dat [minderjarige] nu meer naar school gaat, maar dit is niet door de moeder toegelicht. Uit de stukken en de ter zitting door de GI gegeven toelichting volgt dat [minderjarige] al vanaf aanvang schooljaar 2020/2021 niet of nauwelijks naar school is gegaan en zij haar (online)schoolwerk niet heeft gemaakt/ingeleverd, waarbij door de school is bevestigd dat bij de school niets is ingeleverd. [minderjarige] wordt herhaaldelijk ziek gemeld, maar zowel de schoolarts, de leerplichtambtenaar en de GI krijgen geen contact en bij huisbezoeken wordt niet opengedaan. Vanaf de start van de ondertoezichtstelling, die nu al ongeveer drie jaar loopt, is er dus eigenlijk niets veranderd. De zorgen die er destijds waren zijn nog steeds aanwezig, en wellicht nog wel sterker aanwezig, omdat er al die tijd, behoudens een tijdelijke verbetering qua schoolbezoek, niets is gebeurd. De schriftelijke aanwijzing is derhalve noodzakelijk om concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] weg te nemen.
5.4.
Uit het voorgaande volgt dat de GI bevoegd is tot het geven van een schriftelijke aanwijzing. Thans dient te worden beoordeeld of de GI de bevoegdheid tot het geven van een schriftelijke aanwijzing op een juiste manier heeft aangewend. Naar het oordeel van de kinderrechter is dat ten aanzien van de ouders het geval, waartoe nog zij verwezen naar hetgeen hierna wordt overwogen.
5.4.1.
Zowel de ouders als [minderjarige] hebben de schriftelijke aanwijzing niet opgevolgd. Daarom verzoekt de GI naar de kinderrechter begrijpt bekrachtiging ten aanzien van beiden. De brief van 26 januari 2021 is niet aan [minderjarige] , maar aan de vader en de moeder gericht. Wel is de brief volgens de GI aan [minderjarige] uitgereikt althans aan haar verzonden. Nu de brief niet aan [minderjarige] is gericht en de GI ter zitting desgevraagd heeft aangegeven dat de schriftelijke aanwijzing zich richt tot de ouders, begrijpt de kinderrechter dat de schriftelijke aanwijzing niet bedoeld is zich ook tot [minderjarige] te richten.
5.4.2.
Een schriftelijke aanwijzing is een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De kinderrechter toetst of de schriftelijke aanwijzing zorgvuldig en onder afweging van alle betrokken belangen tot stand is gekomen en toereikend is gemotiveerd. Bij de beoordeling van de noodzaak een schriftelijke aanwijzing te geven komt de GI een zekere beleidsvrijheid toe. Dit betekent dat de kinderrechter, gegeven de taak van de GI, beoordeelt of in de gegeven omstandigheden voldoende grond bestaat om een schriftelijke aanwijzing te geven. Ook beoordeelt de kinderrechter of het in het belang van een minderjarige is om de aanwijzing te bekrachtigen. Bij die beoordeling gaat de kinderrechter uit van de feiten en omstandigheden zoals die op dit moment zijn.
5.4.3.
De kinderrechter is van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing voldoet aan de eisen van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
De GI heeft onweersproken aangegeven dat op 13 januari 2021 een vooraankondiging van de schriftelijke aanwijzing aan de ouders is gestuurd en de GI heeft genoegzaam aangetoond dat de ouders onvoldoende medewerking hebben verleend aan de uitvoering van het plan van aanpak en dat de schriftelijke aanwijzing noodzakelijk is om de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] weg te nemen.
Voor wat betreft het eerste deel van de schriftelijke aanwijzing, te weten ‘
[minderjarige] gaat naar school/maakt schoolwerk online en is niet ongeoorloofd afwezig is’,heeft de GI (ter zitting) toegelicht dat [minderjarige] al vanaf de aanvang van het schoolhaar 2020/2021 niet of nauwelijks naar school is gegaan en zij ook haar (online)schoolwerk niet heeft gemaakt, waarbij door de school is bevestigd dat bij de school niets is ingeleverd. [minderjarige] wordt herhaaldelijk ziek gemeld of blijft ziekgemeld, maar zowel de schoolarts, de leerplichtambtenaar en de GI krijgen geen contact en bij huisbezoeken wordt niet opengedaan. Dit deel van de schriftelijke aanwijzing houdt in dat de ouders ervoor dienen te zorgen dat [minderjarige] naar school gaat en niet ongeoorloofd afwezig is en dat de ouders erop toe dienen te zien dat [minderjarige] haar huiswerk (online) maakt.
Voor wat betreft het tweede deel van de schriftelijke aanwijzing, te weten ‘
[minderjarige] /ouders onderhouden contact met school/leerplichtambtenaar/schoolarts’,heeft de GI (ter zitting) toegelicht dat de ouders niet bereikbaar zijn voor school, de leerplichtambtenaar en de schoolarts en dat dit deel van de aanwijzing er in ieder geval op ziet dat als de school, de leerplichtambtenaar of de schoolarts initiatief neemt en een afspraak met (een van) de ouders wil maken, de ouders daaraan dienen mee te werken en vervolgens ook aan die afspraak dienen deel te nemen.
Voor wat betreft het derde deel van de schriftelijke aanwijzing, te weten ‘’
Daarbij staan ouders en [minderjarige] open voor hulpverlening en annuleren ze de afspraken niet structureel’,
heeft de GI (ter zitting) -kort gezegd- het volgende toegelicht. De ouders werken niet mee aan hulpverlening en afspraken worden voortdurend afgezegd of verplaatst, waardoor de hulpverlening niet tot stand komt. Er is gepoogd met de ouders in contact te komen vanuit KIZ. Er heeft in de zomerperiode een kennismakingsgesprek met KIZ plaatsgevonden, waarna een vervolgafspraak is gemaakt die vervolgens steeds is verplaatst en geannuleerd, waardoor het sindsdien niet meer tot een vervolgafspraak is gekomen. Het ‘open staan voor’ dient te worden gelezen als ‘meewerken aan’. Het dient de ouders duidelijk te zijn dat deze aanwijzing ziet op hulpverlening van KIZ. Dit laatste deel van de aanwijzing gebiedt de ouders derhalve mee te werken aan opvoedingsondersteuning in de thuissituatie door KIZ en afspraken in dat verband niet structureel te annuleren.
Ofschoon met name het laatste deel van de schriftelijke aanwijzing naar het oordeel van de kinderrechter scherper en duidelijker had kunnen worden geformuleerd, is de schriftelijke aanwijzing naar het oordeel van de kinderrechter in de gegeven omstandigheden, waaronder de nadere toelichting en motivering van de schriftelijke aanwijzing, voldoende duidelijk en concreet.
Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing voor wat betreft de inhoud en motivering voldoet aan de eisen van de wet.
De kinderrechter acht het in het belang van [minderjarige] dat daadwerkelijk uitvoering wordt gegeven aan de schriftelijke aanwijzing.
5.5.
Op basis van het voorgaande zal de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing in het belang van [minderjarige] bekrachtigen. Ouders worden opgeroepen mee te werken aan de uitvoering van de ondertoezichtstelling door op korte termijn te laten zien dat zij meewerken aan de concrete naleving van de genoemde schriftelijke aanwijzingen. Ouders dienen er rekening mee te houden dat het niet meewerken van hun kant de situatie van hun dochter [minderjarige] niet ten goede komt waardoor de gezinsvoogd andere wegen en middelen moet gaan zoeken om de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] aan te pakken.
5.6.
De kinderrechter zal de bekrachtiging niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Daarvoor is redengevend dat tegen deze beslissing geen hoger beroep openstaat, maar slechts cassatie in het belang der wet (conform artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

6.De beslissing

De kinderrechter:
bekrachtigt de aan de ouders gegeven schriftelijke aanwijzingen van 26 januari 2021 zoals die in deze beschikking nader zijn omschreven.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.J. Frénay, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2021.
F.B.