ECLI:NL:RBLIM:2021:4801

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 juni 2021
Publicatiedatum
15 juni 2021
Zaaknummer
C/03/291592 / KG ZA 21-170
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot voorzieningen aan keermuur in kort geding

In deze zaak, die op 15 juni 2021 door de Rechtbank Limburg is behandeld, vorderde eiser, wonende te [woonplaats], voorzieningen aan de keermuur die op het perceel van gedaagden staat. Eiser stelde dat de keermuur onveilig was en dat deze niet in staat was de druk van het hoger gelegen perceel van gedaagden te weerstaan. Hij vorderde onder andere het afgraven van de grond die tegen de keermuur drukt, het betalen van een dwangsom en het aanvragen van toestemming van de gemeente voor een nieuwe erfafscheiding. Gedaagden, wonende te [woonplaats], betwistten de vorderingen en stelden dat de keermuur al jaren veilig was. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 juni 2021 werd duidelijk dat gedaagde sub 2, de echtgenoot van gedaagde sub 1, niet was gedagvaard, maar zich op voorstel van de advocaat van eiser aan de procedure heeft gevoegd.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de onveiligheid van de keermuur. De rapporten van de deskundigen die door eiser waren ingeschakeld, gaven geen sluitende conclusie over de veiligheid van de keermuur. De voorzieningenrechter kon niet vaststellen dat er sprake was van een onveilige situatie die onmiddellijke voorzieningen vereiste. Eiser werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagden op € 1.325,00 werden begroot. De vorderingen van eiser werden afgewezen en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/291592 / KG ZA 21-170
Vonnis in kort geding van 15 juni 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. J-P. van Dyck te Beek,
tegen
[gedaagde sub 1]en
[gedaagde sub 2]
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. N.P.H. Vissers te Roermond.
Partijen zullen hierna “ [eiser] ” en “ [gedaagden] ” genoemd worden. Wanneer op een van de gedaagden specifiek wordt gedoeld, zullen zij “ [gedaagde sub 1] ” en “ [gedaagde sub 2] ” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met de producties 1 t/m 4,
  • het e-mailbericht van 21 mei 2021 van mr. Van Dyck met de producties 5a t/m 5c,
  • de akte indiening stukken van 28 mei 2021 van mr. Vissers met de producties 1 t/m 6,
  • de pleitnota van mr. Vissers,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 1 juni 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn achterburen. Hun tuinen grenzen aan elkaar. Het perceel van [gedaagden] ligt hoger. Op de grond van [gedaagden] staat om die reden een keermuur van ruim 2 meter hoog en 6,5 meter breed.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] te veroordelen:
tot het afgraven van de grond die drukt tegen de scheidsmuur, tot een gelijk niveau als aan de zijde van [eiser] ,
tot het betalen van een dwangsom van € 500,00 per dag voor elke dag na de 21e dag na betekening, dat [gedaagden] in gebreke blijft te voldoen aan het hiervoor geëiste,
te gedogen dat eiser na de 21e dag van betekening zelf over (doet) gaan tot het opheffen van de bestaande overlast of onrechtmatige toestand,
tot het aanvragen van de juiste toestemming van de gemeente voor het plaatsen van de nieuwe erfafscheiding met grondkering,
in de kosten van de geraadpleegde deskundigen ad € 443,16,
in de kosten van dit geding, eventuele nakosten daaronder begrepen.
3.2.
[gedaagden] betwist de vorderingen van [eiser] .
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Voeging van [gedaagde sub 2]

4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [eiser] per vergissing [gedaagde sub 2] niet ook heeft gedagvaard. [gedaagde sub 2] is de echtgenoot van [gedaagde sub 1] en
mede-eigenaar van de keermuur waar het in deze zaak om draait. Om te voorkomen dat de inhoudelijke behandeling van deze zaak op een formeel gebrek zou afketsen, heeft [gedaagde sub 2] zich op voorstel van de advocaat van [eiser] en na overleg met mr. Vissers zich aan de zijde van [gedaagde sub 1] in de procedure gevoegd. Mr. Vissers heeft zich ook voor hem als advocaat gesteld. De voorzieningenrechter beschouwt hem daarom als gevoegde partij aan de zijde van [gedaagde sub 1] . In de kop van het vonnis staat hij daarom ook vermeld.
Kern van het geschil
4.2.
In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vorderingen van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is om op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van voorzieningen zoals gevorderd. Anders gezegd, in de kern begrepen gaat het eigenlijk om de vraag of de keermuur op de grond van [gedaagden] zodanig onveilig is dat [gedaagden] gehouden zijn om een voorziening te treffen die de onveiligheid (tijdelijk) opheft.
Spoedeisend belang
4.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is een spoedeisend belang bij de vordering aanwezig, wanneer voldoende aannemelijk is dat de keermuur onveilig is. Om die reden neemt de voorzieningenrechter hypothetisch het bestaan van een spoedeisend belang aan, zodat hij de vorderingen van [eiser] inhoudelijk kan beoordelen.
Keermuur onveilig?
4.4.
[eiser] stelt dat de keermuur de druk van het hoger gelegen perceel van [gedaagden] constructief niet aankan en is gaan wijken. Volgens hem is redelijkerwijs aannemelijk dat de keermuur onveilig is of dat binnen afzienbare termijn zal zijn. [eiser] vordert een voorziening te treffen die de onveilige situatie opheft, welke naar zijn mening moet bestaan uit het afgraven van de grond die tegen de keermuur drukt aan de zijde van [gedaagden] [eiser] onderbouwt zijn de stelling dat sprake is van een onveilige situatie aan de hand van producties. [eiser] doet een beroep op het rapport van de heer F. Ferron van Eff Eff Bouwpathologie van 9 september 2020, op de berekening van Renco Sips Constructieve Berekeningen van 21 december 2020 en op door hem in het geding gebrachte foto’s.
4.5.
[gedaagden] betwisten dat de keermuur onveilig is. De muur staat er al jaren en uit niets blijkt de vermeende onveiligheid. [gedaagden] onderbouwen hun betwisting aan de hand van een rapport van de heer J. van Ekris van Ingenieursbureau Van Ekris van 27 juni 2020.
4.6.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
De door [eiser] ingeschakelde deskundige, de heer Ferron van Eff Eff Bouwpathologie adviseert niet meer dan de standzekerheid van de keermuur door berekening nader bepaald moet worden, omdat de gehele constructie niet bekend is. Voor de berekening van de standzekerheid van de keermuur is een inventarisatie van de gehele constructie noodzakelijk. Weliswaar vermeldt hij daarnaast dat de keermuur op grond van zijn persoonlijke bevindingen niet als veilig kan worden beschouwd en dat het betreden van de laatste drie meter van het perceel van [eiser] daarom ontraden moet worden, maar nergens uit het rapport blijkt waar hij die bevindingen op baseert. De heer Sips heeft een berekening gemaakt van een keermuur ter vervanging van de oude keermuur. Weliswaar vermeldt ook hij dat de werking van de constructie van de keermuur niet meer gegarandeerd kan worden, maar nergens blijkt uit waar hij die conclusie op heeft gebaseerd. Tegenover deze stellingen staat de gemotiveerde betwisting van [gedaagden] aan de hand van de rapportage van de heer Van Ekris. De heer Van Ekris stelt vast dat er geen metingen bekend zijn waarbij de stabiliteit van de keermuur is vastgesteld. Hij vermeldt echter wel dat bij het ontgraven van de wartels eenvoudig te controleren is of deze onder spanning staan. Als de wartels niet onder spanning staan, dan is de keermuur volgens hem stabiel. Staan de wartels wel onder spanning, dan is er een zekere verplaatsing van de keermuur geweest.
4.7.
De voorzieningenrechter kan aan de hand van de twee door [eiser] overgelegde rapporten, mede gelet op het gemotiveerde betwisting daarvan door [gedaagden] , niet vaststellen dat (aannemelijk is dat) sprake is van een onveilige keermuur, waaraan zodanige risico’s verbonden zijn dat een onmiddellijke voorziening is vereist. Er blijven te veel vragen onbeantwoord die enkel door nader onderzoek kunnen worden beantwoord, welk nader onderzoek de procedure van dit kort geding te buiten gaat. Om die reden al kan het gevorderde niet worden toegewezen.
4.8.
De voorzieningenrechter geeft beide partijen nadrukkelijk in overweging om, bijvoorbeeld door middel van het indienen van een verzoekschrift tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht, de standzekerheid van de keermuur door een deskundige te laten controleren en aan de hand daarvan met elkaar te bespreken of en zo ja, welke maatregelen met betrekking tot de keermuur noodzakelijk zijn.
4.9.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht € 309,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.325,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 1.325,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2021. [1]

Voetnoten

1.type: TN