Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 3],
1.De procedure
- de dagvaarding van 6 januari 2020, met producties,
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties,
- de rolbeslissing van 15 april 2020,
- de akte uitlaten van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] ,
- de akte uitlating Kabelbaan,
- de tussenuitspraak van 3 juni 2020 waarbij tot een mondelinge behandeling is besloten,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 29 januari 2021, met aangehecht de spreekaantekeningen van mr. Ummelen en de spreekaantekeningen van mr. Tuinstra.
2.De feiten
3.Het geschil in conventie en in reconventie
Zij meent dat het beding door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] te ruim wordt uitgelegd. Volgens Kabelbaan is exclusiviteit overeengekomen voor een jaarlijks kerstevenement bestaande uit Europa’s grootste zandsculpturen die een kerststal of ander kerstthema uitbeelden. De door Kabelbaan georganiseerde tentoonstellingen in de periode 2016-2019 betreffen geen soortgelijk kerstevenement. Kabelbaan verwijst ter onderbouwing van haar standpunt naar het arrest van 5 juni 2018, waar het gerechtshof aldus oordeelde over de activiteiten van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] in 2014/2015 in de samenwerking met Mergelrijk B.V.
4.De beoordeling
(2 punten tarief VI, gelet op de hoogte van de vordering).
5.De beslissing
€ 7.936,50, vermeerderd met de wettelijke rente, als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek, over dat bedrag vanaf de datum van het instellen van de eis in reconventie (26 februari 2020) tot aan de dag der algehele voldoening,