ECLI:NL:RBLIM:2021:4705

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 mei 2021
Publicatiedatum
11 juni 2021
Zaaknummer
C/03/291984 / BZ RK 21/1144
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek zorgmachtiging op basis van vrijwillige zorg en minder bezwarende alternatieven

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 27 mei 2021 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Betrokkene, die openstaat voor noodzakelijke behandeling, heeft aangegeven dat zijn situatie ten positieve is gekeerd. Hij heeft geen drugs of alcohol meer gebruikt, heeft minder last van slaapproblemen en er is geen sprake meer van suïcidaliteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat er mogelijkheden zijn voor passende zorg op basis van vrijwilligheid en dat er minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde effect kunnen bereiken. De rechtbank heeft de psychiater die ter zitting aanwezig was, gehoord, en deze bevestigde de positieve ontwikkelingen in de situatie van betrokkene. De rechtbank concludeert dat niet is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg zoals bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er staat een rechtsmiddel van cassatie open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats: Maastricht
Familie en jeugd
Zaaknummer: C/03/291984 / BZ RK 21/1144
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 27 mei 2021 van de rechtbank Limburg naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz),
ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonend in [woonplaats] ,
thans verblijvend in [plaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. E.A.M. Ramakers, kantoorhoudend in Maastricht.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verzoekschrift is op 14 mei 2021 bij de griffie binnengekomen.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring van 30 april 2021;
  • het zorgplan van 12 mei 2021;
  • de ongedateerde zorgkaart;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur van 12 mei 2021;
  • het informatierapport CM / ZM van 8 april 2021, betreffende politiegegevens van betrokkene;
  • het uittreksel Justitiële Documentatie van 8 april 2021, betreffende de strafvorderlijke en justitiële gegevens van betrokkene.
1.2.
Vanwege het Coronavirus (COVID-19) en de maatregelen zoals deze door de overheid worden geadviseerd, behandelt de rechtbank urgente zaken zoals deze zaak door middel van telehoren. Dat wil zeggen dat betrokkene, de advocaat en de andere procesdeelnemers via een video/telefoonverbinding worden gehoord om besmettingsrisico tegen te gaan. Door of namens betrokkene is hiertegen geen bezwaar gemaakt.
1.3.
De behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 27 mei 2021 door middel van telehoren. De rechtbank heeft de volgende personen gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [naam psychiater] , psychiater.
1.4.
De officier van justitie is niet gehoord.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 5:17 Wvggz in samenhang gelezen met het bepaalde in artikel 6:4 Wvggz verleent de rechter een zorgmachtiging indien naar zijn oordeel is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg, bedoeld in artikel 3:3 Wvggz en het doel van verplichte zorg, bedoeld in artikel 3:4 Wvggz, onderdelen b tot en met e. De rechter neemt hierbij de algemene uitgangspunten van artikel 2:1 Wvggz in acht.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat niet is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg en overweegt in dit verband als volgt.
2.2.1.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat begin maart 2021 een oriënterend gesprek heeft plaatsgevonden tussen de behandelaren van Radix, de forensische afdeling van Mondriaan Zorggroep, en betrokkene. De betreffende behandelaren lieten naar aanleiding van dit gesprek weten dat zij nog mogelijkheden zagen om betrokkene ambulant te behandelen en achtten opname in een klinische setting vooralsnog niet noodzakelijk. Betrokkene gaf daaropvolgend te kennen dat hij middels een zorgmachtiging wilde worden opgenomen binnen Radix, aangezien hij onvoldoende controle ervaarde over zijn impulsbeheersing en emotieregulatie. Hij wilde graag bescherming voor hemzelf en anderen en had het gevoel dat ambulante behandeling onvoldoende toereikend zou zijn om dit te kunnen bewerkstelligen. Vlak daarna is besloten een aanvraag in te dienen voor het verlenen van een zorgmachtiging. De rechtbank is echter gebleken dat in de tussenliggende periode tot aan het moment van de zitting positieve ontwikkelingen hebben plaatsgevonden. Betrokkene is inmiddels verhuisd naar een nieuwe woning in [plaats] en komt hierdoor niet langer in aanraking met de personen die hij kent uit het criminele circuit. Hij gebruikt ook geen drugs en alcohol meer. Hij heeft tevens minder last van slaapproblemen en er is niet langer sprake van suïcidaliteit. De voornoemde positieve ontwikkelingen zijn ook bevestigd door de onafhankelijke arts die de medische verklaring heeft opgesteld en de ter zitting aanwezige psychiater. Betrokkene staat open voor de noodzakelijke behandeling en heeft in dit verband te kennen gegeven dat de situatie momenteel dusdanig ten positieve is gekeerd dat deze toestaat dat de nodige zorg in verband met zijn impulsbeheersing en emotieregulering in een ambulante setting wordt geboden. Dit is niet weersproken door de ter zitting aanwezige psychiater.
2.2.2.
Alles tegen elkaar afwegende is de rechtbank van oordeel dat in de onderhavige zaak geen verplichte zorg kan worden verleend op grond van een zorgmachtiging, aangezien niet is gebleken dat er geen mogelijkheden voor passende zorg zijn op basis van vrijwilligheid dan wel dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.3.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging afwijzen.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.T.A.C. Russel, rechter, in tegenwoordigheid van S.H.J.M. Jacobs als griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2021 en op schrift gesteld op 1 juni 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.