ECLI:NL:RBLIM:2021:4697

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 mei 2021
Publicatiedatum
11 juni 2021
Zaaknummer
C/03/291499 / JE RK 21-861
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verkorting van machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 11 mei 2021 uitspraak gedaan over het verzoek van een minderjarige tot verkorting van de machtiging tot uithuisplaatsing. De minderjarige, bijgestaan door haar advocaat mr. R.P.H.W. Haas, verzocht om de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, die door de gecertificeerde instelling (GI) was aangevraagd, af te wijzen en in plaats daarvan een verlenging tot uiterlijk 1 augustus 2021 uit te spreken. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het verzoek niet voldeed aan de wettelijke vereisten van artikel 1:265d BW, omdat het verzoek niet betrekking had op een lopende machtiging tot uithuisplaatsing, maar op een verzoek tot verlenging daarvan. De kinderrechter merkte op dat de minderjarige niet eerst de GI had benaderd met het verzoek om de machtiging tot uithuisplaatsing te verkorten, waardoor de GI geen schriftelijke beslissing had gegeven waartegen beroep kon worden ingesteld. De kinderrechter heeft de minderjarige daarom niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek.

De feiten van de zaak tonen aan dat de minderjarige onder toezicht stond en in een groep verbleef. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd en de GI had verzocht om verdere verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek (BW) betrokken en geconcludeerd dat de minderjarige niet aan de vereisten voldeed om haar verzoek in te dienen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK LIMBURG
Familie en jeugd
Zittingsplaats: Maastricht
Zaakgegevens: C/03/291499 / JE RK 21-861
Datum uitspraak: 11 mei 2021
Beschikking van de kinderrechter over een verkorting machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
[minderjarige], hierna te noemen: [minderjarige] ,
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
advocaat: mr. R.P.H.W. Haas, kantoorhoudend in Heerlen,
tegen
de gecertificeerde instelling
STICHTING LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd in Eindhoven.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen: de moeder,
wonend in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. J.E.A.H. Verstraelen, kantoorhoudend in Maastricht,
[de vader], hierna te noemen: de vader,
zonder bekende woonplaats, doch feitelijk verblijvend in [woonplaats 2] .

1.Het procesverloop

Op 29 april 2021 is ter griffie een verzoekschrift van [minderjarige] van 29 april 2021 binnengekomen.
Op 30 april 2021 heeft de kinderrechter de onderhavige zaak samen behandeld met de zaak met zaaknummer C/03/290365 / JE RK 21-614 tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren, waar zijn gehoord:
  • de minderjarige [minderjarige] , bijgestaan door mr. Haas;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Verstraelen;
  • de vader;
  • een vertegenwoordigster van de GI;
  • [naam ambulante hulpverlener] , de ambulante hulpverlener van [minderjarige] vanuit Xonar.
Een tweede vertegenwoordiger van de GI is telefonisch aanwezig geweest bij de mondelinge behandeling.
In de onderhavige zaak zal afzonderlijk uitspraak worden gedaan, die nader is bepaald op heden.

2.De feiten

Het gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders. [minderjarige] verblijft in een groep van Xonar in Heerlen.
Bij beschikking van 10 december 2020 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 16 december 2020 verlengd voor de duur van vijf maanden, aldus tot 16 mei 2021. Voorts is bij voornoemde beschikking de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd, met ingang van 16 december 2020 voor de duur van drie maanden, aldus tot 16 maart 2021. Bij beschikking van 1 maart 2021 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd met ingang van 16 maart 2021 voor de duur van de ondertoezichtstelling, aldus tot 16 mei 2021.
De GI heeft bij verzoekschrift van 29 maart 2021 verzocht de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 16 mei 2021 te verlengen voor de duur van een jaar, aldus tot 16 mei 2022.

3.Het verzoek

[minderjarige] verzoekt, bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, op grond van artikel 1:265d, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) de door de GI verzochte verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing ten behoeve van [minderjarige] voor de duur van een jaar af te wijzen en in plaats daarvan een verlenging uit te spreken tot uiterlijk
1 augustus 2021.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 1:265d lid 2 BW kan onder andere de minderjarige van twaalf jaar of ouder wegens gewijzigde omstandigheden de gecertificeerde instelling verzoeken (a) de uithuisplaatsing te beëindigen, (b) de duur ervan te bekorten, of (c) af te zien van een krachtens de machtiging toegestane wijziging van de verblijfplaats van de minderjarige, tenzij de toestemming reeds met toepassing van artikel 1:265i BW is verleend. De gecertificeerde instelling is gehouden een schriftelijke beslissing te geven binnen twee weken na ontvangst van het verzoek, aldus het derde lid van artikel 1:265d BW. Op grond van artikel 1:265d, vierde lid, BW kan de kinderrechter op verzoek van onder andere de minderjarige van twaalf jaar of ouder de machtiging tot uithuisplaatsing geheel of gedeeltelijk intrekken of de duur ervan bekorten. Het vierde lid van artikel 1:265d BW verklaart van toepassing artikel 264, eerste lid, tweede volzin, tweede tot en met vierde lid, alsmede artikel 265, vierde lid.
4.2.
Uit de systematiek van artikel 1:265d BW, in samenhang gelezen met de voornoemde leden van artikel 264 BW en artikel 265 BW volgt dat een minderjarige van twaalf jaar of ouder in geval van gewijzigde omstandigheden de GI kan verzoeken de duur van een lopende uithuisplaatsing te verkorten. De GI is vervolgens gehouden een schriftelijke beslissing te geven binnen twee weken na ontvangst van dit verzoek. Indien de beslissing van de GI een afwijzing betreft, staat beroep tegen deze beslissing bij de kinderrechter open. De termijn van het indienen van een verzoek bij de kinderrechter bedraagt twee weken met ingang van de dag na die waarop de beslissing van de GI is verzonden of uitgereikt.
4.3.
De kinderrechter is van oordeel dat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten van artikel 1:265d BW en overweegt in dit verband als volgt. Op de eerste plaats ziet het verzoek van [minderjarige] niet op een lopende machtiging tot uithuisplaatsing, maar op het verzoek tot verlenging daarvan. Uit de Memorie van Toelichting bij de Herziening van de maatregel van ondertoezichtstelling van minderjarigen (
Kamerstukken II, 1992/93, 23003, 3, p. 44) volgt echter dat artikel 1:265d BW ziet op het beëindigen of verkorten van een machtiging tot uithuisplaatsing die nog voortduurt. Daar komt bij dat niet is gesteld of gebleken dat [minderjarige] zich eerst heeft gewend tot de GI met het verzoek om (het verzoek tot verlenging van) de machtiging tot uithuisplaatsing te verkorten, als gevolg waarvan de GI geen schriftelijke beslissing heeft gegeven waartegen beroep is ingesteld bij de kinderrechter. Voor zover [minderjarige] heeft verzocht het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de GI van 29 maart 2021 aan te merken als de voornoemde schriftelijke beslissing van de GI, overweegt de kinderrechter dat – nog afgezien van de vraag of de wetgever een dergelijke invulling van artikel 1:265d heeft beoogd – het verzoek van [minderjarige] op 29 april 2021 en derhalve ruim na afloop van de in artikel 1:264 lid 3 BW genoemde termijn is binnengekomen.
Gelet op al hetgeen hierboven is overwogen, zal de kinderrechter [minderjarige] niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek.

5.De beslissing

De kinderrechter:
verklaart [minderjarige] niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. dr. M.C.A.E. van Binnebeke, kinderrechter, in tegenwoordigheid van S.H.J.M. Jacobs, als griffier en in het openbaar uitgesproken op
11 mei 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
’s-Hertogenbosch.