ECLI:NL:RBLIM:2021:4493

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
3 juni 2021
Zaaknummer
C/03/291703 / KG ZA 21-177
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning door een oom zonder recht of titel in het kader van beschermingsbewind

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 3 juni 2021 uitspraak gedaan in een kort geding. De eiseres, in haar hoedanigheid als beschermingsbewindvoerder over de goederen van de minderjarige [naam onderbewindgestelde], heeft de oom van deze minderjarige aangeklaagd. De oom, die zonder recht of titel in de woning van de minderjarige verblijft, is op basis van eerdere afspraken en een beschikking van de kinderrechter van 21 april 2021, waarin zijn voogdij is beëindigd, aangesproken op zijn verplichting om de woning te verlaten.

De procedure begon met een dagvaarding en een mondelinge behandeling op 25 mei 2021. De eiseres vorderde dat de oom en zijn bewindvoerder binnen twee dagen na betekening van het vonnis de woning zouden ontruimen. De oom erkende dat hij de woning moest verlaten, maar gaf aan financiële problemen te hebben en moeite te hebben met het vinden van nieuwe woonruimte. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van de eiseres toewijsbaar waren, omdat de oom geen verweer had gevoerd tegen de ontruiming en zijn verblijf zonder recht of titel niet kon worden betwist.

De rechter bepaalde dat de oom binnen vier dagen na betekening van het vonnis de woning moest ontruimen en dat de bewindvoerder de ontruiming moest gedogen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. T.A.J.M. Provaas.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/291703 / KG ZA 21-177
Vonnis in kort geding van 3 juni 2021
in de zaak van
[eiseres] , in haar hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder over alle goederen van [naam onderbewindgestelde] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. M.W.M. van Doorn,
tegen
1.
[gedaagde sub 1],
h.o.d.n. [handelsnaam] , in haar hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder over alle goederen van [gedaagde sub 2] ,
zaakdoende binnen het arrondissement Limburg,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 7,
  • de door [eiseres] overgelegde productie 8,
  • de mondelinge behandeling op 25 mei 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De moeder en vader van [naam onderbewindgestelde] (hierna: [naam onderbewindgestelde] ) zijn in 2012 respectievelijk 2015 overleden.
2.2.
[gedaagde sub 2] , de oom van [naam onderbewindgestelde] , en [naam tante] , de tante van [naam onderbewindgestelde] , zijn vervolgens belast met de voogdij van [naam onderbewindgestelde] .
2.3.
De oom van [naam onderbewindgestelde] is sinds de instelling van de voogdij bij [naam onderbewindgestelde] gaan inwonen in het (voormalig) ouderlijk huis van [naam onderbewindgestelde] , gelegen aan de [adres] te [woonplaats 2] (hierna: de woning).
2.4.
[naam onderbewindgestelde] is blijkens de verklaring van erfrecht bij uitsluiting van een ieder gerechtigd tot de goederen die behoren tot de ontbonden huwelijksgemeenschap en de nalatenschap van beide overledenen. Zolang [naam onderbewindgestelde] minderjarig is, zijn, blijkens die verklaring, zijn bovenvermelde oom en tante met uitsluiting van een ieder bevoegd te beschikken over de hiervoor omschreven goederen (productie 2 dagvaarding).
2.5.
[eiseres] is bij beschikking van de kantonrechter van 14 oktober 2020 benoemd tot bewindvoerder over alle goederen die (zullen) toebehoren aan de minderjarige [naam onderbewindgestelde] .
2.6.
In het kader van het toezicht op het beschermingsbewind van de oom zijn tijdens een mondelinge behandeling van de kantonrechter op 22 februari 2021, onder meer, de navolgende afspraken gemaakt (productie 8):
“(..) 4) Oom moet de woning van [naam onderbewindgestelde] uiterlijk1 april 2021verlaten met al wat van oom is en aan oom toebehoort, zodat [naam onderbewindgestelde] vanaf dat moment letterlijk én figuurlijk de ruimte heeft om zich verder te ontwikkelen (..)”
2.7.
De voogdij van de oom over [naam onderbewindgestelde] is bij beschikking van deze rechtbank van 21 april 2021 beëindigd (productie 4). De kinderrechter heeft in die beschikking onder meer, voor zover hier van belang, het navolgende overwogen:
“De inschatting is dat de oom niet capabel is financieel beheer en een zelfstandige huishouding te voeren. (..) Naast financiële zorgen spelen er echte ook zorgen op het pedagogisch vlak. (..) [naam onderbewindgestelde] en de oom hebben weinig contact met elkaar en leven langs elkaar heen. [naam onderbewindgestelde] lijkt aan zijn lot overgelaten te worden. De oom lijkt beperkt probleeminzicht te hebben. Het lukt hem niet om bij de sociaal-emotionele behoeftes van [naam onderbewindgestelde] aan te sluiten. Bovendien heeft de oom het voormalig ouderlijk huis niet per 1 april 2021 verlaten, terwijl [naam onderbewindgestelde] en de oom dit eerder (samen met de bewindvoerders) hebben afgesproken en dat ook in het belang van [naam onderbewindgestelde] en omwille van [naam onderbewindgestelde] rust is. Hoewel de oom goede bedoelingen heeft, lukt het hem klaarblijkelijk niet actie te ondernemen en het belang van [naam onderbewindgestelde] voorop te stellen. (..) Gebleken is dat deze problematiek al jarenlang speelt en dat de oom geen (of althans onvoldoende) hulp inschakelt. (..)”
2.8.
De bewindvoerder van de oom heeft hem in een e-mail van 20 april 2021 onder meer als volgt bericht (productie 5):
“(..) ontheven uit je taak als voogd (..) jij nu niet meer rechtmatig in de woning van [naam onderbewindgestelde] mag verblijven. (..)”
2.9.
De bewindvoerder van [naam onderbewindgestelde] , [eiseres] , heeft de oom bij e-mail gesommeerd om de woning uiterlijk op 7 mei 2021 te verlaten. Ook de gemachtigde van [eiseres] , mr. Van Doorn, heeft de oom gesommeerd de woning voor die datum te verlaten.
3. Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert samengevat en na wijziging van eis ter zitting -, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,:
gedaagde sub 1 (de bewindvoerder van de oom) en/of gedaagde sub 2 (de oom) te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de woning te ontruimen en te verlaten,
gedaagde sub 1 (de bewindvoerder van de oom) te veroordelen om deze ontruiming te gehengen en gedogen,
gedaagden te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eiseres] legt aan de vorderingen ten grondslag dat de oom zonder recht of titel in de woning verblijft.
3.3.
[gedaagden] weerspreekt niet dat de oom gehouden is om de woning te verlaten. Ook de oom zelf weerspreekt dit niet. Hij geeft echter aan dat hij niet beschikt over financiële middelen en dat hij het moeilijk vindt om nieuwe woonruimte te vinden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De spoedeisendheid van de vorderingen vloeit voort uit de aard van de zaak.
4.2.
Door gedaagden is geen verweer gevoerd ter zake van de door [eiseres] gestelde gehoudenheid tot het ontruimen van de woning wegens het verblijf zonder recht of titel. Nu de stellingen aangaande de gehoudenheid tot ontruiming niet zijn weersproken en deze de vordering tot ontruiming kunnen dragen, zal de onder sub 1 gevorderde ontruiming worden toegewezen. De stellingen van de oom aangaande zijn gebrek aan inkomsten en zijn moeilijkheden om een alternatieve woonruimte te vinden, doen niet af aan het gestelde
– onweersproken gelaten – verblijf zonder recht of titel. Dit klemt temeer, nu ter zitting is gebleken dat de oom, ondanks de geboden begeleiding en hulp, niet de benodigde (vervolg)stappen zet om in aanmerking te komen voor een uitkering en woonruimte.
4.3.
Niet de bewindvoerder van de oom, maar de oom zelf, zal tot ontruiming worden veroordeeld, gelet op het (huidige) verblijf in de woning zonder recht of titel. Van een goed dan wel vermogensrecht dat onder het bewind valt, is om die reden immers geen sprake.
4.4.
Gelet op met name het feit dat bij de oom reeds langer bekend is dat hij – zoals afgesproken – de woning per 1 april 2021 diende te verlaten, zal een korte ontruimingstermijn worden bepaald, in die zin dat deze zal worden gesteld op vier dagen.
4.5.
Tegen de vordering om de ontruiming te gehengen en gedogen is door bewindvoerder [gedaagden] geen verweer gevoerd. Het onder sub 2 gevorderde zal daarom eveneens worden toegewezen.
4.6.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde sub 2 (de oom) om binnen vier dagen na betekening van dit vonnis de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats 2] , geheel te ontruimen en te verlaten met alle aan hem toebehorende roerende zaken en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking te stellen van [eiseres] ,
5.2.
veroordeelt gedaagde sub 1 ( [gedaagden] ), in haar hoedanigheid van bewindvoerder, om de ontruiming te gehengen en gedogen,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: CB