ECLI:NL:RBLIM:2021:4460

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 juni 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
04 8918310/CV 20-6638
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering in een standaard incassozaken met aandacht voor onredelijke proceskosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 2 juni 2021 uitspraak gedaan in een incassozaken tussen Infomedics B.V. en een gedaagde die in persoon procedeerde. De vordering van Infomedics betrof een bedrag van € 631,50, voortvloeiend uit tandheelkundige behandelingen die de gedaagde had ondergaan. De gedaagde had eerder een verstekvonnis ontvangen, maar stelde dat hij de dagvaarding nooit had ontvangen. Hij voerde aan dat de incassokosten en proceskosten onredelijk hoog waren in verhouding tot de geleverde diensten. De kantonrechter erkende de frustraties van de gedaagde over de oplopende kosten, maar benadrukte dat de kosten in overeenstemming waren met de geldende regelgeving en rechtspraak. De rechter concludeerde dat de vordering van Infomedics toewijsbaar was en dat de gedaagde ook in de proceskosten moest worden veroordeeld. De totale proceskosten werden vastgesteld op € 833,85, en de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag plus rente. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 8918310 \ CV EXPL 20-6638
Vonnis van de kantonrechter van 2 juni 2021
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INFOMEDICS B.V., m.h.o.d.n. INFOMEDICS FACTORING, UWNOTA.NL, DFA SERVICES EN INFOMEDICS DFA,
gevestigd te Almere,
eisende partij,
gemachtigde Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
1 De dagvaarding
2 De reactie daarop van gedaagde
3 De conclusie van repliek
4 De reactie daarop van gedaagde

2.Het geschil

2.1.
De heer [gedaagde] heeft eind 2019 en begin 2020 een behandeling ondergaan bij tandarts [naam tandarts] in [vestigingsplaats] (plaatsing van een kroon en een brug). In overleg werd dat in twee gedeeltes in 2019 en in 2020 gefactureerd teneinde een optimale vergoeding van de verzekering te ontvangen. De incasso van deze vorderingen werd in eerste instantie door Infomedics gedaan, in tweede instantie door de deurwaarder.
2.2.
Bij verstekvonnis van de kantonrechter van 24 juni 2020 is kennelijk (alleen het verstekvonnis is door [gedaagde] ingebracht) een eerste factuur van € 598,55 (inclusief circa € 80,= incassokosten en rente) toegewezen. [gedaagde] is daarbij ook in de proceskosten ad € 705,85 veroordeeld. Op 9 juli 2020 is hem dat vonnis betekend waarbij opnieuw € 60,00 nasalaris en € 80,24 explootkosten in rekening zijn gebracht. [gedaagde] stelt dat hij de dagvaarding die tot dat vonnis heeft geleid, nimmer heeft ontvangen. Desondanks heeft hij het totaalbedrag van € 1.446,51 voldaan.
2.3.
In onderhavige procedure vordert Infomedics bij dagvaarding van 17 november 2020 uit hoofde van dezelfde behandeling betaling van de factuur van 9 januari 2020 van € 540,21 (na aftrek van een vergoeding ad € 250,= van de zorgverzekeraar). Inclusief € 81,03 incassokosten en wettelijke rente wordt in hoofdsom gevorderd € 631,50. Deze vordering is inhoudelijk niet bestreden. Bij toewijzing zal [gedaagde] ook in deze procedure in de proceskosten van Infomedics worden veroordeeld. Die kosten zullen uitkomen op € 499,= griffierecht, € 86,85 explootkosten en € 248,= salaris gemachtigde, derhalve in totaal op € 833,85. Ook dat vonnis leent zich dan weer voor betekening (€ 80,24 explootkosten) en nakosten (€ 60,=). Daarmee zou deze incasso resulteren in een betaling van € 1.605,59.
2.4.
[gedaagde] voert aan, kort samengevat:
Hij was toen zelfstandig ondernemer en niet goed genoeg verzekerd, zodat hij slechts een klein gedeelte van de kosten vergoed kreeg;
[gedaagde] heeft in 2020 een burn out gekregen en had als eigen ondernemer minder inkomsten waardoor hij veel van zijn rekeningen niet kon betalen;
Hij heeft de dagvaarding die geleid heeft tot het verstekvonnis van 24 juni 2020 nooit ontvangen en begrijpt niet waarom die hem niet persoonlijk is afgegeven of gewoon aangetekend verzonden is;
[gedaagde] is boos dat hij nooit telefonisch benaderd is en hem nooit de gelegenheid is geboden om zijn vordering op te schorten totdat hij weer inkomsten had en/of in termijnen te betalen;
[gedaagde] en zijn gezin durven niet meer naar de tandarts en [gedaagde] zit depressief thuis.

3.Beoordeling

3.1.
Op zich is dit een eenvoudige standaard incasso zaak. De rechtmatigheid en de hoogte van de vordering worden niet ontkend. Daarmee staat vast dat [gedaagde] eind 2019 en begin 2020 voor ongeveer (€ 518,55 + € 540,21 =) € 1.058,76 aan tandartsbehandeling heeft ondergaan waarvan hij de kosten moet dragen. Ondanks diverse sommaties en dagvaarding(en) heeft hij dat bedrag niet betaald. De boosheid van [gedaagde] richt zich niet zozeer tegen het feit dat hij had moeten betalen, maar tegen de in relatie met de vordering hoge incasso- en proceskosten, welke volgens hem niet in verhouding staan met de inspanningen die zijn verricht om hem tot betaling te bewegen.
3.2.
De kantonrechter kan met [gedaagde] invoelen dat het aangroeien van een incasso vordering van € 1.058,76 naar € 3.052,10 onrechtvaardig overkomt. Zeker als die ongeveer € 2.000 euro incasso-, exploot- en gerechtskosten tot nog toe (met uitzondering van de conclusie van repliek) opgebouwd zijn uit het produceren en verstrekken van standaarddocumenten zonder dat er één moment van persoonlijke bejegening is geweest. Desondanks is elk bouwsteentje van dit bedrag in regelgeving en rechtspraak uitgekristalliseerd, waardoor gezegd kan worden dat het rechtssysteem en de maatschappij deze uitkomst normaal en aanvaardbaar vinden.
3.3.
Omdat de kantonrechter onderdeel is van het rechtssysteem, wordt hij geacht zich aan de uitkomsten daarvan te conformeren. In Nederland worden elke week in duizenden incassozaken door rechtbanken gelijksoortige vrijwel gestandaardiseerde beslissingen genomen. Anderzijds is onlangs (met de affaire rond de kindertoeslag) duidelijk geworden dat de rechter als laatste baken voor rechtszoekenden kritisch moet blijven op dat rechtssysteem. Daarom signaleert de kantonrechter een aantal oorzaken voor het oplopen van de vordering waarvan gezegd kan worden dat ze ieder voor zich verdedigbaar zijn, maar opgeteld toch tot een ongewenste uitkomst kunnen leiden.
3.4.
Ten eerste (1) is in het systeem ingebouwd dat de enige ‘verplichting’ die een incassobureau of deurwaarder heeft om aanspraak te maken op incassokosten, is dat hij een sommatiebrief aan de schuldenaar verstuurt, waarin betaling binnen 14 dagen wordt gevorderd. De Hoge Raad heeft al in 2016 met verwijzing naar de bedoeling van de wetgever aangegeven dat dit voldoende is en een verdere toetsing van de incasso niet aan de rechter is. De hoogte van incassokosten is gestandaardiseerd op een percentage van de hoogte van de vordering (bij € 5.000,= bijvoorbeeld op € 625,=) met een minimum van € 40,=. Doordat de rechter geen mogelijkheid heeft om te onderzoeken en beoordelen of het incassobureau of de deurwaarder redelijke inspanningen (anders dan die 14-dagen brief) heeft gedaan om tot incasso van de vordering te komen, zal dit incassobureaus en deurwaarders niet stimuleren om meer dan die 14-dagen brief aan werkzaamheden te verrichten. Ook in onderhavige zaak is (in twee zaken gezamenlijk) daarmee rechtmatig € 160,= in rekening gebracht voor het versturen van twee standaardbrieven. De stelling van [gedaagde] dat van de deurwaarder verwacht had mogen worden dat hij telefonisch benaderd was om te bezien of een betalingsregeling mogelijk was, is in het huidige recht dus niet juist.
3.5.
Ten tweede (2) is in het systeem ingebouwd dat de enige functionaris die een dagvaarding of vonnis in civiele kwesties rechtsgeldig kan bezorgen, een deurwaarder is. De tarieven die een deurwaarder daarvoor in rekening mag brengen, worden bij koninklijk besluit vastgesteld. Daardoor kost het bezorgen / betekenen van een dagvaarding of vonnis meer dan € 80,= (en na 1 juli 2021 meer dan € 100,=). Hoewel volgens de wet de bedoeling is dat die bezorging in persoon geschiedt, is in verband met Covid bepaald dat dit niet meer hoeft. Dit minderwerk voor de deurwaarder heeft niet tot neerwaartse aanpassing van de tarieven geleid. Dat betekent in de praktijk dat voor het enkele uitvoeren van adresverificatie en in de brievenbus deponeren van een envelop een zeer hoge prijs betaald wordt. Ook de kans dat poststukken verkeerd bezorgd worden, is toegenomen nu niet langer geprobeerd hoeft te worden om het aan de persoon zelf uit te reiken. De stelling van [gedaagde] dat het dus efficiënter en goedkoper zou zijn geweest om het poststuk aangetekend aan hem te verzenden, moge juist zijn, maar snijdt desondanks geen hout. Daarmee is ook deze kostenpost van in totaal ruim € 240,= gelegitimeerd.
3.6.
Ten derde (3) is in het systeem ingebouwd dat voor het aanbrengen van een vordering van meer dan € 500,= een griffierecht verschuldigd is van € 499,=. Dit in relatie tot de hoogte van de vordering hoge griffierecht (nagenoeg 100%) had tot doel om de gerechtelijke incasso van lage(re) vorderingen te ontmoedigen. Nu het bij lage(re) vorderingen echter in haast alle gevallen om eenvoudige incassozaken gaat (waarin de eisende partij dus gelijk krijgt), is het steeds de gedaagde schuldenaar die (in haast alle gevallen bij verstek) via een proceskostenveroordeling dit hoge griffierecht aan de schuldeiser moet terugbetalen. Daarmee is ook de twee keer aan eiser te vergoeden € 499,= aan griffierecht terecht gevorderd.
3.7.
Ten vierde (4) is in het systeem ingebouwd dat voor het verrichten van elke proceshandeling een standaardvergoeding aan salaris wordt toegekend zodra de procedure door een gemachtigde wordt gevoerd. De hoogte daarvan per proceshandeling is gerelateerd aan de hoogte van de vordering. Voor vorderingen van € 500,= is dat € 124,= per proceshandeling. Dat betekent dat voor het opstellen en aanbrengen van de dagvaarding dit bedrag als salaris gerechtvaardigd is. Hoewel dit bedrag in absolute zin niet hoog is en voor het maken van een ‘echt’ processtuk al snel onvoldoende is, is aannemelijk dat het voor repeatplayers als Infomedics meer dan kostendekkend is. De dagvaardingen van deze schuldeiser zijn namelijk standaard hetzelfde met invulling van vijf tot tien variabelen (wellicht uit een database). Daarmee is ook het salaris gemachtigde toewijsbaar.
3.8.
Ten vijfde (5) is in het systeem ingebouwd dat een schuldeiser elke vordering afzonderlijk mag incasseren. Er is geen rechtsregel die verlangt dat een schuldeiser samenhangende vorderingen moet ‘opsparen’ en gelijktijdig moet incasseren. In onderhavig geval zou een dergelijke concentratie tot besparing griffierecht (1x € 499,=), tot minder explootkosten (2x € 85,=) en tot minder salaris (1 x € 124,=) hebben geleid. Het feit dat de vordering in deze dagvaarding al bestond op 14 januari 2019 en in theorie dus gemakkelijk meegenomen had kunnen worden met de vordering die leidde tot het verstekvonnis van 20 juni 2020, is dus een gegeven waarmee in de beoordeling geen rekening wordt gehouden.
3.9.
Het voorgaande voert tot de conclusie dat de vordering van Infomedics toewijsbaar is en dat [gedaagde] in de proceskosten van Infomedics veroordeeld zal worden. Die kosten worden tot op heden begroot op € 499,= aan griffierecht, € 86,85 aan explootkosten en € 248,= (twee proceshandelingen) aan salaris gemachtigde, zijnde in totaal € 833,85.

4.Beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Infomedics van € 631,50, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 november 2020 tot aan de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 833,85 aan tot op heden gemaakte proceskosten van Infomedics;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers en in het openbaar uitgesproken.