ECLI:NL:RBLIM:2021:4432

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 april 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
/
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toekenning aanvangsbeloning bewindvoerder in het kader van bewindvoering

In deze beschikking van de Rechtbank Limburg, uitgesproken op 30 april 2021, is het verzoek van de verzoekster om een beloning voor aanvangswerkzaamheden als opvolgend bewindvoerder afgewezen. De verzoekster, die de praktijk van de ontslagen bewindvoerder heeft overgenomen, vroeg om vaststelling van haar beloning op basis van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. De kantonrechter oordeelde dat de kosten van de overname van de bewindvoerderspraktijk niet ten laste van de rechthebbende of de gemeenschap mogen komen. Dit is in lijn met eerdere uitspraken waarin is bepaald dat de financiële gevolgen van het beëindigen van de werkzaamheden door een bewindvoerder niet op de rechthebbende mogen worden afgewenteld. De kantonrechter benadrukte dat de rechthebbende niet om de beëindiging van de bewindvoerderswerkzaamheden heeft gevraagd en dat de verzoekster op de hoogte was van de voorwaarden waaronder de overname plaatsvond. De beslissing van de kantonrechter is gebaseerd op het beleid van de Landelijke Expertgroep Curatele Bewind Mentorschap, dat stelt dat de kosten van ontslag van een bewindvoerder niet op rechthebbenden of de maatschappij mogen worden afgewenteld. De kantonrechter concludeerde dat de verzoekster geen recht heeft op de gevraagde beloning voor aanvangswerkzaamheden, aangezien deze kosten als bedrijfskosten van de verzoekster moeten worden beschouwd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Team Toezicht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: XXX
BM-nummer: XXX
Uitspraakdatum: 30-04-21

Beschikking op een verzoek toekenning bewindvoerdersbeloning

ingediend door:

[verzoekster] , h.o.d.n. [handelsnaam] ,

correspondentieadres: [correspondentieadres] , [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de verzoekster,
in de zaak van:

[rechthebbende] ,

hierna te noemen: de rechthebbende.

de feiten

De goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende zijn onder bewind gesteld. [naam bewindvoerder] , h.o.d.n. [handelsnaam] , was bewindvoerder. Bij beschikking van 24 mei 2019 is, ingaande 1 juni 2019, [naam bewindvoerder] , h.o.d.n. [handelsnaam] , op haar verzoek ontslagen als bewindvoerder, en wel omdat zij haar bewindvoerderspraktijk beëindigde. Verzoekster is toen benoemd tot opvolgend bewindvoerder in alle zaken waarin [naam bewindvoerder] , h.o.d.n. [handelsnaam] , bewindvoerder was, en dus ook in de zaak van de rechthebbende.
In alle overnamebeschikkingen van 24 mei 2019 heeft de kantonrechter overwogen dat de financiële gevolgen van de keuze van [naam bewindvoerder] , h.o.d.n. [handelsnaam] , om haar bewindvoerderswerkzaamheden te beëindigen niet ten laste van (het vermogen van) de rechthebbende mogen worden gebracht. Bepaald is in die overnamebeschikkingen dat aan de ontslagen bewindvoerder geen beloning toekomt voor het door haar opmaken van de eindrekening en -verantwoording, althans dat deze beloning niet ten laste van (het vermogen van) de rechthebbende dan wel de gemeenschap (bijzondere bijstand) mag worden gebracht, en dat de beloning voor aanvangswerkzaamheden van de opvolgend bewindvoerder (de verzoekster) niet ten laste van het vermogen van de rechthebbende dan wel de gemeenschap (bijzondere bijstand) mag worden gebracht.
De verzoekster heeft daarna in een van de overnamebeschikkingen hoger beroep aangetekend. Bij beschikking van 12 november 2020 (zaaknummer 200.264.932_01) heeft het hof ’s-Hertogenbosch de betreffende beschikking van de kantonrechter vernietigd, voor zover was bepaald dat geen beloning voor aanvangswerkzaamheden ten laste van het vermogen van de rechthebbende mag worden gebracht. Het hof heeft de beloning voor aanvangswerkzaamheden van de verzoekster vervolgens vastgesteld overeenkomstig de in artikel 3 lid 5 aanhef en sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (hierna: de regeling) opgenomen lage beloning, te weten € 390,00 exclusief BTW.
procedure en verzoek
De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift, ontvangen op 1 december 2020, aangevuld met stukken, ontvangen op 14 december 2020.
De verzoekster vraagt om vaststelling van de beloning voor aanvangswerkzaamheden in het dossier van de rechthebbende overeenkomstig de in artikel 3 lid 5 aanhef en sub a van de regeling opgenomen lage beloning ten bedrage van € 390,00, exclusief BTW.

beoordeling

De kantonrechter overweegt het volgende.
Voorafgaand aan de overname van de bewindvoerderspraktijk door de verzoekster heeft de kantonrechter op 21 maart 2019 met de verzoekster en met [naam bewindvoerder] een gesprek gevoerd. Aanleiding voor dat gesprek was de mededeling van [naam bewindvoerder] dat zij op korte termijn haar bewindvoerderspraktijk, daaronder ook begrepen haar werkzaamheden als curator of mentor, wegens gezondheidsklachten wenste te beëindigen. De verzoekster heeft in dat gesprek medegedeeld dat in onderling overleg is besloten dat zij de praktijk, en dus alle dossiers, van [naam bewindvoerder] overneemt. Van dat gesprek is door de griffier en de kantonrechter een verslag gemaakt, welk verslag – bij afwezigheid van de griffier – door de kantonrechter is getekend op 25 september 2019. In het verslag is onder meer vermeld, woordelijk luidende:
“ [naam bewindvoerder] en [verzoekster] delen mee dat zij terzake de overname van de praktijk het volgende met elkaar hebben afgesproken:
  • de bedrijfsnaam blijft gelijk, zij het dat [handelsnaam] zal worden geschreven als [handelsnaam] ,
  • alle cliënten zullen door [verzoekster] worden overgenomen,
  • zij zullen gezamenlijk de rechthebbenden/betrokkenen bezoeken en zullen dan de overname bespreken. Rechthebbenden/betrokkenen die niet akkoord gaan met de voorgenomen benoeming van [verzoekster] kunnen zelf een andere curator, bewindvoerder of mentor voordragen,
  • aan de rechthebbenden/betrokkenen zal door [verzoekster] de lage beloning voor aanvangswerkzaamheden in rekening worden gebracht,
  • [naam bewindvoerder] zal nog enige tijd na de overname [verzoekster] met raad en daad terzijde staan.
De kantonrechter deelt mee dat de rechthebbenden/betrokkenen financieel geen last mogen hebben van het ontslag van [naam bewindvoerder] en de benoeming van [verzoekster] . Dat betekent dat het niet de bedoeling is dat [naam bewindvoerder] aan de rechthebbenden een beloning in rekening brengt voor het door haar opstellen en aan [verzoekster] als opvolgend bewindvoerder afleggen van een eindrekening en
-verantwoording, noch dat [verzoekster] aan de rechthebbenden/betrokkenen een beloning in rekening brengt voor haar aanvangswerkzaamheden. Het is immers niet de rechthebbende/betrokkene die een andere curator, bewindvoerder of mentor wenst, maar de wens van [naam bewindvoerder] om te stoppen met haar werkzaamheden en van [verzoekster] om die werkzaamheden over te nemen.
De dames [naam bewindvoerder] en [verzoekster] delen daarop mee het niet eens te zijn met de kantonrechter, zij maken immers ook kosten en hebben dus recht op deze beloningen. Daarbij willen ze deze beloningen enkel in rekening brengen aan die rechthebbenden/betrokkenen aan wie daarvoor door de gemeente bijzondere bijstand wordt verleend. Bij rechthebbenden/betrokkenen waarbij recent bewind is ingesteld, zullen die beloningen niet in rekening worden gebracht.
De kantonrechter deelt mee dat het niet de bedoeling is om de gemeenschap, via door de gemeente te verstrekken bijzondere bijstand, op te zadelen met de kosten van overname van de werkzaamheden van [naam bewindvoerder] door [verzoekster] . De kantonrechter gaat hiermee dan ook niet akkoord en zal dit opnemen in de beschikkingen ontslag en benoeming.”
De verzoekster heeft op 14 juni 2019 een e-mailbericht gestuurd naar de rechtbank. In dat
e-mailbericht stelde zij dat de kantonrechter op 21 maart 2019 aan haar toestemming had verleend voor het in rekening brengen van een beloning voor aanvangswerkzaamheden in de bewinden waarbij een rechthebbende aanspraak kan maken op bijzondere bijstand voor de te betalen beloning.
Daarop heeft de griffier namens de kantonrechter bij brief van 25 juni 2019 het volgende geantwoord:
“Uw email van 14 juni 2019 heb ik in goede orde ontvangen. In uw email stelt u dat de kantonrechter tijdens het gesprek met [naam bewindvoerder] en u op 21 maart 2019 toestemming heeft verleend voor het in rekening brengen van een beloning voor de aanvangswerkzaamheden in de bewinden waarbij een rechthebbende aanspraak kan maken op bijzondere bijstand.
De kantonrechter heeft u tijdens het gesprek van 21 maart duidelijk aangegeven dat de rechthebbende geen last mag hebben van de overname van [handelsnaam] , ook niet in financiële zin. Het is immers niet zijn of haar keuze dat het kantoor is overgenomen. Dat betekent dat aan de rechthebbende geen kosten in rekening mogen worden gebracht voor het door [naam bewindvoerder] opstellen van de eindrekening en -verantwoording en evenmin voor het door u verrichten van aanvangswerkzaamheden. Ook niet als de rechthebbende hiervoor aanspraak kan maken op bijzondere bijstand van overheidswege. Die kosten zouden dan weliswaar niet rechtstreeks ten laste komen van de rechthebbende, maar wel ten laste van de gemeenschap. De kantonrechter heeft u op 21 maart meegedeeld dat ook dat laatste niet de bedoeling is.
Ik wijs u er dan bij deze al op dat de kantonrechter op de bij uw email als bijlage gevoegde machtiging inzake BM nr. (…..) afwijzend zal beslissen, mocht u dit verzoek nog op de gebruikelijke wijze indienen.”
De kantonrechter overweegt verder dat de Landelijke Expertgroep Curatele Bewind Mentorschap als beleid hanteert dat in gevallen waarin een professionele bewindvoerder besluit om wegens hem of haar moverende redenen met de werkzaamheden te stoppen en om ontslag in alle zaken vraagt, de kosten van dit ontslag niet op rechthebbenden of de maatschappij (in geval van bijzondere bijstand) mogen worden afgewenteld. Het ontslag van de bewindvoerder en de (noodzakelijke) benoeming van een opvolger is immers niet de keuze van rechthebbenden, maar gebeurt op (eenzijdig) verzoek van de bewindvoerder en is (mede) een gevolg van de keuze voor de rechtsvorm waarin de bewindvoerder de werkzaamheden uitvoert. Als een bewindvoerder de werkzaamheden immers via een benoembare rechtspersoon uitvoert, dan kunnen de werkzaamheden bij zijn of haar vertrek door een andere bewindvoerder binnen die rechtspersoon worden overgenomen. Er hoeft dan geen formele ontslag- en benoemingprocedure plaats te vinden. In die gevallen krijgen rechthebbenden feitelijk ook een andere bewindvoerder althans behandelaar en moet deze ‘nieuwe’ bewindvoerder de werkzaamheden van de oude bewindvoerder overnemen en voortzetten, maar wordt hiervoor bij rechthebbenden geen beloning voor aanvangswerkzaamheden in rekening gebracht. Naar het oordeel van de kantonrechter is het dan ook niet redelijk om deze beloning wel toe te kennen én voor rekening van rechthebbenden of de maatschappij/de gemeenschap (in geval van bijzondere bijstand) te laten komen als rechthebbenden geen rechtspersoon als bewindvoerder hebben voorgesteld, maar een bewindvoerder handelend als eenmanszaak, zoals destijds [naam bewindvoerder] , h.o.d.n. [handelsnaam] .
Uit het in de onderhavige zaak van toepassing zijnde artikel 3 lid 6 van de regeling volgt dat de kantonrechter wegens uitzonderlijke omstandigheden – in afwijking van de gebruikelijke beloning – de beloning voor de bewindvoerder op andere wijze kan vaststellen. Naar het oordeel van de kantonrechter vormt de beslissing van [naam bewindvoerder] om met haar werkzaamheden te stoppen en de beslissing van de verzoekster om die werkzaamheden van haar over te nemen, een uitzonderlijke omstandigheid die rechtvaardigt dat wordt afgezien van de toekenning van een beloning voor aanvangswerkzaamheden. De rechthebbende heeft niet om ontslag van [naam bewindvoerder] als bewindvoerder gevraagd, noch om benoeming van de verzoekster tot opvolgend bewindvoerder. Dat verzoek was afkomstig van beide laatstgenoemden. Dat de rechthebbende, of voor deze de gemeenschap, in de vorm van de gemeente waar de rechthebbende woonachtig is en die aan de rechthebbende bijzondere bijstand verleent voor de betaling van de bewindvoerdersbeloningen, vervolgens ook nog dient te betalen voor eventuele door de verzoekster te verrichten of verrichte aanvangswerkzaamheden
– werkzaamheden waar de rechthebbende of de gemeente zeer zeker dus niet om hebben gevraagd – vermag de kantonrechter niet in te zien. De kosten die verbonden zijn aan de overname van een bewindvoerderspraktijk behoren naar het oordeel van de kantonrechter tot de kosten die een ondernemer maakt als hij een bedrijf overneemt. Het zijn dus bedrijfskosten. En bedrijfskosten plegen niet op deze wijze te worden afgewenteld op rechthebbenden of de gemeenschap. Bovendien wist de verzoekster al voorafgaand aan de overname van de bewindvoerderspraktijk dat de kantonrechter zou bepalen dat de beloning voor aanvangswerkzaamheden niet ten laste van de rechthebbenden, dan wel de gemeenschap (via bijzondere bijstand), zou mogen worden gebracht.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter daarom het verzoek om de beloning voor het verrichten van aanvangswerkzaamheden vast te stellen overeenkomstig de in artikel 3 lid 5 aanhef en sub a van de regeling opgenomen lage beloning afwijzen.

beslissing

De kantonrechter:
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.F.J. Aalderink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze beschikking kan – door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof