ECLI:NL:RBLIM:2021:4430

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
03/866090-19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van grote sommen geld door beheerder van Verenigingen van Eigenaren

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Limburg op 1 juni 2021 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die als beheerder van verschillende Verenigingen van Eigenaren (VvE's) grote sommen geld heeft verduisterd. De verdachte, geboren in 1965 en woonachtig in Maastricht, werd beschuldigd van het verduisteren van in totaal ongeveer 158.000 euro van diverse VvE's tussen 2017 en 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op meerdere tijdstippen geldbedragen heeft verduisterd die toebehoorden aan de VvE's, waarbij hij als beheerder toegang had tot de bankrekeningen. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten, en de rechtbank heeft op basis van de ingediende aangiften en bewijsstukken geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan de verduistering van vier verschillende bedragen, variërend van 15.662,13 euro tot 67.910,80 euro, afhankelijk van de VvE. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden en heeft schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die leden van de VvE's zijn. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, die gezamenlijk een schadevergoeding van in totaal 83.159,76 euro hebben gevorderd, en heeft de verdachte verplicht om deze bedragen te vergoeden, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866090-19
Verstek
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 juni 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
wonende te [adres 1] .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 16 maart en 18 mei 2021. Tegen de verdachte is verstek verleend. De officier van justitie heeft haar standpunt kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2018 een geldbedrag van 67.910,80 euro heeft verduisterd;
Feit 2:in de periode van 1 januari 2017 tot en met 19 februari 2019 een geldbedrag van 40.279,47 euro heeft verduisterd;
Feit 3:in de periode van 18 december 2018 tot en met 1 juli 2019 een geldbedrag van 20.417,02 euro heeft verduisterd;
Feit 4:in de periode van 2 januari 2017 tot en met 19 maart 2019 een geldbedrag van 29.969,09 euro heeft verduisterd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de vier ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 heeft zij daarbij verwezen naar de door [benadeelde 1] ingediende aangifte, een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot rekeningafschriften van de bankrekeningen van de verdachte en de betrokken Vereniging van Eigenaars (VvE) en een uittreksel van de Kamer van Koophandel met betrekking tot voornoemde VvE. Met betrekking tot feit 2 heeft de officier van justitie verwezen naar de door [benadeelde 2] ingediende aangifte, twee processen-verbaal van bevindingen met betrekking tot rekeningafschriften van de bankrekeningen van de verdachte en de betrokken VvE en een uittreksel van de kamer van koophandel met betrekking tot voornoemde VvE. Ten aanzien van feit 3 heeft zij verwezen naar de door [benadeelde 3] ingediende aangifte, een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot rekeningafschriften van de bankrekeningen van de verdachte en de betrokken VvE en naar voornoemde rekeningafschriften. Tot slot heeft de officier van justitie met betrekking tot feit 4 verwezen naar de door [benadeelde 4] ingediende aangifte en een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot rekeningafschriften van de bankrekeningen van de verdachte.
3.2
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
[benadeelde 1] van [naam bedrijf] heeft als beheerder van de VvE ‘ [adres 2] ’ aangifte van verduistering gedaan tegen de verdachte. [2] De verdachte was van 2015 tot eind 2018 beheerder van de VvE. Zijn contract is niet verlengd omdat de leden van de VvE niet tevreden waren, onder andere omdat hij hen geen inzage gaf in jaarverslagen. De verdachte weigerde na zijn ontslag stelselmatig om documenten te overhandigen aan zijn opvolger [naam bedrijf] . Uiteindelijk heeft [naam bedrijf] bankafschriften van de VvE ontvangen. Daaruit bleek dat in 2017 en 2018 diverse transacties hebben plaatsgevonden vanaf de bankrekening van de VvE naar twee bankrekeningen van de verdachte die de VvE niet kon verklaren en waar geen facturen voor waren. Daarnaast is de overeengekomen beheersvergoeding met betrekking tot de jaren 2017 en 2018 ter hoogte van 15.246,- euro overgeschreven naar de bankrekeningen van de verdachte. De verdachte woonde in die periode in Maastricht. [3]
De politie heeft afschriften van twee bankrekeningen van de verdachte onderzocht. Vanaf de bankrekening van VvE ‘ [adres 2] ’ is op deze rekeningen een bedrag van in totaal 85.764,25 euro overgeschreven. De eerste transactie vond plaats op 4 januari 2017 en de laatste op 19 december 2018. [4] Wanneer van dit bedrag de overeengekomen beheersvergoeding van in totaal 15.246,- euro wordt afgetrokken, resteert een bedrag van 70.518,25 euro, dat zonder goede verklaring naar de bankrekeningen van de verdachte is overgemaakt.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat de verdachte in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2018 een geldbedrag van ten minste 67.910,80 euro, toebehorende aan VvE ‘ [adres 2] ’, heeft verduisterd.
Feit 2
[benadeelde 2] heeft als voorzitter van de VvE ‘ [adres 3] ’, gevestigd te Maastricht, aangifte van verduistering gedaan tegen de verdachte. De verdachte was gedurende een periode van ongeveer 4 jaren beheerder van de VvE. Hij was in die periode de enige gemachtigde van de bankrekening van de VvE. De eerste twee jaren ging dat goed. De laatste 2 jaren heeft de verdachte echter geen enkele balans of jaarrekening verstrekt, ook niet nadat de VvE daar herhaaldelijke om had verzocht. De verdachte ontving voor zijn werkzaamheden een vergoeding van 4.200,- euro per jaar. [5]
De politie heeft afschriften van twee bankrekeningen van de verdachte onderzocht. Vanaf de bankrekening van de VvE ‘ [adres 3] ’ is op deze rekeningen een bedrag van in totaal 49.662,60 euro overgeschreven. De eerste transactie vond plaats op 4 januari 2017 en de laatste op 19 februari 2019. [6] Wanneer van dit bedrag de overeengekomen beheersvergoeding van in totaal 8.400,- euro wordt afgetrokken, resteert een bedrag van 41.262,60 euro, dat zonder goede verklaring naar de bankrekeningen van de verdachte is overgemaakt.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat de verdachte in de periode van 1 januari 2017 tot en met 19 februari 2019 een geldbedrag van ten minste 40.279,47 euro, toebehorende aan VvE ‘ [adres 3] ’, heeft verduisterd.
Feit 3 [7]
[benadeelde 3] heeft namens de VvE van de woningen [adres 4] te Eijsden aangifte van verduistering gedaan tegen de verdachte. De verdachte beheerde sinds 2017 de financiën van de VvE. Aangever kon de verdachte op enig moment niet meer bereiken en kwam door navraag bij de Kamer van Koophandel te weten dat de verdachte recentelijk was uitgeschreven op zijn adres te Maastricht. Aangever is vervolgens naar het voormalige adres van de verdachte gegaan en zag dat diens woning werd ontruimd. Aangever vertrouwde het niet en heeft bij de bank de gegevens van de bankrekening van de VvE opgevraagd. Het bleek dat het bedrag van 12.000 euro, dat in 2017 op de bankrekening stond, was verdwenen. De verdachte was de enige gemachtigde van deze bankrekening. [8]
Aangever heeft daarnaast verklaard dat de verdachte namens hem huurpenningen inde van een appartement in hetzelfde complex dat hij verhuurde. De verdachte moest de huurpenningen elke maand overmaken naar de privé-bankrekening van aangever, maar hij had dit de afgelopen twee maanden niet gedaan. [9]
De politie heeft afschriften van twee bankrekeningen van de verdachte onderzocht. Vanaf de bankrekening van de VvE van de woningen [adres 4] te Eijsden is op deze rekeningen een bedrag van in totaal 15.662.13 euro overgeschreven. De eerste transactie vond plaats op 18 december 2018 en de laatste op 1 juni 2019. De verdachte moest volgens aangever [benadeelde 3] daarnaast per maand 166,- euro van de huurpenningen die hij namens aangever [benadeelde 3] voor diens appartement inde afdragen aan de VvE. Dat heeft hij blijkens de rekeningafschriften van de bankrekening van de VvE niet gedaan vanaf maart 2018 tot en met juli 2019, een periode van 17 maanden (in totaal 2.822,- euro). De verdachte heeft daarnaast de huurpenningen van de maanden juni en juli 2019, ter waarde van 1.932,90 euro, niet naar de bankrekening van aangever [benadeelde 3] overgemaakt. De totale hoogte van de bedragen die de verdachte van de rekening van de VvE heeft afgeschreven en de maandelijkse bedragen die hij niet naar de VvE en aangever [benadeelde 3] heeft overgeschreven bedraagt in totaal 20.417,03 euro. [10]
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat de verdachte in de periode van 18 december 2018 tot en met 1 juli 2019 heeft verduisterd een geldbedrag van 15.662,13 euro, toebehorend aan de VvE van de woningen [adres 4] te Eijsden en een geldbedrag van 4.754,90 euro, toebehorend aan [benadeelde 3] .
Feit 4
[benadeelde 4] heeft namens de VvE [adres 5] (de rechtbank begrijpt dat dit moet zijn ‘VvE [adres 6] ’) te Amsterdam aangifte gedaan van verduistering tegen de verdachte. De verdachte was van 1 juli 2016 tot en met 24 juli 2019 beheerder en bestuurder van de VvE en hij was in die periode de enige gemachtigde van de bankrekening van de VvE. De ondernemingen van de verdachte waren in die periode op diverse adressen gevestigd, waaronder een adres in Maastricht. Over het jaar 2016 heeft de verdachte jaarstukken van de VvE opgesteld, maar niet over de jaren 2017 en 2018. Ondanks meerdere verzoeken daartoe gaf de verdachte geen inzicht in de financiën van de VvE. Achteraf is gebleken dat het gebouw waarin zich de appartementen van de VvE bevinden al jaren niet meer was verzekerd. Verbalisant [naam] heeft aangever verteld dat uit onderzoek is gebleken dat de verdachte stelselmatig grote geldbedragen van de bankrekening van de VvE naar zijn eigen rekening heeft overgemaakt, waarbij stond vermeld dat de bedragen betrekking hadden op (groot) onderhoud. In de periode dat de verdachte bestuurder was van de VvE is echter geen onderhoud verricht. [11]
De politie heeft afschriften van twee bankrekeningen van de verdachte onderzocht. Vanaf de Bankrekening van de VvE [adres 6] is op deze rekeningen een bedrag van in totaal 29.969,09 euro overgeschreven. De verdachte ontving voor zijn werkzaamheden een vergoeding van 1.195,- euro per jaar. De eerste transactie vond plaats op 2 januari 2017 en de laatste op 19 maart 2019. [12] Wanneer van dit bedrag de overeengekomen beheersvergoeding van in totaal 2.390,- euro wordt afgetrokken, resteert een bedrag van 27.579,09 euro, dat zonder goede verklaring naar de bankrekeningen van de verdachte is overgemaakt.
Partiële vrijspraak t.a.v. de feiten 1, 2, 3 en 4
Uit de genoemde bewijsmiddelen volgt niet dat de verdachte de ten laste gelegde feiten in vereniging heeft gepleegd. De rechtbank zal de verdachte daarom in zoverre vrijspreken.
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1
op meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2018 in de gemeente Maastricht, telkens opzettelijk geldbedragen tot een totaal van EURO 67.910,80,
toebehorende aan de Vereniging van Eigenaars gebouw Woningen [adres 2] , welk geld verdachte telkens anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als beheerder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Feit 2
op meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2017 tot en met 19 februari 2019 in de gemeente Maastricht telkens opzettelijk geldbedragen tot een totaal van EURO 40.279,47,
toebehorende aan de Vereniging van Eigenaars [adres 3] , welk geld verdachte telkens anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als beheerder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Feit 3
op meerdere tijdstippen in de periode van 18 december 2018 tot en met 1 juli 2019 in de gemeente Maastricht telkens opzettelijk geld, in totaal 15.662,13 euro toebehorende aan de Vereniging van Eigenaren van de bewoners van de woningen gelegen aan de [adres 4] te Eijsden en 4.754,90 euro toebehorende aan [benadeelde 3] , welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als beheerder van de financiën van voornoemde Vereniging van Eigenaren en van [benadeelde 3] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Feit 4
op meerdere tijdstippen in de periode van 2 januari 2017 tot en met 19 maart 2019 in de gemeente Maastricht, telkens opzettelijk geld, in totaal 27.579,09 euro, toebehorende aan de Vereniging van Eigenaren van de bewoners van de woningen gelegen aan de [adres 6] , welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als beheerder/bestuurder van voornoemde Vereniging van Eigenaren, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
verduistering
Feit 2:
verduistering
Feit 3:
verduistering
Feit 4:
verduistering
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en met een proeftijd van 2 jaren. Een deels voorwaardelijke straf is, gezien de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM, passend en het voorwaardelijke strafdeel dient de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom een (soortgelijk) strafbaar feit te begaan, aldus de officier van justitie.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft als beheerder van diverse Verenigingen van Eigenaren grote sommen geld weggesluisd naar zijn eigen bankrekeningen. Nadat hij het vertrouwen van de leden van deze verenigingen had gewekt hield hij stelselmatig financiële stukken achter, waardoor hij jarenlang zijn gang kon gaan. De verdachte heeft zichzelf zo op slinkse en sluwe wijze verrijkt en daarbij misbruik gemaakt van het vertrouwen van anderen. Daardoor heeft hij enorme financiële schade aangericht van in totaal ongeveer 158.000,- euro, en diverse leden van deze verenigingen blootgesteld aan onaanvaardbare financiële risico’s door gebruikelijke verzekeringen van een betrokken appartementsgebouw op te zeggen.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de omstandigheid dat het handelen van de verdachte veel schade en overlast heeft veroorzaakt voor de leden van de betrokken Verenigingen van Eigenaren en dat hij daar geen enkele verantwoordelijkheid voor heeft genomen. De verdachte heeft namelijk niets willen verklaren over de feiten, is zonder enig bericht naar Spanje geëmigreerd en is niet voor de rechtbank verschenen op de terechtzittingen van 16 maart en 18 mei 2021. De verdachte heeft bovendien, ondanks een veroordeling daartoe in kort geding, tot op de dag van vandaag nog geen cent van de door hem aangerichte schade terugbetaald aan de slachtoffers. Dat rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. Dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit doet daaraan niet af.
Gelet op de ernst van de gepleegde delicten, de hoeveelheid delicten en de hoogte van het schadebedrag, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Voor de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor fraude. Het oriëntatiepunt in geval van een benadelingsbedrag van 125.000,00 euro tot 250.000,00 euro is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen tot twaalf maanden.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een zodanige overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM, dat daaraan rechtsgevolgen moeten worden verbonden. De bewezenverklaarde feiten hebben weliswaar plaatsgevonden vanaf 1 januari 2017, maar de redelijke termijn is pas gaan lopen op
31 maart 2019 toen de verdachte in deze zaak is aangehouden en vervolgens door de politie is verhoord. Dat betekent dat de redelijke termijn op de datum van de uitspraak met twee maanden is overschreden. De rechtbank zal volstaan met de constatering van deze overschrijding, zonder daaraan nadere gevolgen te verbinden. De omstandigheid dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld en inmiddels naar Spanje is geëmigreerd maakt dat de rechtbank geen meerwaarde ziet in een voorwaardelijk strafdeel ter voorkoming van recidive. Wel houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met het onvoorwaardelijk strafdeel van de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden passend en geboden.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] en [benadeelde 8] , [benadeelde 9] , [benadeelde 10] , [benadeelde 11] en [benadeelde 12] , [benadeelde 13] , [benadeelde 14] en [benadeelde 15] , [benadeelde 16] , [benadeelde 17] en [benadeelde 18] en [benadeelde 19] , [benadeelde 20] , [benadeelde 21] en [benadeelde 22] , [benadeelde 23] en [benadeelde 24] , [benadeelde 25] , [benadeelde 26] , [benadeelde 27] , [benadeelde 28] en [benadeelde 29]
De benadeelde partijen [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] en [benadeelde 8] , [benadeelde 9] , [benadeelde 10] , [benadeelde 11] en [benadeelde 12] , [benadeelde 13] , [benadeelde 14] en mevrouw [benadeelde 15] , [benadeelde 16] , [benadeelde 17] en [benadeelde 18] en [benadeelde 19] , [benadeelde 20] , [benadeelde 21] en [benadeelde 22] , [benadeelde 23] en [benadeelde 24] , [benadeelde 25] , [benadeelde 26] , [benadeelde 27] , [benadeelde 28] en [benadeelde 29] vorderen na wijziging van de vordering als leden van de Vereniging van Eigenaars Woningen [adres 7] ter grootte van hun breukdelen in voornoemde vereniging een schadevergoeding van in totaal 83.159,76 euro ter zake van feit 1, bestaande uit materiële schade. De schade per breukdeel bedraagt 98,06 euro.
De benadeelde partijen [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] en [benadeelde 8] , [benadeelde 9] , [benadeelde 10] , [benadeelde 16] , [benadeelde 17] en [benadeelde 18] en [benadeelde 19] , [benadeelde 20] , [benadeelde 21] en [benadeelde 22] , [benadeelde 23] en [benadeelde 24] , [benadeelde 25] en [benadeelde 26] vorderen als eigenaar van 26 breukdelen een bedrag van 2.549,56. De benadeelde partijen [benadeelde 11] en [benadeelde 12] ,
[benadeelde 13] , [benadeelde 14] en [benadeelde 15] , [benadeelde 27] en [benadeelde 28] vorderen als eigenaar van 27 breukdelen een bedrag van 2.647,62. De benadeelde partij [benadeelde 29] vordert tot slot als eigenaar van 401 breukdelen een bedrag van 39.322,06.
Subsidiair vorderen voornoemde benadeelde partijen gezamenlijk als VvE het gehele schadebedrag van 83.159,76 euro.
7.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, omdat het gevorderde bedrag reeds door de civiele rechter in kort geding is toegewezen. De officier van justitie heeft wel oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
7.1.2
Het oordeel van de rechtbank
De ontvankelijkheid van de benadeelde partijen
De rechtbank ziet aanleiding om eerst te beoordelen of de benadeelde partijen ontvankelijk zijn in de door hen ingediende vorderingen tot schadevergoeding. De rechtbank stelt vast dat niet alleen de Vereniging van Eigenaars Woningen [adres 7] , maar ook de benadeelde partijen in persoon schade hebben geleden als direct gevolg van de ten laste van de verdachte onder feit 1 bewezenverklaarde verduistering. De door de VvE geleden schade treft hen immers rechtstreeks in hun aandeel in de VvE (dat van belang is bij de waardebepaling van een appartement) en daarmee in hun vermogen.
Ten aanzien van de veroordeling in kort geding geldt – nog daargelaten dat de benadeelde partijen in persoon bij dit kort geding geen partij waren – dat aan een vonnis in kort geding geen gezag van gewijsde toekomt. Aan beslissingen in kort geding is de (bodem)rechter die later over de zaak oordeelt niet gebonden. Met het ontbreken van gezag van gewijsde bij een kortgedingvonnis is tevens het belang van de benadeelde partijen bij de in de huidige procedure ingebrachte vorderingen gegeven.
Gelet hierop staat het kortgedingvonnis van deze rechtbank d.d. 2 april 2019, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het betalen van een bedrag van 83.156,- euro aan de VvE, niet aan de ontvankelijkheid van de benadeelde partijen in de weg. De benadeelde partijen zijn dan ook ontvankelijk in de door hen ingediende vorderingen.
De inhoudelijke beoordeling van de vorderingen
De rechtbank is van oordeel dat de door de benadeelde partijen gevorderde materiële schade voldoende is onderbouwd en, zoals hiervoor reeds overwogen, heeft te gelden als direct gevolg van de onder feit 1 bewezenverklaarde verduistering. Nu de vorderingen niet zijn betwist en deze de rechtbank evenmin onrechtmatig of ongegrond voorkomen, zal zij de vorderingen toewijzen en vermeerderen met de wettelijke rente.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
7.2
De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 29] , [benadeelde 30] ., [benadeelde 31] , [benadeelde 32] en [benadeelde 33] , [benadeelde 34] en [benadeelde 35] , [benadeelde 36] en [benadeelde 37] , [benadeelde 2] en [benadeelde 38] en [benadeelde 39] en [benadeelde 40]
De benadeelde partijen [benadeelde 29] , [benadeelde 30] ., [benadeelde 31] ,
[benadeelde 32] en mevrouw [benadeelde 33] , [benadeelde 34] en [benadeelde 35] ,
[benadeelde 36] en [benadeelde 37] , [benadeelde 2] en [benadeelde 38] en [benadeelde 39] en [benadeelde 40] vorderen na wijziging van de vordering als leden van de Vereniging van Eigenaars Woningen [adres 3] ter hoogte van hun breukdelen in voornoemde vereniging een schadevergoeding van in totaal 42.245,73 euro ter zake van feit 2, bestaande uit materiële schade. De schade per breukdeel bedraagt 186,10 euro.
De benadeelde partijen [benadeelde 30] ., [benadeelde 32] en [benadeelde 33] en [benadeelde 39] en [benadeelde 40] vorderen als eigenaar van 11 breukdelen een bedrag van 2.047,10. De benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 38] vorderen gezamenlijk als eigenaar van 15 breukdelen een bedrag van 2.791,50 euro. De benadeelde partijen [benadeelde 31] en [benadeelde 34] en [benadeelde 34] vorderen als eigenaren van 16 breukdelen een bedrag van 2.977,60 euro. De benadeelde partijen [benadeelde 36] en [benadeelde 37] vorderen gezamenlijk als eigenaar van 22 breukdelen een bedrag van 4.094,20 euro. Tot slot vordert de benadeelde partij [benadeelde 29] als eigenaar van 125 breukdelen een bedrag van 23.262,50 euro.
Subsidiair vorderen voornoemde benadeelde partijen gezamenlijk als VvE het gehele schadebedrag van 42.245,73 euro.
7.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primaire vorderingen geheel toewijsbaar zijn. De toewijsbare bedragen dienen te worden vermeerderd met de wettelijke rente en de officier van justitie heeft oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
7.2.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is – onder verwijzing naar het onder 7.1.2 overwogene – van oordeel dat de door de benadeelde partijen gevorderde materiële schade een rechtstreeks gevolg is de het onder feit 2 bewezenverklaarde verduistering en voldoende is onderbouwd. Nu de vorderingen niet zijn betwist en deze de rechtbank evenmin onrechtmatig of ongegrond voorkomen, zal zij de vorderingen toewijzen en vermeerderen met de wettelijke rente.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
7.3
De vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 41] , [benadeelde 3] en [benadeelde 42] en [benadeelde 43]
De benadeelde partijen [benadeelde 41] , [benadeelde 3] en [benadeelde 42] en [benadeelde 43] vorderen na wijziging van de vordering als leden van de Vereniging van Eigenaars [adres 4] ter hoogte van hun eigenaarsdeel, dan wel eigenaarsdelen, in voornoemde vereniging een schadevergoeding van in totaal 18.484,13 euro ter zake van feit 3, bestaande uit materiële schade. De vordering bestaat uit de schadeposten ‘door de verdachte verduisterd bedrag’ ad 15.662,13 euro en ‘niet afgedragen maandelijkse bijdrage van ontvangen huur van huisnummer 9’ ad 2.822,- euro. De schade per eigenaarsdeel bedraagt 6.926,75 euro. De benadeelde partij [benadeelde 41] vordert een bedrag van 6.015,52 euro, de benadeelde partijen [benadeelde 3] en [benadeelde 42] vorderen gezamenlijk een bedrag van 8.693,60 euro en de benadeelde partij [benadeelde 43] vordert een bedrag van 3.775.01 euro.
Subsidiair vorderen voornoemde benadeelde partijen gezamenlijk als VvE het gehele schadebedrag van 18.484,13 euro.
7.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primaire vorderingen geheel toewijsbaar zijn. De toewijsbare bedragen dienen te worden vermeerderd met de wettelijke rente en de officier van justitie heeft oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
7.3.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is – onder verwijzing naar het onder 7.1.2 overwogene – van oordeel dat de door de benadeelde partijen gevorderde materiële schade een rechtstreeks gevolg is van de onder feit 3 bewezenverklaarde verduistering en voldoende is onderbouwd. Nu de vorderingen niet zijn betwist en deze de rechtbank evenmin onrechtmatig of ongegrond voorkomen, zal zij de vorderingen toewijzen en vermeerderen met de wettelijke rente.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
7.4
De vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 3] en [benadeelde 42]
[benadeelde 3] en [benadeelde 42] vorderen gezamenlijk als benadeelde partijen een bedrag van 2.296,12 euro ter zake van feit 3, bestaande uit materiële schade. De vordering bestaat uit de schadeposten ‘niet ontvangen huur juni en juli 2019’ ad 1.456,12 euro en ‘niet teruggestorte borg’ ad 840,- euro.
7.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering deels toewijsbaar is. Het bedrag van de schadepost ‘niet ontvangen huur juni en juli 2019’ is toewijsbaar, maar de overige gevorderde schade dient te worden afgewezen. Het toewijsbare bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente en de officier van justitie heeft oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
7.4.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de door de benadeelde partij gevorderde materiële schade een rechtstreeks gevolg is van de onder feit 3 bewezenverklaarde verduistering en voldoende is onderbouwd. Nu de vordering niet is betwist en deze de rechtbank evenmin onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal zij de vordering toewijzen en vermeerderen met de wettelijke rente.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
7.5
De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 44] , [benadeelde 4] , [benadeelde 45] en [benadeelde 46] , [benadeelde 47] en [benadeelde 48] en [benadeelde 49]
De benadeelde partijen [benadeelde 44] , [benadeelde 4] , [benadeelde 45] en [benadeelde 46] ,
[benadeelde 47] en [benadeelde 48] en [benadeelde 49] vorderen als leden van de Vereniging van Eigenaars [adres 6] ter hoogte van hun eigenaarsdeel, dan wel eigenaarsdelen, in voornoemde vereniging een schadevergoeding van in totaal 29.969,09 euro ter zake van feit 4, bestaande uit materiële schade. De schade per eigenaarsdeel bedraagt 4.994,85 euro. De benadeelde partij [benadeelde 44] vordert als eigenaar van twee eigenaarsrechten een bedrag van 9.989,70 en de overige hiervoor genoemde benadeelde partijen vorderen als eigenaar van één eigenaarsdeel een bedrag van 4.994,85 euro.
Subsidiair vorderen voornoemde benadeelde partijen gezamenlijk als VvE het gehele schadebedrag van 29.969,09 euro.
7.5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primaire vorderingen geheel toewijsbaar zijn. De toewijsbare bedragen dienen te worden vermeerderd met de wettelijke rente en de officier van justitie heeft oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
7.5.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is – onder verwijzing naar het onder 7.1.2 overwogene – van oordeel dat de door de benadeelde partijen gevorderde materiële schade een rechtstreeks gevolg is van de onder feit 4 bewezenverklaarde verduistering en voldoende is onderbouwd. Nu de vorderingen niet zijn betwist en deze de rechtbank evenmin onrechtmatig of ongegrond voorkomen, zal zij de vorderingen toewijzen en vermeerderen met de wettelijke rente.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.3 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
-
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen t.a.v. feit 1
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen 2.549,56 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer,
    [benadeelde 5],
    van 2.549,56 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 35 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen 2.549,56 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer,
    [benadeelde 6],
    van 2.549,56 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 35 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
-
wijst de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 7] en [benadeelde 8] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partijen te betalen 2.549,56 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van
31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers,
    [benadeelde 7] en [benadeelde 8],
    van 2.549,56 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 35 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen 2.549,56 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer,
    [benadeelde 9],
    van 2.549,56 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 35 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen 2.549,56 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer,
    [benadeelde 10],
    van 2.549,56 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 35 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 11] en [benadeelde 12] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partijen te betalen 2.647,62 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers,
    [benadeelde 11] en [benadeelde 12],
    van 2.647,62 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 36 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 13] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen 2.647,62 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer,
    [benadeelde 13],
    van 2.647,62 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 36 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
-
wijst de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 14] en mevrouw [benadeelde 15] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partijen te betalen 2.647,62 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van
31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers, [benadeelde 14] en mevrouw [benadeelde 15],
    van 2.647,62 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 36 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 16] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen 2.549,56 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer,
    [benadeelde 16],
    van 2.549,56 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 35 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
-
wijst de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 17] en [benadeelde 18] en [benadeelde 19] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partijen te betalen 2.549,56 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van
31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers,
    [benadeelde 17] en [benadeelde 18] en [benadeelde 19],
    van 2.549,56 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 35 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 20] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen 2.549,56 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer,
    [benadeelde 20],
    van 2.549,56 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 35 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
-
wijst de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 21] en [benadeelde 22] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partijen te betalen 2.549,56 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van
31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers,
    [benadeelde 21] en [benadeelde 22],
    van 2.549,56 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 35 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 23] en [benadeelde 24] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partijen te betalen 2.549,56 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers,
    [benadeelde 23] en [benadeelde 24],
    van 2.549,56 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 35 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 25] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen 2.549,56 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer,
    [benadeelde 25],
    van 2.549,56 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 35 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 26] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen 2.549,56 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer,
    [benadeelde 26],
    van 2.549,56 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 35 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 27] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen 2.647,62 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde 27],
    van 2.647,62 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 36 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 28] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen 2.647,62 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde 28],
    van 2.647,62 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 36 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 29] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen 39.322,06 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer,
    [benadeelde 29],
    van 39.322,06 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 231 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 31 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan een van de verplichtingen tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan een benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen t.a.v. feit 2
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 30] . toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen 2.047,10 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 19 februari 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer,
    [benadeelde 30] .,
    van 2.047,10 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 30 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 19 februari 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 31] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen 2.977,60 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 19 februari 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer,
    [benadeelde 31],
    van 2.977,60 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 39 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 19 februari 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 32] en mevrouw [benadeelde 33] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partijen te betalen 2.047,10 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 19 februari 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers,
    [benadeelde 32] en mevrouw [benadeelde 33] , van 2.047,10 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 30 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 19 februari 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 34] en [benadeelde 35] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partijen te betalen 2.977,60 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 19 februari 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers,
    [benadeelde 34] en [benadeelde 35],
    van 2.977,60 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 39 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 19 februari 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 36] en [benadeelde 37] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partijen te betalen 4.094,20 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 19 februari 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers,
    [benadeelde 36] en [benadeelde 37],
    van 4.094,20 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 50 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 19 februari 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 38] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partijen te betalen 2.791,50 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 19 februari 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers,
    [benadeelde 2] en [benadeelde 38],
    van 2.791,50 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 37 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 19 februari 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 39] en [benadeelde 40] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partijen te betalen 2.047,10 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 19 februari 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers,
    [benadeelde 39] en [benadeelde 40] , van 2.047,10 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 30 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 19 februari 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 29] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen 23.262,50 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 19 februari 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer,
    [benadeelde 29] , van 23.262,50 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 151 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 19 februari 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan een van de verplichtingen tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan een benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen t.a.v. feit 3
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 41] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen 6.015,52 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 1 juli 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer,
    [benadeelde 41],
    van 6.015,52 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 65 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 1 juli 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 3] en [benadeelde 42] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partijen te betalen 10.989,72 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 1 juli 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers,
    [benadeelde 3] en [benadeelde 42],
    van 10.989,72 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 89 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 1 juli 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 43] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen 3.775,01 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 1 juli 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer,
    [benadeelde 43],
    van 3.775,01 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 47 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 1 juli 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan een van de verplichtingen tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan een benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen t.a.v. feit 4
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 44] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen 9.989,70 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 19 maart 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer,
    [benadeelde 44],
    van 9.989,70 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 84 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 19 maart 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen 4.994,85 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 19 maart 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer,
    [benadeelde 4],
    van 4.994,85 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 59 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 19 maart 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 45] en [benadeelde 46] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partijen te betalen 4.994,85 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 19 maart 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers,
    [benadeelde 45] en [benadeelde 46],
    van 4.994,85 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 59 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 19 maart 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 47] en [benadeelde 48] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partijen te betalen 4.994,85 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 19 maart 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers,
    [benadeelde 47] en [benadeelde 48],
    van 4.994,85 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 59 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 19 maart 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 49] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen 4.994,85 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 19 maart 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer,
    [benadeelde 49],
    van 4.994,85 euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 59 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 19 maart 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan een van de verplichtingen tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan een benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Beije, voorzitter, mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe en
mr. drs. E.C.M. Hurkens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Hoelbeek, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 juni 2021.
Buiten staat
Mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging, ten laste gelegd dat
1.
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot
en met 31 december 2018 in de gemeente Maastricht
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,telkens ,opzettelijk
(een) geldbedrag(en) tot een totaal van EURO 67.910,80, in elk geval telkens
een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan de Vereniging van
eigenaars gebouw [adres 8]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, en welk geld verdachte telkens anders dan door misdrijf onder zich
had, te weten als bestuurder/beheerder, telkens wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend;
2.
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot
en met 19 februari 2019 in de gemeente Maastricht
telkens opzettelijk (een) geldbedrag(en) tot een totaal van EURO 40.279,47, in
elk geval telkens een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan
Vereniging van eigenaars gebouw " [adres 9]
", in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, en welk geld verdachte telkens anders dan door misdrijf onder zich
had, te weten als belangenbehartiger/beheerder/bestuurder, telkens
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 december 2018
tot en met 1 juli 2019 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland,
(telkens) opzettelijk geld, totaal (ongeveer) 20.417,02 euro, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Vereniging van Eigenaren van
de bewoners van de woningen gelegen aan de [adres 4] te Eijsden en/of aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als beheerder van de
financiën van voornoemde Vereniging van Eigenaren en/of aan [benadeelde 3] ,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;(aangifte 2019113122, Pagina 13)
4.
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 januari 2017 tot
en met 19 maart 2019 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland,
(telkens) opzettelijk geld, totaal (ongeveer) 29.969,09 euro, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Vereniging van Eigenaren van
de bewoners van de woningen gelegen aan de [adres 6] h, 54 2,
54 3, 54 4, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten
als beheerder/bestuurder van voornoemde Vereniging van Eigenaren,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;(aangifte 2019182234, Pagina 25)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, district Zuid-West-Limburg, basisteam Maastricht, registratienummer PL2300-2019072865 Z, gesloten d.d. 12 mei 2019 en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 308.
2.Proces-verbaal aangifte verduistering d.d. 8 maart 2019, pagina 1, in onderlinge samenhang bezien met het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 april 019, pagina 49, en het schriftelijk bescheid, zijnde een uittreksel van de Kamer van Koophandel d.d. 1 april 2019, pagina 53.
3.Proces-verbaal aangifte verduistering d.d. 8 maart 2019, pagina’s 1 en 2.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 april 2019, pagina 10.
5.Proces-verbaal aangifte verduistering d.d. 1 april 2019, pagina’s 259 en 260.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 april 2019, pagina 11.
7.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, district Zuid-West-Limburg, basisteam Maastricht, registratienummer PL2300-2019143659 Z, gesloten d.d. 11 september 2019 en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 224.
8.Proces-verbaal van aangifte verduistering d.d. 19 juli 2019, pagina’s 13 en 14.
9.Proces-verbaal van aangifte verduistering d.d. 19 juli 2019, pagina 14.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 september 2019, pagina’s 9 en 10.
11.Proces-verbaal aangifte verduistering d.d. 1 augustus 2019, pagina’s 26 tot en met 31.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 september 2019, pagina’s 11 en 12.