Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
HET WERKVOORZIENINGSCHAP OOSTELIJK ZUID LIMBURG,
1.De procedure
- het exploot van dagvaarding van 3 mei 2021 met 21 producties,
- de conclusie van antwoord met 26 producties,
- de mondelinge behandeling ter zitting van 17 mei 2021,
- de door [eiser] overgelegde pleitaantekeningen.
2.De feiten
3.Het geschil
- een bedrag van € 1.521,45 aan achterstallig nettosalaris per maand per 1, althans per 9 maart 2021, inclusief de daarop van toepassing zijnde wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW vanaf de dag van verzuim, zijnde de tweede dag van iedere maand tot aan de dag van volledige voldoening,
- een bedrag van € 1.521,45 aan achterstallig nettosalaris per maand vanaf 1 april 2021 inclusief de daarop van toepassing zijnde wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW vanaf de dag van verzuim, zijnde de tweede dag van iedere maand daaropvolgend tot aan de dag van volledige voldoening,
totaalregeling, waarmee het geschil in zijn geheel geregeld zou zijn. De regeling zag vooral op de inhouding van een deel van het loon, maar niet tevens op de punten uit het verleden.