ECLI:NL:RBLIM:2021:4291

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 mei 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
9114286 AZ VERZ 21-41
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en rechtsgeldigheid van de opzegging in het arbeidsrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 20 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, GMH PRODUCTS B.V. (hierna: AKAB). De werknemer had op 18 februari 2021 zijn werk verlaten en zich ziek gemeld wegens een burn-out. AKAB heeft de arbeidsovereenkomst op 11 maart 2021 op staande voet opgezegd, met als reden veronderstelde werkweigering. De werknemer heeft hiertegen geprotesteerd en verzocht om vernietiging van de opzegging.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de opzegging niet rechtsgeldig was. De reden voor de opzegging, werkweigering, was niet terecht, aangezien de werknemer zich ziek had gemeld en de ziekmelding als legitiem werd beschouwd. Bovendien was de opzegging niet onverwijld gedaan, aangezien er een aanzienlijke tijd was verstreken tussen het voorval en de opzegging. De rechtbank heeft de opzegging vernietigd en AKAB veroordeeld om de werknemer toe te laten tot de werkvloer zodra hij in staat is om zijn werk te verrichten. Tevens is AKAB verplicht om het loon van de werknemer door te betalen vanaf 1 mei 2021 tot het einde van de arbeidsovereenkomst, met inachtneming van wettelijke rente en verhogingen.

De rechtbank heeft verder bepaald dat AKAB ook loonspecificaties moet verstrekken en heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met ontslagprocedures en de vereisten voor een rechtsgeldige opzegging op staande voet.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9114286 AZ VERZ 21-41
Beschikking van 20 mei 2021
in de zaak van
[verzoeker]
wonend aan het adres [adres] [woonplaats]
verzoekende partij
gemachtigde mr. E.G.W. Hendriks, advocaat in Kerkrade
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GMH PRODUCTS B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend aan Koumen 58 (6433 KD) Hoensbroek, gemeente Heerlen
verwerende partij
Partijen worden hierna [verzoeker] respectievelijk AKAB genoemd
(AKAB is een van de handelsnamen van GMH).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 24 maart 2021 met bijlagen A en 1 t/m 7;
  • het verweerschrift van 28 april 2021 met bijlagen 1 t/m 15;
  • de bij e-mail van 6 mei 2021 namens [verzoeker] ingebrachte bijlagen 8 t/m 11;
  • de mondelinge behandeling op 12 mei 2021 en de daarvan gemaakte zittingsaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is uitspraak bepaald voor vandaag.

2.De feiten

2.1.
AKAB exploiteert een onderneming die zich richt op de vervaardiging van producten van hout, kurk en riet. AKAB heeft vijf werknemers in dienst die werkzaam zijn in de directe productie. [naam bv] is de enig aandeelhouder. [naam directeur] treedt op als directeur van AKAB en is samen met [naam leidinggevende] leidinggevende van [verzoeker] .
2.2.
[verzoeker] is sedert 4 september 2017 werkzaam voor AKAB in de functie van algemeen medewerker houtbewerking, aanvankelijk via een uitzendbureau, maar met ingang van 2 juli 2018 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur met AKAB. De overeengekomen arbeidsduur bedraagt 40 uur en het brutoloon is € 2.239,- per maand exclusief 8% vakantiebijslag en overige emolumenten.
2.3.
[verzoeker] is in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 2 maart 2021 begeleid door een jobcoach. Dit traject is door [verzoeker] voortijdig beëindigd.
2.4.
AKAB heeft [verzoeker] bij brief van 28 januari 2021 een officiële waarschuwing gegeven wegens regelmatig te hard rijden met de heftruck in de bedrijfsruimte, mede als gevolg waarvan [verzoeker] op 26 januari 2021 de heftruck tegen een stalen paal heeft laten botsen. [verzoeker] heeft deze waarschuwingsbrief voor ontvangst getekend.
2.5.
Op 18 februari 2021 is [verzoeker] in de loop van de werkdag onverrichter zake naar huis vertrokken. Hij heeft die dag het volgende WhatsAppbericht aan [naam leidinggevende] gestuurd.

Aangezien ik mij nog niet eens telefonisch kan ziekmelden .... doe ik het nog eens via een appje. ik ben toen ik naar huis ben gegaan meteen naar de dokter gegaan en deze heeft mij geadviseerd mij ziek te melden omdat ik een burn out heb…dus bij deze meld ik me ziek en verder hoor je wel Van mij….gr [verzoeker] ”
2.6.
[verzoeker] is op 8 maart 2021 op het spreekuur van de bedrijfsarts geweest. Deze heeft als volgt gerapporteerd:

Er is sprake van ziekte waarbij arbeidsgerelateerde aspecten ook een rol spelen. Ik adviseer u om hierover met elkaar in gesprek te gaan en te overwegen om hierbij een onafhankelijke derde (van SAL) bij het gesprek te betrekken.
Momenteel is focus eerst nog volledig op herstel en niet arbeidzame doelen. Er zijn nog geen re-integratiemogelijkheden, omdat betrokkene nog teveel in de crisisfase is.”
2.7.
AKAB heeft [verzoeker] bij brief van 11 maart 2021 op staande voet ontslagen (de arbeidsovereenkomst onverwijlds opgezegd) onder vermelding van de volgende redenen:
“Naar aanleiding van het voorval d.d. 18 februari 2021 waar u het werk weigerde af te maken c/q stopte met werken en op eigen initiatief de werkplek heeft verlaten. Dit zonder uitleg alleen zeggende “ik ga naar huis, stop ermee”. U heeft uw persoonlijke bezittingen uit uw locker gepakt en bent zonder nog een woord te spreken vertrokken.
Op basis hiervan en na reeds eerdere en meerdere officiële waarschuwingen, gesprekken, coaching traject en handreikingen van onze kant is er een zodanig verstoorde arbeidsrelatie ontstaan dat het ontbinden van uw arbeidsovereenkomst per direct van toepassing is.
Ontbindingsdatum is 17-03-2021.”
2.8.
Mr. Hendriks heeft namens [verzoeker] bij brief van 16 maart 2021 geprotesteerd tegen deze opzegging. AKAB heeft daarop bij brief van 22 maart 2021 gereageerd en geweigerd om van haar beslissing terug te komen. Wel heeft AKAB het loon van [verzoeker] tot en met april 2021 doorbetaald.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter te bepalen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, dat de door AKAB gedane opzegging nietig is / vernietigd wordt en deswege AKAB te veroordelen:
tot wedertewerkstelling dan wel re-integratie van [verzoeker] op straffe van een door AKAB bij nalatigheid te verbeuren dwangsom van € 500,- per dag(deel);
tot doorbetaling van het loon aan [verzoeker] met ingang van 11 maart 2021 tot het einde van de arbeidsovereenkomst;
tot betaling van de wettelijke rente over de dwangsom en het loon vanaf het moment van opeisbaarheid;
tot verstrekking van loonspecificaties aan [verzoeker] op straffe van een door AKAB te verbeuren dwangsom van € 100,- per dag(deel) met een maximum van € 10.000,-;
tot betaling van de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW van 50% over het loon;
tot betaling van de buitengerechtelijke kosten overeenkomstig de staffel WIK;
tot betaling van de wettelijke rente over de onder a tot en met d genoemde kosten (vergoedingen) vanaf het moment van opeisbaarheid tot dat van volledige betaling;
tot betaling van de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
een tijdstip dat veertien dagen na het wijzen van een beschikking ligt.
3.2.
[verzoeker] heeft tevens voor de duur van deze procedure een incidenteel verzoek ex art. 223 Rv gedaan met soortgelijke claims als in de hoofdzaak.
3.3.
[verzoeker] heeft de aanwezigheid van een dringende reden ten stelligste bestreden. [verzoeker] heeft burn-outklachten. Wegens daardoor veroorzaakte arbeidsongeschiktheid is hij op 18 februari 2021 van het werk vertrokken en heeft hij zich ziek gemeld. Een objectieve dringende reden kon dit niet opleveren en van werkweigering was geen sprake. Verder heeft [verzoeker] betwist dat de opzegging onverwijld gedaan is en ook dat de daarvoor gehanteerde reden onverwijld aan hem medegedeeld is.
3.4.
Het verweer van AKAB strekt tot afwijzing van de verzoeken van [verzoeker] .
AKAB stelt dat [verzoeker] zich weliswaar (naar behoren) ingezet heeft voor het werk waarvoor hij aangenomen was, maar dat hij constante begeleiding nodig had. Begeleiding door een coach bracht geen verbetering. AKAB verwijst naar diverse eerdere (voor haar lastige) voorvallen, waarbij [verzoeker] in woede uitgebarsten is. Door het onbesuisd besturen van de heftruck heeft [verzoeker] zichzelf en anderen meermaals in gevaar gebracht. Uiteindelijk heeft het gedrag van [verzoeker] geleid tot een officiële waarschuwing en een verstoring van de arbeidsverhouding. AKAB typeert haar werknemer als ‘ongeleid projectiel’ en te lastig om in haar dienst te handhaven, in weerwil van alle waardering die zij zegt voor hem te hebben.

4.De beoordeling

Het ontslag op staande voet / de onverwijlde opzegging

4.1.
In art. 7:677 lid 1 BW is bepaald dat ieder van de partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst op grond van een dringende reden onverwijld op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Een dergelijke wijze van opzeggen wordt ook wel een ontslag op staande voet genoemd. Wil een ontslag op staande voet rechtsgeldig zijn, dan dient een zowel objectief als subjectief gerechtvaardigde dringende reden aanwezig te zijn, moet de arbeidsovereenkomst met directe ingang en op of omstreeks het moment waarop die reden zich voordoet, opgezegd te zijn en dient de (volgens de werkgever) dringende reden tevens onverwijld en onverkort aan de werknemer voorgehouden (medegedeeld) te zijn. Verder is bij de beoordeling van de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet van belang dat dit het zwaarste middel is in het arbeidsrecht, een laatste remedie, pas te hanteren wanneer een lichtere maatregel niet toereikend zou zijn. Bij de beslissing op de vraag of met een lichtere sanctie volstaan had kunnen worden, is het aan de rechter om alle relevante omstandigheden, in het bijzonder ook aan de kant van de werknemer, mee te wegen.
4.2.
De bij brief van 11 maart 2021 gedane opzegging kan in het licht van deze criteria absoluut geen stand houden. De door werkgeefster genoemde reden - veronderstelde werkweigering - ziet immers op een voorval van 18 februari 2021. Nog afgezien van het feit dat de gehanteerde reden zich niet verdraagt met de werkelijkheid (afmelding wegens overspanning en/of arbeidsongeschiktheid), is de opzegging verre van ‘onverwijld’ en hetzelfde geldt voor de mededeling van de ontslagreden aan de werknemer [verzoeker] . Als klap op de vuurpijl is ook nog eens opgezegd (AKAB heeft het over ‘ontbinden’) per 17 maart 2021, een flink aantal dagen na de datering van de ontslagbrief, en heeft AKAB in de praktijk loon doorbetaald tot en met 30 april 2021. Met dit laatste heeft AKAB gehandeld alsof volgens haar de arbeidsovereenkomst pas per 1 mei 2021 eindigde. Alleen al hierom houdt het gegeven ontslag geen stand en bestaat de arbeidsovereenkomst op dit moment onverkort verder, zij het dat partijen te maken hebben met een situatie van re-integratie van de vooralsnog arbeidsongeschikte werknemer en een uiterst gespannen onderlinge verhouding.
4.3.
Zoals reeds hiervoor aangestipt is, had AKAB in redelijkheid ook geen dringend (wettelijk toelaatbaar) motief voor opzegging: haar beroep op werkweigering strandt op het feit dat de ziekmelding van [verzoeker] vooralsnog als legitiem aan te merken valt in het licht van de duidelijke visie van de bedrijfsarts. Er waren bij diens onderzoek op 8 maart 2021 (nog) geen benutbare arbeidsmogelijkheden bij de eigen werkgever of elders. Al hetgeen AKAB verder in haar verweerschrift naar voren gebracht heeft, is niet of niet voldoende kenbaar aan de opzegging ten grondslag gelegd en kan het ontslag dus evenmin dragen.
4.4.
De brief van 11 maart 2021 is als gezegd verwarrend waar het de beoogde beëindigingsdatum betreft, nu daarin 17 maart 2021 als ‘ontbindingsdatum’ genoemd wordt. Niet alleen is dit strijdig met het (beoogde) rechtsgevolg van een ontslag op staande voet, maar ook vindt een ontbinding op verzoek van de werkgever op grond van art. 7:671b lid 1 BW plaats
door de rechteren is het niet de werkgever die ‘ontbindt’. AKAB heeft zelfs niet gehandeld overeenkomstig het eigen eerdere voornemen van 11 maart 2021 door nog het loon tot en met april 2021 door te betalen, daarmee zelf min of meer toegevend te impulsief gehandeld te hebben. Zij dient daar nu voor te boeten door alsnog, door de rechter gedwongen, met [verzoeker] tot een passende oplossing te zien te komen.
4.5.
De conclusie moet na vernietiging van de opzegging zijn dat de sedert 11 maart 2021 een ook na 30 april 2021 nog steeds bestaande arbeidsovereenkomst vooralsnog partijen tot elkaar en dus tot overleg en samenwerking veroordeelt.
Wedertewerkstelling en recht op loon
4.6.
Omdat de arbeidsovereenkomst voortduurt, is AKAB gehouden [verzoeker] in beginsel toe te laten tot de werkplek, zodra hij in staat is de eigen (aangepaste) arbeid te verrichten, dan wel anderszins [verzoeker] in de gelegenheid te stellen (eventueel elders) te re-integreren. Het verzoek onder a. zal dan ook in zoverre worden toegewezen. [verzoeker] heeft verzocht om AKAB bij niet- nakoming te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 500,- per dag(deel). Dit verzoek zal worden toegewezen, zij het dat daar een maximum van € 10.000,- aan verbonden wordt. Het verzoek onder b. tot doorbetaling van loon wordt toegewezen met ingang van 1 mei 2021 tot het einde van de arbeidsovereenkomst, op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 100,- per dag(deel) met een maximum van € 5.000,-.
Wettelijke rente & wettelijke verhoging
4.7.
Het verzoek tot toekenning van wettelijke rente over de dwangsommen en het loon wordt toegewezen vanaf de dag van opeisbaarheid van ieder afzonderlijk dwangsombedrag tot het tijdstip van volledige voldoening. De wettelijke verhoging over het loon zal met inachtneming van het bepaalde in art. 7:625 BW toegewezen worden.
Buitengerechtelijke kosten
4.8.
AKAB zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 40,- aan buitengerechtelijke kosten.
Voorlopige voorziening
4.9.
Omdat terstond en definitief in de hoofdzaak beslist wordt, heeft [verzoeker] geen belang meer bij de verzochte voorlopige voorziening. Deze blijft verder buiten behandeling.
Proceskosten
4.10.
AKAB zal worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Deze worden begroot op € 747,- aan salaris gemachtigde en € 85,- griffierecht. De rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze beschikking.
Hoe verder?
4.11.
Zoals onder 4.5 overwogen is, zullen partijen met elkaar verder moeten en een weg zien te vinden uit deze impasse. Leidend bij de weg uit de impasse is het advies van de bedrijfsarts van 8 maart 2021. Daaruit volgt dat [verzoeker] vooralsnog arbeidsongeschikt is. Het arbeidsconflict speelt daarbij
ookeen rol. Met andere woorden: [verzoeker] is ziek wegens niet aan het werk gerelateerde oorzaken, maar ook door het conflict. De emoties over en weer vertroebelen de blik op een oplossing en daarmee ook het herstel van [verzoeker] . Geen van de partijen heeft daar baat bij. De bedrijfsarts adviseert daarom een gesprek onder begeleiding van een onafhankelijke derde. Op het moment dat er re-integratiemogelijkheden zijn, is de re-integratie ingevolge art. 7:658a lid 1 BW allereerst gericht op de eigen arbeid. Indien dit om enigerlei reden niet lukt, zal de re-integratie gericht dienen te zijn op voor de werknemer passende arbeid bij de eigen werkgever of zelfs passende arbeid bij een andere werkgever. Als partijen het er in overleg met bedrijfsarts en UWV over eens worden dat terugkeer naar AKAB voor [verzoeker] niet meer mogelijk is, zullen zij er goed aan doen de re-integratie inspanningen te richten op een functie elders voor [verzoeker] .
De periode van arbeidsongeschiktheid zal daarvoor optimaal benut moeten worden. In dat verband wijst de kantonrechter ten overvloede op de mogelijkheden die partijen over en weer hebben om de re-integratie inspanningen door het UWV te laten toetsen door middel van een deskundig oordeel (op medisch en arbeidskundig vlak).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
vernietigt de opzegging zijdens AKAB als aangezegd bij brief d.d. 11 maart 2021;
5.2.
veroordeelt AKAB om [verzoeker] toe te laten tot de werkvloer om de eigen (aangepaste) arbeid te verrichten, zodra hij daartoe in staat is, dan wel voor zover toelating tot de werkvloer voor de re-integratie nodig is, in verband waarmee AKAB, bij weigering van medewerking, een dwangsom verbeurt van € 500,- per dag(deel) met een maximum van € 10.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid van ieder afzonderlijk bedrag aan dwangsom tot het tijdstip van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt AKAB tot betaling van het loon van € 2.239,- bruto per maand, te vermeerderen met vakantiebijslag en andere emolumenten, met ingang van 1 mei 2021 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst geëindigd zal zijn, te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging bij nalatigheid in de betaling;
5.4.
veroordeelt AKAB tot verstrekking aan [verzoeker] van loonspecificaties met ingang van de maand mei 2021, onder bepaling dat AKAB bij weigering deze te verstrekken een dwangsom verbeurt van € 500,- per dag(deel) met een maximum van € 5.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid van ieder afzonderlijk bedrag aan dwangsom tot het tijdstip van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt AKAB tot betaling van € 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.6.
veroordeelt AKAB tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [verzoeker] tot op heden vastgesteld op € 832,-, nog te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze beschikking;
5.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.W.M.A. Staal en is in het openbaar uitgesproken.
BM